Home

Rechtbank Breda, 13-03-2012, BW0401, 11/6634

Rechtbank Breda, 13-03-2012, BW0401, 11/6634

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
13 maart 2012
Datum publicatie
30 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0401
Formele relaties
Zaaknummer
11/6634

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Gelet op de zeer geringe omvang en gewicht van het afgegeven pakketje is er geen sprake van het onmiddellijk laden en lossen als bedoeld in de Gemeentewet en de Verordening.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/6634

Uitspraakdatum: 13 maart 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 29 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer: [nummer]).

Zitting

Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Aan belanghebbende is op 17 november 2011 om 14.53 uur een naheffingsaanslag

parkeerbelasting opgelegd wegens het niet betalen van parkeerbelasting voor het doen of laten staan van zijn auto, [de auto] (hierna: de auto) op een parkeerplaats aan [straat A] te Tilburg. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011 (hierna: de Verordening) aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. De nageheven belasting bedraagt € 0,90 verhoogd met € 52 wegens kosten van de naheffingsaanslag.

2.2.Tussen partijen is in geschil of belanghebbende de auto heeft geparkeerd danwel hij de auto slechts heeft doen staan om goederen te lossen.

2.3.De rechtbank stelt aan de hand van de stukken van het geding vast dat het volgende zich heeft afgespeeld omstreeks 14.53 uur: Belanghebbende heeft zijn auto neergezet in een parkeervak aan [straat A]. Vervolgens is belanghebbende uit zijn auto gestapt om een zogenoemde SD geheugenkaart af te geven bij [fotozaak]. Deze fotozaak is gelegen schuin tegenover het parkeervak aan [straat B]. Belanghebbende is na het afgeven van de geheugenkaart teruggelopen naar zijn auto. Op dat moment trof hij de parkeercontroleurs aan bij zijn auto.

2.4.Belanghebbende stelt dat met het afgeven van de geheugenkaart en het teruglopen naar zijn auto hoogstens twee minuten waren gemoeid. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de auto zeker vijf minuten in het parkeervak heeft gestaan.

2.5.Op grond van de artikel 1 van de Verordening wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

2.6. Onder het onmiddellijk laden en lossen zoals bedoeld in art. 226 van de Gemeentewet (tekst 1994, thans artikel 225 Gemeentewet) dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (Hoge Raad 12 mei 1999, nr. 33286, BB 99/566).

2.7.Naar de rechtbank begrijpt heeft belanghebbende een pakketje van zeer geringe omvang en gewicht afgegeven. Gezien de onder 2.6. vermelde definitie was dan geen sprake van het onmiddellijk laden en lossen als bedoeld in de Gemeentewet en de Verordening. Hoe lang het voertuig in het parkeervak heeft gestaan is dan niet meer van belang. De naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.

2.8.Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.9.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 maart 2012.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.