Rechtbank Breda, 29-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:647 ECLI:NL:RBBRE:2012:648 BW0455, 11/5703
Rechtbank Breda, 29-02-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:647 ECLI:NL:RBBRE:2012:648 BW0455, 11/5703
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 29 februari 2012
- Datum publicatie
- 19 april 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0455
- Zaaknummer
- 11/5703
Inhoudsindicatie
Geen dwangsom verschuldigd indien beslist wordt op dag na verstrijken van beslistermijn.
Hoewel de inspecteur één dag ná het verstrijken van de beslistermijn van artikel 4:17, derde lid, van de AWB uitspraak heeft gedaan op belanghebbendes bezwaar, is hij op grond van de uitspraak van de Raad van State van 1 september 2010 (nummer: 200909049/1/H3, LJN BN5684) geen dwangsom verschuldigd.
Verdaging beslistermijn door inspecteur na ommekomst van deze termijn heeft geen betekenis (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, 6 augustus 2010, nummer: 201003281/2/M1).
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/5703
Uitspraakdatum: 29 februari 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak
De beslissing van de inspecteur van 23 juni 2011 op het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens de inspecteur, [gemachtigden]. Belanghebbende is met kennisgeving vooraf niet verschenen.
Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers AWB 11/2702, AWB 11/2703, AWB 11/4373, AWB 11/4892, AWB 11/5076, AWB 11/5077, AWB 12/748 en AWB 12/749.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 18 september 2010 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2006 met aanslagnummer: [nummer]H.67 (hierna: de navorderingsaanslag). Bij brief van 25 oktober 2010 heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft op 17 november 2010 aan belanghebbende medegedeeld dat hij de termijn voor het doen van uitspraak op grond van artikel 7.10, derde lid, van de Awb heeft verlengd met zes weken. Belanghebbende heeft de inspecteur op 7 februari 2011 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De inspecteur heeft op 21 februari 2011 afwijzend beslist op deze ingebrekestelling aangezien de beslistermijn voor het bezwaar volgens hem nog niet was verstreken. Op 22 februari 2011 heeft de inspecteur uitspraak gedaan op belanghebbendes bezwaar tegen de hiervoor vermelde navorderingsaanslag. Belanghebbende heeft op 2 april 2011 bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beslissing van 21 februari 2011. De inspecteur heeft dit bezwaar op 23 juni 2011 ongegrond verklaard.
1.2. Belanghebbende heeft bij brief van 2 augustus 2011, bij de rechtbank ‘s-Gravenhage binnengekomen op 5 augustus 2011, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 23 juni 2011. De rechtbank ‘s-Gravenhage heeft dit beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank alwaar het op 28 september 2011 is binnengekomen. Bij dit beroep heeft belanghebbende verzocht om een dwangsom in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaar alsmede om vergoeding van proceskosten.
1.3. De inspecteur is bij brief van 17 november 2011 verzocht om binnen vier weken na deze datum tot de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen. De inspecteur heeft hier tot op heden niet op gereageerd. In de procedure AWB 11/5507 heeft de inspecteur op 20 juli 2011 een verweerschrift ingediend met betrekking tot de voormelde uitspraak op bezwaar van 22 februari 2011 aangaande belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslag. Aangezien de inspecteur in dit verweerschrift ingaat op belanghebbendes verzoek om een dwangsom, rekent de rechtbank dit verweerschrift tevens tot de gedingstukken van de onderhavige procedure.
1.4. De inspecteur moet op grond van artikel 7.10, eerste lid, van de Awb binnen zes weken na het verstrijken van de bezwaartermijn uitspraak doen. Aangezien de bezwaartermijn eindigt op 1 november 2010, is de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar in beginsel verstreken op 13 december 2010. De inspecteur heeft echter op 17 november 2010 aan belanghebbende medegedeeld dat hij de termijn voor het doen van uitspraak op grond van artikel 7.10, derde lid, van de Awb heeft verlengd met zes weken. Dit betekent dat de inspecteur uiterlijk op 24 januari 2011 uitspraak op het bezwaar moet doen.
1.5. Belanghebbende heeft bij brief van 25 november 1020 aangegeven dat hij wilde worden gehoord op het bezwaar. Bij brief van 27 januari 2011 heeft de inspecteur hem uitgenodigd voor een hoorgesprek op 23 februari 2011 en aangekondigd dat de uitspraak werd verdaagd met de tussenliggende termijn. Nu deze brief is verzonden na ommekomst van de beslistermijn die immers afliep op 24 januari 2011, komt daaraan evenwel geen betekenis toe (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, 6 augustus 2010, nummer: 201003281/2/M1).
1.6. Nu de inspecteur niet uiterlijk op 24 januari 2011 op het bezwaar heeft beslist en hij ook niet vóór die datum aan belanghebbende heeft medegedeeld dat de uitspraak werd verdaagd, was hij met ingang van 25 januari 2011 in gebreke tijdig uitspraak te doen. Belanghebbende heeft de inspecteur middels het formulier ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’, met dagtekening 7 februari 2011, in gebreke gesteld. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb is de inspecteur een dwangsom verschuldigd vanaf het moment waarop twee weken na de dag waarop de inspecteur de ingebrekestelling heeft ontvangen, zijn verstreken. De dag waarop uitspraak wordt gedaan, telt niet mee als dag waarover een dwangsom wordt vastgesteld (Raad van State, 1 september 2010, nummer: 200909049/1/H3, LJN BN5684). De ingebrekestelling is op 8 februari 2011 door de inspecteur ontvangen. Dit betekent dat de inspecteur uiterlijk twee weken na 8 februari 2011 uitspraak had moeten doen, derhalve op 21 februari 2011. De inspecteur heeft op 22 februari 2011 uitspraak gedaan. Dat is weliswaar een dag te laat, maar voor die dag wordt, gelet op de uitspraak van de Raad van State, geen dwangsom vastgesteld. Het beroep is om deze reden op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb ongegrond verklaard.
1.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan op 29 februari 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. Hermus, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 5 maart 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.