Home

Rechtbank Breda, 22-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:5045 BV9421, 12/565

Rechtbank Breda, 22-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:5045 BV9421, 12/565

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
22 februari 2012
Datum publicatie
21 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9421
Zaaknummer
12/565

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening geweigerd. Geen schorsing van aanslagen nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de correcties op de aangifte onjuist zijn. Aan niet overleggen van stukken door de inspecteur wordt in het kader van de vovo geen gevolg verbonden nu belanghebbende zelf over die stukken beschikte.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter

Procedurenummers: AWB 12/00565, 12/00566, 12/00567

Uitspraakdatum: 22 februari 2012

Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] te [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur en de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven, de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen opgelegd:

- inkomstenbelasting/premieheffing 2006, gedagtekend 19 februari 2010;

- inkomstenbelasting/premieheffing 2007, gedagtekend 29 oktober 2010;

- inkomstenbelasting/premieheffing 2008, gedagtekend 17 december 2010.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen tijdig bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift tegen de aanslag over 2008 is weliswaar prematuur ingediend maar de aanslag was toen al aangekondigd. De inspecteur heeft op 25 november 2011 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard. Belanghebbende is daarvan in beroep gekomen bij rechtbank Den Bosch die het beroepschrift heeft doorgezonden naar deze rechtbank waar de beroepen zijn geregistreerd onder de nummers 12/0007, 12/0008 en 12/0009.

1.2. Belanghebbende heeft bij de rechtbank Den Bosch geprocedeerd naar aanleiding van een door hem gedaan verzoek tot verstrekken van documenten op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Deze rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en het WOB-beroepschrift doorgezonden naar de belastingrechter van deze rechtbank. Belanghebbende heeft in de onder 1.1. vermelde beroepen verzocht om uitstel voor de motivering totdat op het WOB-beroep is beslist.

1.3. Belanghebbende heeft de voorzieningenrechter gevraagd de ontvanger te verplichten om uitstel van betaling te verlenen voor de bestreden aanslagen totdat daarover in rechte is beslist.

2. Mondelinge behandeling

De zaak is behandeld ter zitting van 22 februari 2012. De rechtbank heeft belanghebbende en de inspecteur uitgenodigd voor de zitting. Daarbij is belanghebbende verschenen maar de inspecteur niet. De inspecteur heeft desgevraagd telefonisch laten weten dat hij de (per email verzonden) uitnodiging niet heeft ontvangen maar geen bezwaar heeft tegen voorzetting van de behandeling buiten zijn aanwezigheid.

3. Uitspraak

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

4. Gronden

4.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van belanghebbende dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Belanghebbende heeft gesteld dat de zaak spoedeisend is omdat de ontvanger op 23 februari 2012 kan gaan invorderen.

4.2. Uit de stukken blijkt dat de ontvanger heeft aangeboden om uitstel te verlenen mits belanghebbende zekerheid zou stellen voor de betaling van de aanslagen. Belanghebbende heeft dat niet gedaan en stelt dat hij dat niet kan. Hij heeft ter zitting gesteld dat hij zijn huis met verlies heeft moeten verkopen en dat hij met een gering salaris in een huurhuis woont. De rechtbank acht de spoedeisendheid aannemelijk.

4.3. De belastingrechter is in beginsel niet bevoegd om te oordelen over zuivere invorderingskwesties. Dat geldt dan ook voor de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter ziet echter reden om een uitzondering op die regel te maken indien aannemelijk is dat de aanslagen duidelijk onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd in een dergelijk geval de aanslagen te schorsen. Door een schorsing zou aan het verzoek van belanghebbende tot opschorting van invorderingsmaatregelen worden tegemoetgekomen. Omdat de uitspraak van de voorzieningenrechter hoogstens kan strekken tot schorsing van de aanslag, is de inspecteur en niet de ontvanger uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

4.4. Aan het connexiteitsvereiste is voldaan nu belanghebbende tegen de uitspraken op de bezwaren beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbende wil niet dat in het kader van de voorlopige voorziening ook in de hoofdzaak wordt beslist. De rechtbank zal hem hierin volgen.

4.5. Belanghebbende heeft zijn beroepschriften tegen de aanslagen summier gemotiveerd. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend waarin hij geen nadere onderbouwing heeft gegeven van de juistheid van de aanslagen vanwege het gebrek aan motivering in het beroepschrift. De voorzieningenrechter heeft de inspecteur in het kader van deze procedure verzocht de verweerschriften aan te vullen. Dat heeft hij gedaan per email. Uit de aanvulling blijkt dat bij het opleggen van de aanslagen op de volgende punten is afgeweken van de aangiften:

2006 Meer inkomsten uit arbeid € 15.000

- Bedrag ontvangen door [A. B.V.] van [B. C.V.], vermeld als schuld aan [C. BVBA]

2007 Meer winst € 11.607

- Kosten accountant/juridische kosten

Meer inkomsten uit arbeid € 60.000

- Bedrag ontvangen door [A. B.V.] van [B. C.V.], vermeld als schuld aan [C. BVBA]

Meer inkomsten eigen woning (woningforfait en bijleenregeling)

€ 4.025

2008

Meer winst

- Ondernemersaftrek € 11.131

- Kosten accountant/juridische kosten € 17.326

Meer inkomsten uit arbeid

- Opgenomen bij [C. BVBA] € 181.000

Meer inkomsten eigen woning, bijleenregeling € 10.144

4.6. Nu belanghebbendes verzoek strekt tot schorsing van de aanslagen, dient hij aannemelijk te maken dat en in hoeverre de aanslagen duidelijk onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat en in hoeverre de correcties onjuist zijn. Dat geldt ook voor de correcties die betrekking hebben op [C. BVBA]. Ter zitting is komen vast te staan dat belanghebbende over de stukken beschikt waarop die correcties zijn gebaseerd. De omstandigheid dat de inspecteur die stukken niet heeft overgelegd, belette belanghebbende dan niet om die correctie gemotiveerd te bestrijden. Ter zitting heeft belanghebbende wel gesteld dat de opname van € 181.000 in 2008 een lening was, maar die enkele, niet met stukken onderbouwde stelling acht de voorzieningenrechter onvoldoende bewijs. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er vooralsnog geen reden om de aanslagen als apert onrechtmatig te beoordelen. In het kader van deze voorlopige voorziening is een verdergaande beoordeling van de juistheid van de aanslagen niet mogelijk. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor schorsing van de aanslagen.

4.7. De voorzieningenrechter ziet ook in de in mei 2006 en juni 2008 tussen belanghebbende en de inspecteur gesloten overeenkomsten geen aanleiding tot het schorsen van de aanslagen. Beide overeenkomsten hebben betrekking op de jaren 2006 en eerder. Voor de aanslagen over 2007 en 2008 zijn de overeenkomsten dus niet van belang. De correcties in de aanslagen 2007 en 2008 zijn veel hoger dan de correctie in de aanslag 2006. Een (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter over die overeenkomsten zou belanghebbende dus niet baten nu dat oordeel geen gevolgen zou hebben voor de aanslagen 2007 en 2008.

4.8. Belanghebbende heeft ter zitting nogmaals gesteld dat de inspecteur ten onrechte geen stukken heeft overgelegd over [C. BVBA] en andere buitenlandse vennootschappen waarin belanghebbende een belang zou bezitten. Belanghebbende heeft om die stukken gevraagd in het verzoek op grond van de WOB. Nu het hier gaat om stukken die de inspecteur weigert te verstrekken op grond van artikel 67 AWR, staat tegen die weigering geen beroep open bij de bestuursrechter of de gewone belastingrechter (Raad van State van 14 april 2010, nr. 200906092/1/H3, LJN BM1041). De voorzieningenrechter ziet in het niet-overleggen van die stukken door de inspecteur echter geen grond voor schorsing van de aanslagen, temeer niet nu de correcties alleen betrekking hebben op [C. BVBA] en belanghebbende zelf beschikt over alle stukken van [C. BVBA]. Belanghebbende heeft dan ook op dit punt geen spoedeisend belang. De inspecteur zal overigens alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het kader van de gewone beroepsprocedures wel aan de rechtbank moeten sturen (artikel 8:49 Awb) tenzij hij een beroep doet op artikel 8:29 Awb.

4.9. Op grond van al het vorenoverwogene is het verzoek om een voorlopige voorzienig afgewezen.

4.10. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzieningenrechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 29 februari 2012

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.