Home

Rechtbank Breda, 14-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:431 BV8436, 11/1351

Rechtbank Breda, 14-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:431 BV8436, 11/1351

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
14 februari 2012
Datum publicatie
9 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BV8436
Zaaknummer
11/1351

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een verzoek ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan. Bij dit verzoek zat (onder andere) een archeologisch onderzoek. Nadat dit verzoek is ontvangen heeft de gemeente dit onderzoek laten toetsen. De kosten hiervan, € 636, heeft de gemeente op grond van de bij de legesverordening behorende tarieventabel aan belanghebbende in rekening gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de verordening niet voldoet aan de eisen zoals deze door de Hoge Raad in het arrest van 24 februari 2006, LJN AS4911 geformuleerd zijn.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/1351

Uitspraakdatum: 14 februari 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 28 juni 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de in rekening gebrachte leges van € 636.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2011 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde

[gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Reusel, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde]. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Bij brief van 29 december 2011 heeft de rechtbank de zaak heropend en doorverwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aan belanghebbende in rekening gebrachte leges;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende heeft archeologisch onderzoek laten verrichten in verband met een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan. De gemeente heeft dit verzoek in behandeling genomen en vervolgens het archeologisch onderzoeksrapport laten toetsen door SRE Milieudienst. Daartoe heeft de gemeente op 22 juli 2009 aan SRE Milieudienst een opdracht verstrekt. Op diezelfde dag heeft de gemeente de adviseur van belanghebbende ervan in kennis gesteld dat de kosten van SRE Milieudienst, begroot op € 636, bij belanghebbende in rekening zullen worden gebracht. Ter zake hiervan is op 31 december 2009 van belanghebbende een bedrag van € 636 aan leges geheven. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar dat bedrag bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.2. Tussen partijen is de bevoegdheid tot het heffen van de leges in geschil.

2.3. Belanghebbende heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:

- het ontbreken van de zogeheten vijfdaagse bedenktijd in de legesverordening, dan wel de daarop gebaseerde tarieventabel het heffen van de leges verhindert;

- onnodig kosten zijn gemaakt door het inwinnen van extern advies;

- de hoogte van de externe kosten onevenredig zijn in relatie tot de daartoe benodigde tijdsbesteding.

2.4. De heffingsambtenaar stelt dat de heffing van leges is gebaseerd op onderdeel 5.3.11.3 van de tarieventabel behorende bij de betreffende legesverordening (hierna: de verordening). Dat onderdeel luidt als volgt:

“5.3.11 Externe kosten

(…)

5.3.11.3 Indien van gemeentewege benodigde relevante (externe) onderzoeken dienen te worden uitgevoerd, dan wel benodigde relevante (externe) adviezen dienen te worden ingewonnen, wordt het overeenkomstig deze artikelen berekende bedrag verhoogd met het bedrag van de aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die ter zake door of vanwege burgemeester en wethouders is opgesteld.”

2.5. De heffingsambtenaar heeft een stuk overgelegd met het opschrift “Productenlijst Archeologische Monumentenzorg SRE Milieudienst d.d. 20-3-2009”. Volgens dit stuk zijn voor “het beoordelen van archeologische rapportages non destructief vooronderzoek (incl. selectieadvies)” zes uren begroot met een uurtarief van € 106. Ter zitting is komen vast te staan dat dit stuk geen onderdeel uitmaakt van de verordening of daarbij behorende tarieventabel, en ook niet anderszins door of vanwege burgemeester en wethouders is vastgesteld.

2.6. Zoals ter zitting ook door de heffingsambtenaar is bevestigd schrijft de verordening, met inbegrip van de daarbij behorende tarieventabel, niet voor dat de externe advieskosten aan de belastingplichtige worden opgegeven vóór het in behandeling nemen van de aanvraag. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2006, nr. 39 999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met kenmerk LJN AS4911 leidt de rechtbank echter af dat de verordening daarmee, voorzover het betreft de doorberekening van de advieskosten, niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verordening is dan ook in zoverre onverbindend. De overige stellingen van belanghebbende behoeven daardoor geen behandeling.

2.7. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.8. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan op 14 februari 2012 door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter,

mr. D. Hund en mr A.A. den Hartog, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 16 februari 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.