Home

Rechtbank Breda, 13-03-2012, BW0397, 11/3906

Rechtbank Breda, 13-03-2012, BW0397, 11/3906

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
13 maart 2012
Datum publicatie
30 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0397
Zaaknummer
11/3906

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft werkzaamheden verricht als gastouder via een gastouderbureau. Bij het bepalen van het resultaat uit werkzaamheden heeft zij € 1.201 aan kosten in aanmerking genomen. Dat bedrag is gebaseerd op een door het gastouderbureau in samenwerking met een belastingadvieskantoor opgesteld overzicht. Het overzicht is niet opgesteld in samenspraak met de Belastingdienst. De rechtbank is van oordeel dat het overzicht niet maatgevend is voor de werkelijk gemaakte kosten. Belanghebbende kan er geen vertrouwen aan ontlenen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/3906

Uitspraakdatum: 13 maart 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 29 april 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer: [nummer].H76).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2012 te Breda.

Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [gemachtigde].

Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende heeft in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 werkzaamheden verricht als gastouder via het gastouderbureau [de werkzaamheid] (hierna: de werkzaamheid). Daaruit heeft belanghebbende € 4.429 aan inkomsten genoten. Belanghebbende heeft deze inkomsten in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2007 (hierna: de aangifte) aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.90 Wet IB 2001). Bij het bepalen van het resultaat dat zij heeft genoten uit deze werkzaamheid heeft belanghebbende een bedrag van € 1.201 aan kosten in aanmerking genomen, zodat het in de aangifte verantwoorde resultaat € 3.228 bedroeg (€ 4.429 - € 1.201).

2.2.In de aanslagfase heeft de inspecteur verzocht om een specificatie van de door belanghebbende in haar aangifte opgevoerde kosten. In reactie hierop heeft belanghebbende als bijlage bij haar brief van 18 oktober 2010 een onkostenspecificatie gevoegd dat gastouderbureau [de werkzaamheid] in samenwerking met het accountants- en belastingadvieskantoor [belastingadvieskantoor] had opgesteld.

2.3.Bij brief van 25 oktober 2010 heeft de inspecteur medegedeeld dat de door belanghebbende gestelde kosten ad € 1.201 niet gebaseerd kunnen worden op het overzicht van het gastouderbureau [de werkzaamheid]. Omdat de inspecteur het wel aannemelijk acht dat belanghebbende als gastouder kosten heeft gemaakt heeft hij deze – in redelijkheid - vastgesteld op € 500. In verband hiermee heeft de inspecteur de aangifte gecorrigeerd met een bedrag van € 701. De onderhavige aanslag is opgelegd conform deze aankondiging.

2.4.In geschil is het bedrag dat als aftrekbare kosten in aanmerking kan worden genomen bij het bepalen van het resultaat uit de onderhavige werkzaamheid.

2.5.Belanghebbende moet aannemelijk maken dat zij voor meer dan € 500 aan kosten heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende geen bonnen of andere schriftelijke bescheiden heeft bewaard van de door haar gemaakte kosten. Het door gastouderbureau [de werkzaamheid] in samenwerking met [belastingadvieskantoor] opgestelde overzicht kan niet als bewijs dienen voor belanghebbendes stelling dat zij meer dan € 500 aan kosten heeft gemaakt. Dit overzicht is slechts een algemeen voorbeeld van kosten die een gastouder normaal gesproken pleegt te maken. Welke kosten belanghebbende zelf heeft gemaakt kan daarmee niet worden bewezen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat belanghebbende niet aan haar bewijslast heeft voldaan. Voor zover belanghebbende heeft betoogd dat zij vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan het door [belastingadvieskantoor] opgestelde overzicht, overweegt de rechtbank dat dit overzicht niet is opgesteld in samenspraak met de Belastingdienst. Naar het oordeel van de rechtbank kan belanghebbende aan dit overzicht dan ook geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen.

2.6.Belanghebbende heeft voorts gesteld dat andere gastouders die werkzaam waren voor [de werkzaamheid] wel een kostenaftrek hebben gekregen van € 1.201. De inspecteur heeft volgens belanghebbende dan ook het gelijkheidsbeginsel geschonden.

2.7.Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a. de inspecteur een begunstigend beleid voert, b. ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of c. de inspecteur een meerderheid van met belanghebbende vergelijkbare gevallen door een fout gunstiger heeft behandeld dan belanghebbende zelf (de zogenoemde meerderheidsregel). Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Belanghebbende heeft echter tegenover de betwisting van de inspecteur geen enkel ander concreet geval genoemd waarin de aftrek van € 1.201 zonder nader bewijs is geaccepteerd. De rechtbank verwerpt dan ook belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel.

2.8.Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.9.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 16 maart 2012.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.