Home

Rechtbank Breda, 26-01-2012, BV5354, 08/6108

Rechtbank Breda, 26-01-2012, BV5354, 08/6108

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
26 januari 2012
Datum publicatie
22 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BV5354
Zaaknummer
08/6108

Inhoudsindicatie

Formeel belastingrecht

Beroepschrift is te laat ingediend. De inspecteur heeft de uitspraak op bezwaar naar de (juiste) gemachtigde verzonden.

Geen plicht voor de inspecteur om een in het buitenland wonende belastingplichtige te wijzen op de verplichte domiciliekeuze.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/6108

Uitspraakdatum: 26 januari 2012

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] NV, gevestigd te [plaats], België,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 5 januari 2008 over het jaar 2005 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 108.706.

1.2. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2008 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 107.350.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen, bij brief van 29 december 2008, ontvangen bij de rechtbank op 30 december 2008, beroep ingesteld.

1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2011 te Breda voor een enkelvoudige belastingkamer. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [mr. L.] (verbonden aan [kantoornaam gemachtigde mr. L.] te Breda), [mr. V.] (verbonden aan [kantoornaam gemachtigde mr. V.], advocatenkantoor te

Sint-Pieters-Leeuw, België), vergezeld van [accountant] (verbonden aan [kantoornaam accountant] BVBA, te Berlaar, België), accountant van belanghebbende, en namens de inspecteur, [gemachtigde inspecteur].

1.6. De gemachtigden hebben een tweetal pleitnota’s overgelegd en voorgelezen.

1.7. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd met het voorbehoud dat de zaak mogelijk zou worden verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.

1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt en naar partijen verstuurd.

1.9. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend. Bij brief van 17 oktober 2011 heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor de mondelinge behandeling door een meervoudige kamer.

1.10. Het onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op

15 december 2011. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [mr. L.] en [mr. V.], en namens de inspecteur,

[gemachtigde inspecteur].

1.11. De inspecteur heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

1.12. Belanghebbende heeft een nader stuk overgelegd waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.13. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.14. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Belanghebbende is een naar Belgisch recht opgerichte vennootschap en gevestigd in België.

2.2. Belanghebbende heeft in 1994 het woonhuis [adres] te [plaats], Nederland (hierna: het huis), gekocht voor een bedrag van, omgerekend, € 95.293 en dit huis om niet ter beschikking gesteld aan haar aandeelhouders.

2.3. Ter zake van de met het huis behaalde voordelen is belanghebbende steeds in Nederland in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken.

2.4. Belanghebbende heeft het woonhuis op 27 april 2005 verkocht voor € 202.000. De met de verkoop behaalde boekwinst is in de Nederlandse belastingheffing betrokken.

2.5. [accountant] van [kantoornaam accountant] BVBA (hierna: [accountant]) heeft namens belanghebbende bij brief van 14 juni 2006, bij de inspecteur binnengekomen op

20 juni 2006, bezwaar aangetekend tegen de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2005 met aanslagnummer [nummer].

2.6. [accountant] heeft, namens belanghebbende, de aangifte vennootschapsbelasting 2005 ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil. De aangifte is op 23 juni 2006 bij de inspecteur binnengekomen.

2.7. De inspecteur heeft bij brief van 1 november 2006, gericht aan [accountant], belanghebbende bericht, voornemens te zijn om het aangegeven belastbaar bedrag te corrigeren met, onder andere, de boekwinst van het huis.

2.8. Belanghebbende heeft op 18 december 2006 een appartement in aanbouw te Knokke gekocht voor een bedrag van minstens € 470.000.

2.9. De inspecteur heeft [accountant] bij brief met dagtekening 11 december 2007 bericht, dat hij de aanslag vennootschapsbelasting over 2005 conform de in 2.7 genoemde brief, op die dag had opgelegd.

2.10. [accountant] heeft bij brief met dagtekening 14 december 2007 (ongemotiveerd) bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“(…)

Gelieve tevens nota te nemen dat verdere juridische afhandeling van dit dossier zal waargenomen worden door [mr. V.] van Advocatenkantoor [kantoornaam gemachtigde mr. V.], (…)” Dit kantoor is gevestigd in Sint-Pieters-Leeuw te België.

2.11. De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 9 januari 2008, gericht aan Advocatenkantoor [kantoornaam gemachtigde mr. V.], (hierna: [kantoornaam gemachtigde mr. V.]) verzocht het bezwaar te motiveren.

2.12. [kantoornaam gemachtigde mr. V.] heeft bij brief van 15 januari 2008 de inspecteur als volgt ingelicht:

“Ik bevestig u mijn tussenkomst voor de belastingplichtige en zal mijn best doen om u tegen de vooropgestelde datum een nadere motivering van het bezwaar te laten toekomen”.

2.13. Bij brief van 21 februari 2008 aan [kantoornaam gemachtigde mr. V.] stelde de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijkheid in het vooruitzicht gesteld als deze niet vóór 13 maart 2008 het bezwaar zou motiveren.

2.14. [kantoornaam gemachtigde mr. V.] heeft bij brief van 15 april 2008 de inspecteur, voor zover hier van belang, het volgende bericht:

“Mag ik u vragen vooreerst te willen noteren dat mijn cliënte niet instemt met uw voorstel zoals verwoord in uw schrijven van 21 februari”.

In de daaropvolgende brief van 21 april 2008 schrijft [kantoornaam gemachtigde mr. V.] aan de inspecteur, voor zover hier van belang:

“Mijn cliënte houdt er derhalve aan, na ontvangst van uw gemotiveerd antwoord op huidig schrijven, haar hoorrecht uit te putten en haar standpunt vervolgens nader toe te lichten alvorens uw Administratie een definitieve heffing vastlegt”.

[kantoornaam gemachtigde mr. V.] schrijft in zijn brief van 27 mei 2008 aan de inspecteur, voor zover hier van belang:

“Uw schrijven van 21 mei in deze zaak heeft mijn grootste aandacht genoten en ik heb de inhoud ervan besproken met de cliënt.

Deze wenst in te gaan op uw suggestie tot uitoefening van het hoorrecht alvorens een beslissing door Uw diensten wordt genomen.”

2.15 Op 1 juli 2008 heeft de hoorzitting plaatsgevonden waarbij [accountant] en

[mr. V.] aanwezig waren.

2.16. Het verslag van de hoorzitting is, met dagtekening 4 juli 2008, verzonden naar [kantoornaam gemachtigde mr. V.]. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“1. Aanwezig waren namens belanghebbende diens gemachtigde [mr. V.] en [accountant] (…)”

2.17. De inspecteur heeft de uitspraak op bezwaar verzonden aan [kantoornaam gemachtigde mr. V.]. [kantoornaam gemachtigde mr. V.] heeft, als gemachtigde van belanghebbende, beroep ingesteld bij de rechtbank.

3. Geschil

3.1. In geschil is primair het antwoord op de vraag of belanghebbendes beroep ontvankelijk is. Daarbij is niet in geschil dat het beroep is ingediend na het verloop van zes weken na dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Subsidiair is in geschil het antwoord op de vraag of de boekwinst van het huis terecht in de aanslag vennootschapsbelasting is betrokken.

Voor de beslechting van het primaire geschilpunt dient de rechtbank onderstaande vragen te beantwoorden:

1. Is de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze bekend gemaakt?

2. Is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.

3.4. De inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Het primaire geschilpunt, de eerste vraag

4.1.1. Belanghebbende stelt dat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze bekend is gemaakt en dat daarom de beroepstermijn niet is aangevangen op 29 oktober 2008. Belanghebbende voert hiervoor aan dat de inspecteur de uitspraak naar [accountant] had moeten verzenden en niet naar [kantoornaam gemachtigde mr. V.]. Immers, [accountant] was tijdens de bezwaarprocedure de gemachtigde en van intrekking van diens volmacht was geen sprake, aldus belanghebbende.

4.1.2. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur [kantoornaam gemachtigde mr. V.] terecht heeft aangemerkt als de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank neemt hierbij de in 2.10, 2.12 en 2.14 geciteerde passages in aanmerking alsmede de in 2.16 geciteerde, niet weersproken, passage uit het verslag van het hoorgesprek waarin [kantoornaam gemachtigde mr. V.] als gemachtigde is genoemd. Belanghebbende heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 1998,

nr 33.345, www.rechtspraak.nl, LJN AA2339, nog bepleit dat het optreden van [kantoornaam gemachtigde mr. V.] in de bezwaarfase er nog niet toe leidt dat deze als gemachtigde aan te merken is. De rechtbank verwerpt deze stelling en neemt hierbij in aanmerking dat uit de in 2.14 weergegeven citaten blijkt dat [kantoornaam gemachtigde mr. V.] zich vanaf begin 2008 expliciet heeft opgeworpen als gemachtigde van belanghebbende en daartoe ook herhaaldelijk direct contact heeft gehad met belanghebbende. Hieruit heeft de inspecteur terecht mogen afleiden dat [kantoornaam gemachtigde mr. V.] uitdrukkelijk als gemachtigde ter behandeling van het bezwaar was aangewezen en dat die aanwijzing niet ongedaan is gemaakt. Belanghebbendes beroepsgrond faalt.

Het primaire geschilpunt, de tweede vraag

4.2.1. Belanghebbende stelt dat de inspecteur ingevolge artikel 57 van de AWR gehouden was belanghebbende te wijzen op diens verplichting in Nederland domicilie te kiezen en dat, door dit na te laten, het risico van vertraagde postbezorging vanuit Nederland niet voor belanghebbende dient te komen en aldus een verschoonbare termijnoverschrijding optreedt.

4.2.2. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit de tekst van artikel 57 van AWR slechts een verplichting voorvloeit voor de belastingplichtige die in het buitenland woont om in Nederland domicilie te kiezen maar dat de inspecteur, bij gebreke daaraan, niet onjuist heeft gehandeld door de uitspraak naar het bij hem bekende buitenlandse adres te sturen. De rechtbank neemt hierbij het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2011, nr. 10/02217, www.rechtspraak.nl, LJN BP6294, in aanmerking waarin de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 4 mei 2010, 09/00103, www.rechtspraak.nl, LJN BM6058, met een beroep op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke organisatie, wordt bekrachtigd. De door belanghebbende gestelde late ontvangst van de uitspraak door [kantoornaam gemachtigde mr. V.], wat daar ook van zij, dient dan ook voor belanghebbendes risico te komen. Deze beroepsgrond van belanghebbende faalt daarom ook.

4.3. Gelet op het vorenstaande dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat de inspecteur eerder uitspraak op bezwaar heeft gedaan dan de afgesproken uiterste datum voor het doen van uitspraak en dat het procesrecht in België verschilt met dat in Nederland kunnen niet tot een ander oordeel leiden.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2012 door mr.drs. M.M. de Werd, voorzitter,

mr. D. Hund en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.

De griffier, de voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 26 januari 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.