Home

Rechtbank Breda, 12-06-2012, BX4078, 12/2188

Rechtbank Breda, 12-06-2012, BX4078, 12/2188

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
12 juni 2012
Datum publicatie
8 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BX4078
Zaaknummer
12/2188

Inhoudsindicatie

Belastingrecht, voorlopige voorziening

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sprake is van een zodanige spoedeisendheid dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist is.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter

Procedurenummer: AWB 12/2188

Uitspraakdatum: 12 juni 2012

Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft, met dagtekening 9 mei 2012, aan belanghebbende een beschikking afgegeven waarin is meegedeeld dat belanghebbende vanaf 31 augustus 2012 niet meer in aanmerking komt voor voortzetting van de 30%-vergoedingsregeling, als bedoeld in paragraaf 3.3.1 van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 31a, lid 2, letter e van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 10ea en volgende van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: de 30%-regeling).

1.2. Belanghebbende heeft op 16 mei 2012 bezwaar aangetekend tegen de in 1.1 genoemde beschikking.

1.3. Belanghebbende heeft, bij brief van 16 mei 2012, bij de rechtbank binnengekomen op 21 mei 2012, de voorzieningenrechter verzocht de in 1.1 genoemde beschikking te schorsen. Ter zake van dit verzoek heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, en namens de inspecteur, [gemachtigden].

2. Karakter voorlopige voorziening

2.1. De voorzieningenrechter kan alleen op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt (connexiteitseis), en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op het in 1.2 genoemde bezwaar, is voldaan aan het vereiste van connexiteit.

2.3. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van belanghebbende dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Belanghebbende stelt dat hij, indien de 30%-regeling niet wordt voortgezet te maken krijgt met een flinke achteruitgang van zijn inkomen en dat hij daardoor mogelijk gedwongen wordt om een andere dienstbetrekking te zoeken.

2.4. De voorzieningenrechter overweegt dat belanghebbende heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat hij, bij genoemde achteruitgang van zijn inkomen, zijn betalingsverplichtingen niet meer zou kunnen voldoen. Weliswaar heeft belanghebbende gesteld dat hij mogelijk gedwongen wordt om een andere dienstbetrekking te zoeken, maar hij heeft die, door de inspecteur bestreden, stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft belanghebbende dan ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanige spoedeisendheid dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist is.

2.5. Gelet op het vorenstaande behoeven belanghebbendes grieven geen behandeling en dient het verzoek te worden afgewezen.

3. Proceskosten

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4. Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2012 door mr. drs. M.M. de Werd, voorzieningenrechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 13 juni 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.