Home

Rechtbank Breda, 26-04-2012, BX1352, 11/2304

Rechtbank Breda, 26-04-2012, BX1352, 11/2304

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
26 april 2012
Datum publicatie
13 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BX1352
Zaaknummer
11/2304

Inhoudsindicatie

Het bestaan van een ontnemingsvordering op belanghebbende en het daarmee samenhangende beslag op onroerende zaken, heeft geen invloed op de waarde van de betreffende onroerende zaken in box 3.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/2304

Uitspraakdatum: 26 april 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [land],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 10 maart 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 39.815 (aanslagnummer [nummer].H76).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2012 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Den Haag, en namens de inspecteur, [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont sinds 1997 in [land]. Zij is eigenaar van de onroerende zaken [onroerende zaak 1], [onroerende zaak 2] en [onroerende zaak 3] te [plaats X] en [onroerende zaak 4] te [plaats Y]. De WOZ-waarde per begin en einde van het jaar 2007 van deze onroerende zaken bedraagt respectievelijk € 304.000, € 275.000 en € 263.000 en € 357.500.

2.2. In de aangifte inkomstenbelasting voor 2007 is een gezamenlijke waarde van de onroerende zaken vermeld van € 1.110.731 voor het begin van het belastingjaar en van € 1.176.500 voor het eind van het belastingjaar. Als waarde van de schulden is voor begin belastingjaar een bedrag vermeld van € 296.448. Voor eind belastingjaar is geen schuld vermeld. De gemiddelde rendementsgrondslag bedraagt op grond van het voorgaande € 995.391 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is € 39.815. De inspecteur heeft conform de aangifte een aanslag opgelegd.

2.3. Per 4 juli 2007 heeft de Officier van Justitie te Amsterdam, Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie conservatoir beslag gelegd op de voornoemde onroerende zaken. Dit beslag duurt tot op heden voort. Het houdt verband met een ontnemingsvordering van € 2.000.000 en een ontnemingsvordering van € 1.900.000 ten laste van belanghebbende. Deze ontnemingsvorderingen staan nog niet onherroepelijk vast.

2.4. In geschil is of het inkomen uit sparen en beleggen juist is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of het conservatoir beslag op de onroerende zaken ertoe leidt dat voor die zaken ter berekening van het inkomen uit sparen en beleggen 2007 de waarde nihil is, hetgeen belanghebbende stelt en de inspecteur betwist.

2.5. Omdat er per 1 januari 2007 nog geen beslag op de onroerende zaken was gelegd, is het standpunt van belanghebbende in zoverre onjuist. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat het conservatoir beslag een subjectieve omstandigheid is die belanghebbende persoonlijk aangaat en die geen invloed heeft op de objectieve waarde van de onroerende zaken die per 31 december 2007 nog steeds in eigendom bij belanghebbende waren.

2.6. Voor het in aanmerking nemen van een schuld ter grootte van de ontnemingsvordering van in totaal € 3.900.000 bestaat geen grond, omdat deze vordering in 2007 (nog) niet onherroepelijk vaststond. De stelling van belanghebbende dat het standpunt van de Officier van Justitie inhoudt dat de eigendommen van belanghebbende zijn gefinancierd met vreemd vermogen kan haar niet baten. Het in aanmerking nemen van een schuld in box 3 is slechts mogelijk indien sprake is van een daadwerkelijke verplichting. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur maakt belanghebbende niet aannemelijk dat zij tot een hoger bedrag aan verplichtingen of schulden heeft dan het bedrag dat reeds door de inspecteur in aanmerking is genomen. Belanghebbende heeft van het bestaan van enige schuld of verplichting geen bewijs overgelegd.

2.7. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank aannemelijk dat de inspecteur het inkomen uit sparen en beleggen niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Het beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2012 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. J.M.C. Hendriks, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 mei 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.