Home

Rechtbank Breda, 04-05-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1505 BW7976, 11/852

Rechtbank Breda, 04-05-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1505 BW7976, 11/852

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
4 mei 2012
Datum publicatie
11 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW7976
Zaaknummer
11/852

Inhoudsindicatie

Belanghebbende woont in Nederland. Hij heeft in het verleden in Duitsland gewerkt en nog een gestald (negatief) buitenlands inkomen. In geschil is of de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting juist is berekend. De wijze van voorkoming van dubbele belasting is geregeld in artikel 20, lid 3 van het Verdrag. Nederland verleent de vermindering “onder voorbehoud van zijn nationale voorschriften”. De methode van verrekening wordt geregeld in artikel 10, lid 1 en 2, van het Besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de verminderingsbeschikking op de juiste wijze berekend. Deze methode is internationaal erkend en komt overeen met de methode zoals die is voorgeschreven in het verdrag.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/852

Uitspraakdatum: 4 mei 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 2 november 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2008 verleende verminderingsbeschikking inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.062.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2012 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, tot bijstand vergezeld van zijn echtgenote [echtgenote], en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende, geboren [datum] 1961, woont in Nederland. Hij heeft in 2005 en 2006 in Duitsland gewerkt. Sinds 1 september 2007 werkt belanghebbende in Nederland. Als gevolg van negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning in jaren voorafgaand aan het jaar 2007 was in de desbetreffende jaren het vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: het Besluit) groter dan het belastbare inkomen uit werk en woning. Over de jaren 2005 en 2006 heeft belanghebbende daardoor een gestald (negatief) buitenlands inkomen van € 13.909 en € 7.964.

2.2.Bij de aanslagregeling over 2007 is € 1.291 van het gestalde inkomen gebruikt op grond van de doorschuifregeling in artikel 11 van het Besluit. Het daardoor naar volgende jaren over te brengen vrij te stellen buitenlands inkomen uit werk en woning, zoals bedoeld in genoemd artikel 11, bedraagt per 31 december 2007 € 20.582 (hierna: het door te schuiven inkomen).

2.3.Belanghebbende heeft in zijn aangifte over 2008 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 37.062. Bij de aanslagregeling is de aangifte gevolgd. In verband met het door te schuiven inkomen heeft de inspecteur met dagtekening 25 september 2010 een verminderingsbeschikking opgemaakt.

2.4.In geschil is of de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting juist is berekend. Belanghebbende bepleit dat een vrijstelling aan de top moet worden verleend. Alvorens aan deze vraag toegekomen kan worden, dient de rechtbank echter te beoordelen of het beroep ontvankelijk is.

Ontvankelijkheid

2.5.Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een

beroep¬schrift zes weken. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.6.De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 2 november 2010, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is geëindigd op 14 december 2010. Het beroepschrift, gedagtekend 2 februari 2011, is op 4 februari 2011 bij Hof ‘s-Hertogenbosch en op 7 februari 2011 bij de rechtbank binnengekomen. Het beroepschrift is dus, gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, niet tijdig ingediend.

2.7.Met de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Vast staat dat belanghebbende vanaf 3 november 2010 verschillende malen telefonisch contact heeft opgenomen met de belastingdienst over de onjuistheid van de uitspraak op bezwaar en dat hem in die contacten niet is gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar, terwijl de termijn daartoe beperkt is . Het beroep is dan ook ontvankelijk.

Doorschuifregeling

2.8.Belanghebbende stelt dat de doorschuifregeling een vrijstelling aan de top en niet een naar evenredigheid moet opleveren.

2.9.In artikel 1, lid 2, onderdeel 2 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied (hierna: het Verdrag) zijn de Nederlandse belastingen opgenomen waarop het verdrag van toepassing is. De premie volksverzekeringen is in deze opsomming niet opgenomen zodat met die premies bij de berekening van de vrijstelling terecht geen rekening is gehouden.

2.10.De wijze van voorkoming van dubbele belasting is geregeld in art. 20, lid 3, van het Verdrag. Nederland verleent een vermindering van de berekende belasting die behoort bij de inkomsten waarover Duitsland mag heffen op grond van de toewijzingsbepalingen in het verdrag. Nederland verleent deze vermindering “onder voorbehoud van zijn nationale voorschriften voor de vermijding van dubbele belasting betreffende de verliescompensatie”. De technische uitwerking van de doorschuifregeling is opgenomen in artikel 11 van het Besluit. De methode van verrekening wordt geregeld in artikel 10, lid 1 en 2 van het Besluit.

2.11.Artikel 10, lid 1 van het Besluit bepaalt dat de voorkoming van dubbele belasting wordt verleend door een vermindering te verlenen op de verschuldigde inkomstenbelasting. Artikel 10, lid 2, van het Besluit bepaalt: “De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het bedrag dat tot de belasting die zonder de toepassing van dit besluit volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 over het belastbare inkomen uit werk en woning verschuldigd zou zijn, in dezelfde verhouding staat als het buitenlands inkomen uit werk en woning uit een Mogendheid staat tot het noemerinkomen. Het noemerinkomen is in het onderhavige geval het totale inkomen uit werk en woning.

2.12.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de verminderingsbeschikking volgens het Besluit op de juiste wijze berekend. Voorzover belanghebbende stelt dat de evenredige belastingvrijstelling strijdig is met het internationale recht kan de rechtbank belanghebbende niet volgen. Deze methode is een internationaal erkende methode (vergelijk artikel 23b van het OESO-modelverdrag) die bovendien overeenkomt met de methode zoals die is voorgeschreven in het Verdrag.

2.13.Voor zover belanghebbende heeft aangevoerd dat het Besluit onredelijk is en derhalve in zoverre niet of anders moet worden toegepast, moet dit standpunt worden verworpen. In artikel 11 van de Wet van 1829, Stb. 28, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk, is namelijk voorgeschreven dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet mag beoordelen. Dat geldt dan ook voor een Besluit als het onderhavige.

2.14.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.

2.15.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg- Braspenning, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 mei 2012.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.