Rechtbank Breda, 07-12-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:5179 ECLI:NL:RBBRE:2011:5612 BV1063, 11/1595
Rechtbank Breda, 07-12-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:5179 ECLI:NL:RBBRE:2011:5612 BV1063, 11/1595
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 7 december 2011
- Datum publicatie
- 17 januari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1063
- Zaaknummer
- 11/1595
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting/aftrek verlies in durfkapitaal
De inspecteur weigert terecht de aftrekpost verlies in durfkapitaal. Belanghebbende heeft niet de vereiste beschikking van de inspecteur.
Een faillissementsbeschikking van de rechtbank kan daar niet voor in de plaats treden.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/1595
Uitspraakdatum: 7 december 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Roosendaal,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 1 februari 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2006 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [nummer].H.66) en de bij gelijktijdige beschikking vastgestelde heffingsrente.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn zoon [zoon], en namens de inspecteur, [gemachtigde]. Belanghebbendes beroep, geregistreerd bij de rechtbank onder procedurenummer 11/2744, is gelijktijdig behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft aan zijn kinderen [zoon] en [dochter], ten behoeve van een door hen op te richten vennootschap onder firma (hierna: de vof), in 2002 en 2003, geldbedragen van in totaal € 116.200 verstrekt. Bij overeenkomst van
8 december 2004 is bepaald dat belanghebbende op deze wijze per saldo een bedrag van
€ 118.844 als zogenoemde Agaathlening aan zijn kinderen ter beschikking heeft gesteld. Deze overeenkomst is bij de inspecteur geregistreerd.
2.2. Bij vonnis van [datum] 2006 is de vof door rechtbank Breda in staat van faillissement verklaard. Bij beschikking van [datum] 2007 heeft rechtbank Breda het faillissement opgeheven vanwege de toestand van de boedel.
2.3. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2006 aangifte gedaan naar een inkomen uit werk en woning van
€ 66.344 en daarop € 30.000 in aftrek gebracht als verlies op beleggingen in durfkapitaal.
2.4. De inspecteur heeft de aftrekpost geweigerd en het inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 66.344, de aanslag overeenkomstig opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
2.5. In geschil is of de inspecteur de aftrekpost verlies in durfkapitaal terecht heeft geweigerd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend. Tevens is de heffingsrente in geschil.
2.5. Op grond van het bepaalde in artikel 6.8, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een verlies in aanmerking genomen voorzover de inspecteur, op verzoek, bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft verklaard dat het kwijtgescholden gedeelte van de geldlening niet meer voor verwezenlijking vatbaar is. Lid 6 van dit artikel bepaalt dat het verlies niet eerder voor aftrek in aanmerking komt dan de dagtekening van de beschikking bedoeld in het derde lid.
2.6. Vaststaat dat de inspecteur in 2006 geen beschikking heeft afgegeven en dat belanghebbende daar destijds ook niet om heeft verzocht. Anders dan belanghebbende meent kan de in 2.2 genoemde beschikking van de rechtbank niet daarvoor in de plaats treden. De wettekst biedt daarvoor naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte. Mitsdien is niet voldaan aan de voorwaarden om voor de geclaimde aftrek in aanmerking te komen. De inspecteur heeft de aftrekpost terecht geweigerd.
2.7. Op grond van artikel 30f van de AWR wordt bij het vaststellen van een aanslag inkomstenbelasting heffingsrente berekend. Belanghebbende heeft de hoogte van de heffingsrente betwist maar daarvoor geen onderbouwing gegeven. Nu de berekening van de heffingsrente uit de wet voorvloeit en niet is gebleken dat de heffingsrente onjuist is vastgesteld faalt ook deze beroepsgrond van belanghebbende.
2.8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 7 december 2011 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 7 december 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.