Home

Rechtbank Breda, 04-10-2011, BU4975, 11/1614

Rechtbank Breda, 04-10-2011, BU4975, 11/1614

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
4 oktober 2011
Datum publicatie
18 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4975
Zaaknummer
11/1614

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is aspirant-registerloods. Per maart 2003 heeft hij een leerovereenkomst gesloten voor de opleiding tot registerloods. Na het voltooien van deze opleiding is belanghebbende op 1 april 2004 toegetreden tot niet-beherend vennoot van een maatschap van registerloodsen. In januari 2004 is belanghebbende verhuisd naar Vlissingen. Belanghebbende wenst de verhuiskosten in mindering te brengen op zijn inkomen uit werk en woning. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen verhuiskosten alleen in aftrek worden gebracht als sprake is van ondernemingskosten. Het enkel volgen van de opleiding kan niet worden gezien als het uitoefenen van een onderneming. Ook de benoeming in maart 2003 tot toekomstig niet-beherend vennoot leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot het ontstaan van een onderneming. Tot slot kan de verhuizing niet worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling voor het tot stand komen van een onderneming. Daarvoor bestaat onvoldoende direct verband tussen de verhuizing en de toekomstige onderneming. De verhuiskosten kunnen niet in aftrek worden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/1614

Uitspraakdatum: 4 oktober 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 3 september 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.573 (aanslagnummer [nummer]H.46).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011 te Middelburg.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan Accountants- en Adviesgroep Rijkse te Middelburg, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft als aspirant registerloods op 1 maart 2003 een leerovereenkomst gesloten met de Regionale Loodsencorporatie Scheldemonden (hierna: RLC) en Stichting opleiding en deskundigheidsbevordering registerloodsen (hierna: Strodel). Belanghebbende ontving gedurende de opleiding een maandelijkse vergoeding alsmede een vakantietoeslag van 8%. Daarnaast had belanghebbende volgens de leerovereenkomst recht op een pensioenregeling en vakantiedagen.

2.2.Op 16 januari 2004 is belanghebbende verhuisd naar Vlissingen. Nadat belanghebbende zijn opleiding tot registerloods heeft afgerond, is hij op 1 april 2004 als niet-beherend vennoot toegetreden tot een maatschap van registerloodsen, de [maatschap] (hierna: [de maatschap]). Tussen partijen is niet in geschil dat niet-beherend vennoten van [de maatschap] ondernemer zijn in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001.

2.3.In zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 heeft belanghebbende een bedrag van € 7.435 aan verhuiskosten in mindering gebracht. Volgens belanghebbende betreffen dit ondernemingskosten. De inspecteur heeft deze aftrek niet toegelaten en heeft dit standpunt bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.4.In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van de verhuiskosten. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten alleen aftrekbaar zijn indien zij kunnen worden aangemerkt als kosten van onderneming. Belanghebbende stelt dat de verhuizing een voorbereidingshandeling is voor het ondernemerschap als registerloods.

2.5.Naar het oordeel van de rechtbank leidt het enkele feit dat belanghebbende de opleiding tot registerloods volgde niet tot de conclusie dat tijdens die opleiding sprake was van een onderneming. Belanghebbende liep in die periode geen risico en ook kan niet worden gezegd dat sprake was van een organisatie van kapitaal en arbeid waarmee werd deelgenomen aan het economische verkeer. Gelet op de inhoud van de leerovereenkomst was tijdens het volgen van het leertraject sprake van een dienstbetrekking tussen RLC/Strodel en belanghebbende.

2.6.De maatschapovereenkomst van [de maatschap], die behoort tot de stukken van het geding, biedt aspirant-registerloodsen de mogelijkheid om tijdens het leertraject als toekomstig niet-beherend vennoot toe te treden tot de maatschap. De aspirant-registerloods dient zich volgens artikel 6 van de overeenkomst te verplichten om, zodra hij niet-beherend vennoot is, een bedrag aan kapitaal te storten in de maatschap alsmede aandelen te verwerven in onder andere het kapitaal van de beherend vennoot. Belanghebbende stelt dat hij na de selectie in februari 2003 is benoemd tot toekomstig niet-beherend vennoot en dat de positie van toekomstig niet-beherend vennoot moet worden gezien als een aanloopfase naar beherend vennoot. Naar de rechtbank verstaat, bedoelt belanghebbende met deze stelling dat hij reeds als toekomstig niet-beherend vennoot een onderneming dreef.

2.7.Naar het oordeel van de rechtbank leidt de benoeming tot toekomstig niet-beherend vennoot niet tot het ontstaan van een onderneming. Door toetreding als toekomstig niet-beherend vennoot is belanghebbende immers nog geen medegerechtigde geworden tot het ondernemingsvermogen van de maatschap.

2.8.Het enkele feit dat de verhuizing naar Vlissingen voor belanghebbende de mogelijkheid schiep om na toetreding als volwaardig niet-beherend vennoot in [de maatschap] zijn onderneming aldaar te gaan drijven, is niet voldoende om die verhuizing aan te merken als voorbereidingshandeling voor het tot stand komen van die onderneming. Ten tijde van de verhuizing stond immers nog niet vast dat belanghebbende als volwaardig vennoot zou toetreden. Daarvoor was vereist dat de opleiding met goed gevolg zou zijn afgerond en dat belanghebbende van aspirant-registerloods zou zijn bevorderd tot registerloods als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Loodsenwet. Daarvan was ten tijde van de verhuizing nog geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende direct verband is tussen de verhuizing en de toekomstige onderneming.

2.9.Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van kosten van de (toekomstige) onderneming. Voor aftrek van kosten is in dat geval geen ruimte.

2.10.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.11.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2011 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van

mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 13 oktober 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch behandelt het hoger beroep namens het gerechtshof te ‘s-Gravenhage.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.