Home

Rechtbank Breda, 13-04-2012, BW8691, 10/2588

Rechtbank Breda, 13-04-2012, BW8691, 10/2588

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
13 april 2012
Datum publicatie
19 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW8691
Zaaknummer
10/2588

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 1999 een vervangingsreserve gevormd bij verkoop van verhuurde panden. Dat werd m.i.v. 2001 van rechtswege en herinvesteringsreserve die uiterlijk in 2003 moest worden aangewend. De inspecteur belast de reserve niet in 2003 en ook niet bij de primitieve aanslag 2004 maar vordert later na over 2004. De rechtbank acht navordering niet mogelijk omdat een nieuw feit ontbreekt. Ook de foutenleer rechtvaardigt niet het opleggen van de navorderingsaanslag omdat het jaar 2004 niet meer openstond na het opleggen van de primitieve aanslag.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 10/2588

Uitspraakdatum: 13 april 2012

Uitspraak in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats],

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,

verweerder.

Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 13 mei 2011.

1.2. De rechtbank heeft ter zitting van 16 maart 2011 de behandeling geschorst voor nader overleg tussen partijen. De inspecteur heeft daarvan verslag gedaan bij brieven van 20 december 2011. Namens belanghebbende is gereageerd bij brieven van 10 januari en 28 februari 2012. Bij brieven van 12 en 29 maart 2012 hebben partijen aangegeven af te zien van een nadere zitting.

2. Feiten en geschil

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 13 mei 2011.

3. Uitkomst nader onderzoek

3.1. De inspecteur heeft in zijn brief van 20 december 2011 geconcludeerd tot een belastbare winst van € 95.734. Dat bedrag is als volgt berekend:

Belastbare winst volgens aangifte € 7.388,00

Correcties

Management fees € 6.250,00

Herinvesteringsreserve € 73.773,00

Deelneming [evenement] € 8.232,00

Belastbare winst € 95.734,00

Managementfees

3.2. Door de gelieerde vennootschap [onderneming A.] B.V. worden aan diverse groepsmaatschappijen management fees in rekening gebracht. Belanghebbende heeft € 56.250 aan management fees betaald en ten laste van de winst gebracht. De inspecteur heeft daarvan, uiteindelijk, € 50.000 geaccepteerd. Belanghebbende heeft niet inzichtelijk gemaakt op elke gronden de management fee is berekend en derhalve niet aannemelijk gemaakt dat tussen zakelijk handelende partijen een hogere fee dan € 50.000 zou zijn overeengekomen en betaald. De correctie is terecht.

Herinvesteringsreserve

3.3. De inspecteur is er vanuit gegaan dat de reserve is gevormd in 1999. Belanghebbende heeft dat niet bestreden dus de rechtbank gaat daar ook vanuit. Herinvestering had dan uiterlijk eind 2003 moeten geschieden. Belanghebbende heeft niet tijdig geherinvesteerd en de reserve had dus eind 2003 aan de winst moeten worden toegevoegd. Dat is echter niet gebeurd; noch in de aangifte noch bij de aanslagregeling. Handhaving van de reserve zorgde voor een fout op de eindbalans 2003 die op grond van de foutenleer hersteld kon worden in het oudste openstaande jaar. Bij het opleggen van de primitieve aanslag over 2004 heeft de inspecteur de fout echter niet hersteld. Correctie van de fout in 2004 op grond van de foutenleer is dan niet meer mogelijk.

3.4. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er ook geen nieuwe feit is dat navordering over het bedrag van de herinvesteringsreserve in 2004 rechtvaardigt.

3.5. De rechtbank zal de belastbare winst verminderen met de correctie van € 73.773.

[Evenement]

3.6. Belanghebbende heeft met deze correctie ingestemd.

Conclusie

3.7. Hetgeen de rechtbank in 3.1. tot en met 3.4. heeft overwogen leidt ertoe dat de navorderingsaanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 95.734 min € 73.773 of € 21.961. Het beroep is gegrond.

4. Proceskosten

4.1. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase bestaat geen grond nu om vergoeding niet is verzocht voordat de uitspraak is gedaan.

4.2. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de normering van kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 437 per punt en een wegingsfactor 1).

4.3. De rechtbank beschouwt de zaken met procedurenummers 10/2586 tot en met 10/2592 als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit. Nu dat meer dan drie zaken zijn, wordt de proceskostenvergoeding verhoogd met een factor 1,5 tot € 1.311 waarvan in deze zaak wordt toegekend 1/7e deel of (afgerond) € 188.

5. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak;

- vermindert de navorderingsaanslag tot een naar een belastbaar bedrag van € 21.961;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 188;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 aan deze vergoedt.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M.J. van Balkom, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 april 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.