Home

Rechtbank Breda, 17-07-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:2496 BX8206, 11/5709

Rechtbank Breda, 17-07-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:2496 BX8206, 11/5709

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
17 juli 2012
Datum publicatie
25 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8206
Zaaknummer
11/5709
Relevante informatie
Wet milieubeheer [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Wet milieubeheer [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 15.33

Inhoudsindicatie

Geen vermindering afvalstoffenheffing voor appartementbewoners. Het feit dat er bij de appartementen geen containers zijn voor groenafval en dat de vuilcontainers altijd vol zitten, is geen reden voor verlaging of vernietiging van de afvalstoffenheffing. Evenmin is van belang of de gemeente op de afvaldienst bij het appartement winst maakt. Voor de vraag of de afvalstoffenheffing hoger is dan de daarvoor gemaakte kosten moeten de totale kosten in de gemeente worden afgezet tegen de totale opbrengsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/5709

Uitspraakdatum: 17 juli 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hulst,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 4 oktober 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag afvalstoffenheffing (aanslagnummer [aanslagnummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2012 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde] en, ter bijstand,

[gemachtigde]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende woonde in 2011 in een appartement van het complex [complex] op het adres [adres ] te [woonplaats] en voerde een tweepersoonshuishouden. Het appartementencomplex is voorzien van twee afvalcontainers, een voor papierafval en een voor restafval.

2.2. De heffingsambtenaar heeft op grond van de Verordening reinigingsheffingen 2009 van de gemeente Hulst (hierna: de Verordening) aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd van € 239 (hierna: de aanslag).

2.3. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend.

2.4. Belanghebbende heeft gesteld dat hij niet gelijk behandeld wordt met andere inwoners omdat hij, als appartementbewoner, evenveel afvalstoffenheffing moet betalen als andere inwoners die een betere afvalvoorziening hebben. De afvalcontainers die bij het appartementencomplex staan zitten vaker vol dan die bij inwoners die beschikken over aan hen individueel ter beschikking gestelde rolcontainers en er zijn geen groencontainers.

2.5.1. Een gemeente kan op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen waaraan kunnen worden onderworpen degenen die feitelijk gebruik maken van een perceel waarvan een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2.5.2. Artikel 2 van de Verordening verstaat onder huishoudelijke afvalstoffen, afvalstoffen van een particuliere huishouding, aangeboden in een rolemmer van een door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven model of, met toestemming van dit college, aangeboden op een andere wijze.

2.5.3. De artikelen 3 en 4 van de Verordening bepalen dat onder de naam “afvalstoffenheffing” een directe belasting wordt geheven ter zake van het feitelijke gebruik van een perceel van de feitelijke gebruiker daarvan.

2.5.4. Volgens de bij de Verordening horende Tarieventabel voor het jaar 2011 bedraagt het tarief bij gebruik van het perceel door twee personen € 239.

2.6. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag afvalstoffenheffing terecht aan belanghebbende is opgelegd en dat de aanslag juist is vastgesteld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende het feitelijke gebruik heeft van het appartement en dat ook bij hem afval wordt opgehaald. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voor wat betreft de heffing slechter behandeld wordt dan andere inwoners van de gemeente. Een geschil over steeds vol zittende afvalcontainers kan niet door de belastingrechter beslist worden.

2.7. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de gemeente in strijd met de wet winst maakt op het ophalen van afval bij de bewoners van het appartementencomplex. Het ophalen van afval bij een appartementencomplex is immers goedkoper, zo voert belanghebbende aan.

2.8. Artikel 229b van de Gemeentewet bepaalt dat in de verordeningen de gemeentelijke tarieven zodanig vastgesteld moeten worden dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit echter voor het totaal van een Verordening en niet voor de onderliggende afzonderlijke elementen daarvan. Dat bij het vaststellen van de Verordening sprake was van een overschrijding zoals bedoeld in voornoemd wetsartikel is gesteld noch gebleken. Belanghebbendes beroepsgrond faalt.

2.9. Op grond van het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.

De griffier, de rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 juli 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.