Home

Rechtbank Breda, 23-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:568 BV9854, 10/4777

Rechtbank Breda, 23-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:568 BV9854, 10/4777

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
23 februari 2012
Datum publicatie
26 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BV9854
Zaaknummer
10/4777

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Uitdeling

Betreft 1 van 2 uitspraken

Belanghebbende verhuurt een pand gedeeltelijk aan zijn vennootschap en gedeeltelijk aan derden. De vennootschap heeft alle service- en huisvestingskosten betaald. Een deel hiervan is doorberekend aan de andere huurders. Omdat een deel van het pand niet is verhuurd heeft de vennootschap per saldo ongeveer 50% van de service- en huisvestingskosten niet doorberekend. De rechtbank is van oordeel dat voor dit deel van de kosten sprake is van een uitdeling aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/4777

Uitspraakdatum: 23 februari 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 28 september 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 16.222 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.811 (aanslagnummer [nummer]H57).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012 te Breda. Aldaar zijn tegelijk behandeld de zaken met de procedurenummers 10/4777 en 10/4778. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van de gemachtigden

[gemachtigden], verbonden aan Witlox Van den Boomen Belastingadviseurs B.V. te Waalre, en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende bezit samen met zijn echtgenote, via een stichting administratiekantoor, alle aandelen in [vennootschap A] B.V. (hierna: [vennootschap A]). Belanghebbende is directeur van [vennootschap A]. [vennootschap A] had alle aandelen [vennootschap B] B.V. in haar bezit. [vennootschap B] B.V. is op [datum] 2003 failliet verklaard.

2.2.Belanghebbende is eigenaar van het bedrijfspand [bedrijfspand]. Dit pand werd vanaf 1 april 2000 tot aan het faillissement in zijn geheel verhuurd aan [vennootschap B] B.V. De verhuuropbrengsten (aanvangshuurprijs van € 424.177) werden op grond van artikel 3.92 Wet IB 2001 belast als resultaat uit werkzaamheid.

2.3.[vennootschap A] heeft op [datum] 2003 [vennootschap C] B.V. (thans genaamd: [vennootschap D] B.V.; hierna [vennootschap D]) opgericht. Op dezelfde dag heeft [vennootschap D] twee dochtervennootschappen opgericht. [vennootschap D] en haar dochtervennootschappen vormen in de jaren 2005 en 2006 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (hierna: [fiscale eenheid]).

2.4.Na het faillissement van [vennootschap D] B.V. is een doorstart in afgeslankte vorm in [fiscale eenheid] gemaakt. Belanghebbende heeft destijds met de Belastingdienst afgesproken dat op [datum] 2003 (datum faillissement) het TBS-regime eindigde voor 85% van het pand.

2.5.Vanaf 1 juli 2003 wordt het pand gedeeltelijk (effectief ruim 13% van het vloeroppervlak) verhuurd aan [vennootschap D] tegen een aanvangshuurprijs van € 50.000 op jaarbasis. Deze aanvangshuur is conform de door de taxateur van de Belastingdienst in zijn taxatierapport vastgestelde aanvangshuur. In de tussen belanghebbende en [vennootschap D] opgemaakte huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat geen servicekosten in rekening worden gebracht.

2.6.In 2005 had belanghebbende naast [vennootschap D] nog vier andere huurders die een gedeelte van het pand huurden. Twee huurders hebben slechts een deel van het jaar een ruimte gehuurd. In 2006 had belanghebbende naast [vennootschap D] nog zes andere huurders die een gedeelte van het pand huurden. Twee huurders hebben slechts een deel van het jaar een ruimte gehuurd.

2.7.[vennootschap D] heeft in de jaren 2005 en 2006 de service- en huisvestingskosten van het pand volledig voor haar rekening genomen. [vennootschap D] heeft vervolgens een deel van de service- en huisvestingskosten naar rato van de gehuurde vloeroppervlakte doorberekend aan de overige huurders.

2.8.De belastingdienst heeft een boekenonderzoek uitgevoerd bij [fiscale eenheid]. Op 8 april 2010 is het rapport van het boekenonderzoek uitgebracht. In het controlerapport heeft de controleambtenaar zich op het standpunt gesteld dat [vennootschap D] ten onrechte alle service- en huisvestingskosten heeft betaald, terwijl zij slechts ongeveer 15% van het totale oppervlak van het pand huurde. Omdat een deel van het pand niet is verhuurd heeft [vennootschap D] per saldo ongeveer 50% van de service- en huisvestingskosten niet doorberekend. Met de adviseur is vervolgens afgesproken dat voor 2005 een deel, groot € 13.632, exclusief omzetbelasting, en voor 2006 een deel, groot € 24.150, exclusief omzetbelasting, van de service- en huisvestingskosten niet in aftrek bij [fiscale eenheid] kan worden gebracht. Deze afspraak is vastgelegd in het controlerapport.

2.9.De inspecteur heeft zich vervolgens voor de inkomstenbelasting op het standpunt gesteld dat sprake was van uitdelingen van winst. Voor 2005 is het bedrag van de uitdeling vastgesteld op € 13.632 plus 19% OB of € 16.222 en voor 2006 op € 24.150 plus

19% OB of € 28.738. Vervolgens heeft de inspecteur aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2005 en 2006 opgelegd. Over het jaar 2006 heeft hij tevens een vergrijpboete van € 1.106 opgelegd.

2.10.Het aangegeven vermogen van [fiscale eenheid] bedroeg ultimo 2005 € 77.111 negatief, ultimo 2006 € 144.089 en ultimo 2007 € 567.383. De vastgestelde fiscale winst van [fiscale eenheid] was over 2005 € 119.886 negatief, over 2006 € 294.948 en over 2007 € 555.635.

2.11.In geschil is of de navorderingsaanslag over het jaar 2005 terecht is opgelegd. De berekening van de navorderingsaanslag als zodanig is niet in geschil.

2.12.Van een als een regulier voordeel in aanmerking te nemen vermomde uitdeling van winst is sprake indien de vennootschap ten behoeve van haar aandeelhouder uitgaven heeft gedaan die hebben geleid tot een bewuste vermogensverschuiving naar die aandeelhouder en die worden gedekt door in de vennootschap aanwezige winst dan wel te verwachten winst. Van een bewuste vermogensverschuiving is sprake indien zowel de vennootschap als de aandeelhouder zich van de bevoordeling bewust zijn of redelijkerwijs bewust moeten zijn geweest.

2.13.Gelet op alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een vermomde uitdeling van winst aan belanghebbende. In normale derdenverhoudingen is het immers niet voorstelbaar dat [fiscale eenheid] als huurder kosten voor haar rekening zou hebben genomen die de verhuurder verschuldigd was. Belanghebbende heeft wel gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt, dat voor [fiscale eenheid] sprake was van een zakelijke transactie. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat belanghebbende, in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en bestuurder van [fiscale eenheid], gelden aan het vermogen van [fiscale eenheid] heeft onttrokken, dat die gelden hem als aandeelhouder ten goede zijn gekomen, dat hij en [fiscale eenheid] zich van die vermogensverschuiving bewust zijn geweest en dat die wordt gedekt door in [fiscale eenheid] aanwezige winst dan wel te verwachten winst. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat [fiscale eenheid] in 2005 een winstuitdeling heeft gedaan aan haar (middellijke) aandeelhouder van € 16.222. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

2.14.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2012 door mr. D. Hund, voorzitter,

mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en prof.mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2 maart 2012.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.