Home

Rechtbank Breda, 28-06-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:2458 BX8194, 12/600

Rechtbank Breda, 28-06-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:2458 BX8194, 12/600

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
28 juni 2012
Datum publicatie
25 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8194
Zaaknummer
12/600

Inhoudsindicatie

WOZ 2011. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de brief van de heffingsambtenaar inhoudende een “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011”. De rechtbank merkt deze brief van de heffingsambtenaar aan als een ambtshalve herziening over de jaren 2008, 2009 en 2010. De rechtbank overweegt dat tegen een ambtshalve herziening geen beroep openstaat bij de belastingrechter. Belanghebbende heeft geen grieven tegen de voor het kalenderjaar 2011 vastgestelde WOZ-waarde, zodat het beroep wegens het ontbreken van een belang niet-ontvankelijk is verklaard. Voorts acht de rechtbank begrijpelijk dat belanghebbende door de gebruikte titel “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011” in verwarring is gebracht en hiertegen beroep heeft ingesteld. De rechtbank vindt hierin aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/600

Uitspraakdatum: 28 juni 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de heffingsambtenaar van 29 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres woning] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar,

[gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 515.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2011 bekend gemaakt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. In het hoorgesprek in de bezwaarfase heeft belanghebbende tevens de stelling ingenomen dat ook de waardes in de jaren 2008, 2009 en 2010 moeten worden verminderd.

2.2. In de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011 heeft de heffingsambtenaar de waarde 2011 verminderd tot € 414.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

Belanghebbende heeft na de uitspraken op bezwaar telefonisch contact gehad met de heffingsambtenaar. Zo de rechtbank verstaat heeft belanghebbende in het telefoongesprek nogmaals gesteld dat ook de waardes in de jaren 2008, 2009 en 2010 moeten worden verminderd. De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van het telefonisch contact op 19 januari 2012 aan belanghebbende een brief gezonden met als onderwerp “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011”. In deze brief heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende meegedeeld dat de waardes over de jaren 2008, 2009 en 2010 blijven gehandhaafd.

2.3. Belanghebbende is het eens met de voor het kalenderjaar 2011 vastgestelde waarde van de woning van € 414.000. Hij heeft ook geen overige grieven tegen de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011. Het beroep van belanghebbende richt zich enkel tegen de inhoud van de brief van de heffingsambtenaar van 19 januari 2012.

2.4. Nu belanghebbende geen grieven heeft tegen de uitspraken op bezwaar van 29 december 2011, heeft hij geen belang bij een oordeel daarover van de belastingrechter. Het beroep tegen de uitspraken op het bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de onroerende-zaakbelastingen 2011 is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

2.5. De rechtbank merkt belanghebbendes stelling over de waardes van de jaren 2008, 2009 en 2010 in de hoor- en telefoongesprekken aan als een verzoek om een ambtshalve herziening, waaraan de heffingsambtenaar in de brief van 19 januari 2012 gevolg heeft gegeven. Tegen een ambtshalve herziening staat geen beroep open bij de belastingkamer van de rechtbank.

2.6. De heffingsambtenaar heeft de ambtshalve herziening van 19 januari 2012 het onderwerp “Aanvulling uitspraak Bezwaar waardebeschikking 2011” gegeven. De rechtbank acht het begrijpelijk dat belanghebbende hierdoor in verwarring is gebracht en beroep heeft ingesteld. De rechtbank vindt hierin aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

2.7. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 28 juni 2012 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 12 juli 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.