Home

Rechtbank Breda, 15-09-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BX5194 ECLI:NL:RBBRE:2011:4235 BU5464, 11/2343

Rechtbank Breda, 15-09-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BX5194 ECLI:NL:RBBRE:2011:4235 BU5464, 11/2343

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
15 september 2011
Datum publicatie
23 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU5464
Zaaknummer
11/2343

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. De rechtbank komt op grond van de verhuurbemiddelingsovereenkomst die belanghebbende heeft afgesloten met de plaatselijke VVV tot de conclusie dat belanghebbende zijn vakantiewoning kan gebruiken wanneer hij wil. De dagen waarop de vakantiewoning niet was verhuurd, moeten daarom aangemerkt worden als dagen waarop de vakantiewoning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar is gehouden (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, LJN AA1657).

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/2343

Uitspraakdatum: 15 september 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duivenland,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 16 maart 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde definitieve aanslag forensenbelasting (aanslagnummer: [nummer]) .

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2011 te Bergen op Zoom.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende is eigenaar van een vakantiewoning, gelegen aan [adres] te [plaats] (hierna: de vakantiewoning), gemeente Schouwen-Duivenland (hierna: de gemeente). Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar niet zijn hoofdverblijf in de gemeente.

2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in het onderhavig jaar gedurende circa drie weken de vakantiewoning zelf heeft gebruikt. In 2009 heeft belanghebbende de vakantiewoning tevens verhuurd aan derden. Voor de verhuur van de vakantiewoning heeft belanghebbende een bemiddelingsovereenkomst afgesloten met de verhuurorganisatie “[de VVV]” (hierna: de VVV). Daarnaast heeft belanghebbende de vakantiewoning in 2009 ook zelf, derhalve zonder tussenkomst van de VVV, verhuurd aan derden.

2.3. De relevante bepalingen in de verhuurbemiddelingsovereenkomst luiden, voor zover van belang, als volgt:

“2.2. Door ondertekening van deze overeenkomst geeft de eigenaar opdracht aan de VVV, die bij medeondertekening verklaart deze opdracht te aanvaarden, om op eigen naam en voor rekening en risico van de eigenaar het object te verhuren aan derden, de huurpenningen te innen en reclame voor het object te maken. Alvorens tot verhuur over te gaan, zal de VVV bij de eigenaar informeren of het object voor verhuur beschikbaar is.

(…)

7.1. De eigenaar dient het object gedurende de perioden dat het object is verhuurd met bemiddeling van de VVV, ter beschikking van de VVV te stellen. Gebruik ten eigen nutte van het object gedurende deze perioden is zonder enige beperking uitgesloten. (…)

7.5. De eigenaar dient de VVV onmiddellijk in kennis te stellen van iedere niet-beschikbaarheid of van iedere verandering in de service en/of faciliteiten van het object verbouwings-/of herstelwerkzaamheden of anderszins, en die nadelig zijn voor de huurder. Dit heeft speciaal betrekking op, maar beperkt zich niet tot, de gezondheid, veiligheid en zekerheid van de huurder, het (tijdelijk) niet ter beschikking zijn van belangrijke faciliteiten, zoals het zwembad en overlast van bouwlawaai in of dichtbij het object. Op het moment dat de overeenkomst wordt opgemaakt of daarna zal de eigenaar op generlei wijze informatie achterhouden voor de VVV, die van negatieve invloed kan zijn op het verblijf van de huurders. (…)”

2.4. Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd.

2.5. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Artikel 2, eerste lid van de Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting Schouwen-Duivenland 2009 (hierna: de Verordening) luidt: "Onder de naam "forensenbelasting" wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden."

2.6. Volgens vaste rechtspraak (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, LJN AA1657) moet worden aangenomen dat indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.

2.7. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de dagen waarop de vakantiewoning niet was verhuurd, moeten worden aangemerkt als dagen waarop de vakantiewoning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar is gehouden. Belanghebbende stelt dat dit niet het geval is en verwijst hiervoor naar de bemiddelingsovereenkomst.

2.8. Belanghebbende heeft gesteld dat hij aan de VVV moet melden als de vakantiewoning niet beschikbaar is voor derden. Indien hij dit niet doet kan hij geen gebruik maken van de vakantiewoning. Belanghebbende leidt dit af uit artikel 7.5 van de bemiddelingsovereenkomst. De rechtbank kan belanghebbende echter niet volgen in zijn stelling. De lezing van belanghebbende is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het bepaalde in artikel 2.2 en 7.1 van de overeenkomst. Uit deze bepalingen blijkt dat de vakantiewoning beschikbaar is voor belanghebbende (voor eigen gebruik en eigen verhuur) behoudens de periodes van verhuur door de VVV. De rechtbank leidt uit artikel 7.5 af dat de zinsnede met betrekking tot de niet beschikbaarheid ziet op de niet beschikbaarheid van de service en/of faciliteiten van het object en niet op de niet-beschikbaarheid van het object zelf. Voorts laat belanghebbendes lezing van artikel 7.5 onverlet dat hij in dat geval ook op ieder moment kan beschikken over de vakantiewoning en dat eigen gebruik dus niet is uitgesloten. Mits hij dit maar van te voren aangeeft. Een verdere beperking geldt hier niet. Dit zou anders kunnen zijn indien belanghebbende verplicht aan het begin van het jaar een overzicht zou moeten verstrekken van de niet beschikbaarheid van de vakantiewoning. Dit is echter, zo leidt de rechtbank uit de stukken van het geding af, niet het geval. De rechtbank komt dan op grond van de bemiddelingsovereenkomst tot de conclusie dat belanghebbende de vakantiewoning kan gebruiken wanneer hij wil. De enige beperking hierop is dat op dat moment de vakantiewoning niet is gereserveerd via de VVV.

2.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank dan tot de conclusie dat de dagen waarop de vakantiewoning niet was verhuurd, aangemerkt moeten worden als dagen waarop de vakantiewoning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar is gehouden. Alsdan is tussen partijen niet meer in geschil dat belanghebbende de woning in 2009 gedurende meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. De aanslag is dan ook terecht opgelegd.

2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2011.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 28 september 2011

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.