Home

Rechtbank Breda, 06-04-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1532 BW8110, 11/3102

Rechtbank Breda, 06-04-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1532 BW8110, 11/3102

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
6 april 2012
Datum publicatie
13 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW8110
Zaaknummer
11/3102

Inhoudsindicatie

Motivering bezwaar

Bij een herhaald verzoek om motivering van het bezwaar, heeft de inspecteur belanghebbende er niet op gewezen dat het overschrijden van de gestelde termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Belanghebbende heeft de termijn wel overschreden maar het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/3102

Uitspraakdatum: 6 april 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Helmond,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 3 mei 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer: [nummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012 te Tilburg. De zaken met de procedurenummers 11/3101, 11/3102 en 11/5004 zijn gelijktijdig behandeld.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur [gemachtigden]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

wijst de zaak terug naar de inspecteur en gelast deze opnieuw uitspraak op bezwaar te doen;

-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 109,25;

-gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.Op 9 september 2010 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 27 juli 2007 tot en met 30 juni 2010.

2.2.Naar aanleiding van voormelde boekenonderzoek is, onder meer, met dagtekening 26 januari 2011 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 70.284 (hierna: de naheffingsaanslag).

2.3.Bij brieven 16 februari 2011 en 17 maart 2011 heeft de inspecteur belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het bezwaar te motiveren.

2.4.De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar van 3 mei 2011niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een motivering.

2.5.In artikel 6:5 van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten. Dit houdt in dat een bezwaarschrift gemotiveerd moet zijn. Is hieraan niet voldaan dan verleent artikel 6:6 Awb het bestuursorgaan de bevoegdheid het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.6.De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 4 november 2003, nr. 01/6239, LJN AN8063, voor zover hier van belang, het volgende overwogen: “(…) dat de in het kader van de bezwaarschriftprocedure in acht te nemen zorgvuldigheid meebrengt dat een bestuursorgaan dat de indiener van het bezwaarschrift een als fataal bedoelde termijn stelt om een gepleegd verzuim te herstellen, daarbij dient aan te geven dat bij het overschrijden van die termijn de kans bestaat dat dit niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg zal hebben. In de uitspraak van 5 december 2001 heeft de Raad aangegeven dat niet aan dit zorgvuldigheidsvereiste wordt voldaan, indien bij een eerdere voor herstel van het verzuim gestelde termijn wel is gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring bij overschrijding daarvan, maar bij de laatste daarvoor gestelde termijn niet.”

2.7.In tegenstelling tot hetgeen de rechtbank ter zitting aan de orde heeft gesteld, heeft zij achteraf geconcludeerd dat de inspecteur in de brief van 17 maart 2011 belanghebbende er niet op heeft gewezen dat het overschrijden van de fatale termijn kan leiden tot

niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Derhalve heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet ontvankelijk verklaard.

2.8.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard en gelast de rechtbank dat de inspecteur ingevolge artikel 8:72, vierde lid van de Awb opnieuw uitspraak op bezwaar doet.

2.9.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij worden de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 11/3101 en 11/3102 als samenhangende zaken beschouwd. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,5), waarvan vanwege de samenhang, de helft aan de onderhavige zaak wordt toegekend, te weten € 109,25.

Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 april 2012.

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.