Home

Rechtbank Breda, 09-12-2011, BV1093, 11/3945

Rechtbank Breda, 09-12-2011, BV1093, 11/3945

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
9 december 2011
Datum publicatie
18 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1093
Zaaknummer
11/3945

Inhoudsindicatie

WOZ. Vergoeding taxatierapport. Indien een bezwaarschrift tegen een WOZ-beschikking is ingediend door de gemachtigde van de belanghebbende, moet de taxateur van de gemeente voor zijn taxatie van de woning een afspraak maken met de gemachtigde. Belanghebbende hoefde de taxateur niet binnen te laten. De gemeente moet het taxatierapport van belanfghebbende vergoeden nu dat heeft geleid tot verlaging van de WOZ-waarde.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/3945

Uitspraakdatum: 9 december 2011

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats],

de heffingsambtenaar.

Bestreden besluit

Het besluit van de heffingsambtenaar van 21 juni 2011 met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2011 te Tilburg.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde [gemachtigde], tot bijstand vergezeld van [taxateur], taxateur, en namens de heffingsambtenaar, mr. [heffingsambtenaar].

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt het besluit van de heffingsambtenaar over de kosten van het bezwaar;

-veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 824;

-gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van

€ 41 aan hem vergoedt.

2.Gronden

2.1.De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning [adres] te [plaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 op € 492.000. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 466.000. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar, vanwege kosten die belanghebbende heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, een proceskostenvergoeding toegekend van € 109 (1 * € 218 voor het indienen van een bezwaarschrift met een wegingsfactor van 0,5).

2.2.In tegenstelling tot hetgeen de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat van een pro-forma bezwaarschrift geen sprake was. Het bezwaar was namelijk inhoudelijk gemotiveerd. Ingevolgde het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) wordt het bedrag van de kostenvergoeding wegens beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig de bijlage opgenomen in het Besluit en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt en met de toepasselijke wegingsfactor. In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 25 februari 2002 tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de vergoeding van kosten van bezwaar en administratief beroep (hierna: de Nota van Toelichting; Staatsblad 2002, 113) wordt met betrekking tot het toepassen van de wegingsfactoren het volgende opgemerkt:

“Het gewicht van de zaak kan nader tot uiting worden gebracht in de wegingsfactoren. Dit kan variëren van 0,25 voor een zeer lichte zaak tot 2 voor een zeer zware zaak. De uitkomst dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener”

2.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft als uitgangspunt te gelden dat een zaak als ‘gemiddeld’ moet worden aangemerkt. In het onderhavige geval betreft het een bezwaarprocedure waarbij belanghebbende de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde bestrijdt. De rechtbank is van oordeel dat het, mede gezien in het licht van de stukken van het geding, hier een gemiddelde zaak betreft, waarvoor een wegingsfactor gehanteerd dient te worden van 1. De rechtbank ziet dan ook geen reden om, anders dan de heffingsambtenaar heeft betoogd, af te wijken van evenvermeld uitgangspunt. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding te laag heeft vastgesteld. Belanghebbende is dan ook terecht in beroep gekomen en het beroep is om deze reden reeds gegrond.

2.4.Tussen partijen is voorts in geschil of de heffingsambtenaar de kosten van het door belanghebbende in bezwaar ingediende taxatierapport dient te vergoeden. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat belanghebbende deze kosten onnodig heeft gemaakt. Daarbij wijst de heffingsambtenaar erop dat belanghebbende op 25 maart 2011 de gemeentelijke taxateur de toegang tot de woning heeft geweigerd. Indien de gemeentelijke taxateur door belanghebbende was binnengelaten had deze, aldus de heffingsambtenaar, gezien dat de woning te hoog was gewaardeerd. De waarde zou in dat geval meteen verlaagd zijn en het indienen van het taxatierapport, dat op 29 april 2011 bij de heffingsambtenaar is binnengekomen, zou niet nodig zijn geweest. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.

2.5.Ter zitting is komen vast te staan dat de gemeentelijke taxateur in de loop van de ochtend van 25 maart 2011 belanghebbende telefonisch heeft benaderd voor het plannen van een opname van de woning, die nog diezelfde dag zou plaatsvinden. Reeds in 1936 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een overheidsorgaan zich dient te richten tot de gemachtigde, indien die het bezwaarschrift heeft ingediend (Hoge Raad 28 oktober 1936, nr. B. 6230). Dat is voor wat betreft de verzending van stukken vastgelegd in artikel 6:17 van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het in artikel 3:4 Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel, met zich mee dat de heffingsambtenaar eerst in contact dient te treden met de gemachtigde. Daarbij komt nog dat de opname op zeer korte termijn na de aankondiging daarvan was gepland, waardoor belanghebbendes gemachtigde niet aanwezig kon zijn. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende de gemeentelijke taxateur terecht de toegang tot de woning heeft geweigerd. Voorts staat vast dat de heffingsambtenaar na 25 maart 2011 geen contact meer heeft opgenomen met de gemachtigde voor het opnemen van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan redelijk dat belanghebbende, ter verdediging van zijn standpunt, een taxatierapport heeft laten opmaken. Het daarbij door de taxateur in rekening gebrachte bedrag ad € 380,80, dat ook eerder door de heffingsambtenaar in het kader van een af te sluiten compromis niet te hoog werd geacht, acht de rechtbank verder aannemelijk.

2.6.Belanghebbende heeft in bezwaar tevens verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten ter verkrijging van een uittreksel van het Kadaster. Deze kosten dienen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, onderdeel e van het Besluit, juncto artikel 2, lid 1, onderdeel e van het Besluit tegen de werkelijke kosten ad € 5,90 vergoed te worden.

2.7.Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen dient de heffingsambtenaar met betrekking tot de bezwaarfase € 604,70 (€ 218 + € 380,80 + € 5,90) aan belanghebbende te vergoeden.

2.8.Nu het beroep gegrond is, vindt de rechtbank aanleiding de heffingsambtenaar eveneens te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 437 en een wegingsfactor 0,25 voor het gewicht van de zaak). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25 nu in beroep slechts de hoogte van de kostenvergoeding in geding is. Het totaal van de door de heffingsambtenaar te vergoeden proceskosten, over zowel de bezwaar- als beroepsfase, komt dan uit op € 824 (afgerond).

Deze uitspraak is gedaan op 9 december 2011 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 9 december 2011

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.