Rechtbank Breda, 06-04-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1527 BW8012, 11/54
Rechtbank Breda, 06-04-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1527 BW8012, 11/54
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 6 april 2012
- Datum publicatie
- 11 juni 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BW8012
- Zaaknummer
- 11/54
Inhoudsindicatie
WOZ – deskundigenrapport/pkv
Het enkele feit dat er een taxatierapport is opgesteld wil nog niet zeggen dat er sprake is van een deskundigenrapport. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de deskundigheid van de taxateur op het moment dat het taxatierapport is opgesteld niet aannemelijk gemaakt. Telefonisch horen komt niet voor een proceskostenvergoeding in aanmerking.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/54
Uitspraakdatum: 6 april 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 30 november 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [de woning] (hierna: de woning), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010 alsmede de vergoeding van de kosten van de bezwaarfase.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012 te Tilburg.
Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan [adviesbureau] te Zevenbergen, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar;
-vermindert de vastgestelde waarde tot € 688.000;
-vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van € 688.000;
-veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.092;
-gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2009 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2010 tot 1 januari 2011 op € 716.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde en de aanslag gehandhaafd.
2.2.Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en
wel in die zin dat de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2009 nader moet worden vastgesteld op € 688.000.
2.3.Gelet op vorenoverwogene is het beroep gegrond.
3.Proceskosten
3.1.In geschil is nog het antwoord op de volgende vragen:
a) heeft belanghebbende recht op een vergoeding van het deskundigenrapport in bezwaar; en
b) dient de heffingsambtenaar voor het telefonisch horen van de gemachtigde een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Deskundigenrapport
3.2.Het taxatierapport van belanghebbende is door de heer [X] opgesteld en ondertekend. In dit taxatierapport staat niet vermeld dat de heer [X] ingeschreven staat in het Kandidaat Register Makelaar Taxateur. Het enkele feit dat er een taxatierapport is opgesteld wil nog niet zeggen dat er sprake is van een deskundigenrapport
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de deskundigheid van de heer [X] op het moment dat het taxatierapport is opgesteld niet aannemelijk gemaakt.
Telefonisch horen
3.3.De rechtbank is van oordeel dat voor een kostenvergoeding voor een hoorgesprek, zoals belanghebbende voorstaat, in beginsel geen plaats is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat noch naar de letter, noch naar de strekking telefonisch overleg kan gelden als het aanwezig zijn ter hoorzitting. Niets wijst er ook op dat de Besluitgever tegemoet heeft willen komen in de kosten die worden gemaakt in verband met het telefonisch horen. De rechtbank verwijst hierbij naar onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit waarin het telefonisch toelichten van het bezwaarschrift niet uitdrukkelijk als voor vergoeding in aanmerking komende proceshandeling is genoemd. De rechtbank verwijst ook naar de nota van toelichting bij het Besluit van 25 februari 2002 (Staatsblad 2002, 113, hierna de Nota) waaruit duidelijk blijkt dat de term “hoorzitting” als bedoeld in onderdeel A4 van de bijlage van het Besluit niet ziet op situaties waarin het uitwisselen van standpunten in de bezwaarfase op een andere wijze plaatsvindt dan door middel van het lijfelijk aanwezig zijn op een ter zake belegde zitting.
3.4.Gelet op hetgeen in 2.2 en 2.3 is overwogen vindt de rechtbank aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 april 2012.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.