Rechtbank Breda, 17-07-2012, BX8337, 11/3351
Rechtbank Breda, 17-07-2012, BX8337, 11/3351
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 17 juli 2012
- Datum publicatie
- 26 september 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8337
- Zaaknummer
- 11/3351
Inhoudsindicatie
Een chauffeur van een walsmachine, die zich verhuurde aan opdrachtgevers via een bemiddelingsbureau, was geen ondernemer voor de inkomstenbelasting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/3351
Uitspraakdatum: 17 juli 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst Zuidwest/kantoor Terneuzen
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 23 februari 2011 op het bezwaar van belanghebbenden tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premieheffing over het jaar 2008 en de daarbij vastgestelde boete van € 8.250.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2012 te Middelburg. Namens de inspecteur is verschenen [gemachtigde]. Belanghebbende is, met bericht, niet verschenen.
1. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- handhaaft de navorderingsaanslag;
- vermindert de boete tot € 3.891;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 437;
- gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan hem te vergoeden.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is van beroep chauffeur van walsmachines, gebruikt bij asfaltering van wegen. Belanghebbende is als ondernemer ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Zijn bedrijfsmiddelen zijn kantoorinventaris en een personenauto.
2.2. Belanghebbende heeft in 2006 en 2007 een verzoek gedaan om een VAR-verklaring arbeidsrelatie voor 2007 respectievelijk 2008. Daarin heeft hij vermeld dat hij meer dan 7 opdrachtgevers had en niet werkte via een bemiddelaar, detacherings- of uitzendbureau. Belanghebbende vroeg en kreeg een VAR winst.
2.3. Belanghebbende werkte in 2008 uitsluitend via bemiddeling van [bemiddelingsbureau] in [plaats X]. Dat kantoor heeft zich gespecialiseerd in bemiddeling bij wegenbouw. [bemiddelingsbureau] zocht opdrachtgevers aan, maakte aan de hand van urenbriefjes van belanghebbende facturen op en declareerde aan de opdrachtgevers de door belanghebbende gewerkte uren en gemaakte reiskosten. Belanghebbende betaalde daarvoor een vaste vergoeding, gerelateerd aan omzet en reiskosten.
2.4. Belanghebbende claimde in zijn aangifte inkomstenbelasting/premieheffing over 2008 ondernemersaftrek ad € 9.003 en MKB-winstvrijstelling ad € 3.473. De aanslag is opgelegd conform de aangifte. Na een controleonderzoek in 2010 heeft de inspecteur de omzet gecorrigeerd en de ondernemersaftrekken geweigerd. In geschil is of belanghebbende ondernemer is.
2.5. Bij de uitspraken op bezwaar van 23 februari 2011 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en is de boete ambtshalve verlaagd tot € 4.125. Bij hersteluitspraken van 7 maart 2011 is het bezwaar alsnog ontvankelijk verklaard. Nu in het systeem van de wet maar eenmaal uitspraak op bezwaar kan worden gedaan, zal de rechtbank de uitspraken van de inspecteur waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, vernietigen.
2.6. Ondernemer is degene voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Onder onderneming wordt mede verstaan een zelfstandig beroep. Wil sprake zijn van een onderneming, dan moet er een organisatie zijn van kapitaal en arbeid waarmee wordt beoogd in het economisch verkeer op te treden en winst te behalen. Naar het oordeel van de rechtbank is bij belanghebbende van een dergelijke organisatie geen sprake. Alle werkzaamheden behalve het feitelijk walsen worden immers verricht door [bemiddelingsbureau] en belanghebbende heeft daar geen bemoeienis mee. Het wordt voor hem gedaan. De inhoud van de werkzaamheden wordt volledig bepaald door de opdrachtgever en niet aannemelijk is dat belanghebbende daarover belangrijke beslissingen neemt. Belanghebbende kan zich niet door een andere walser uit het bestand van [bemiddelingsbureau] laten vervangen of andere personen bij zijn werkzaamheden betrekken. Dit alles, tezamen bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat belanghebbende geen ondernemer is maar resultaat uit werkzaamheden geniet. Hij heeft dan geen recht op de ondernemersaftrekken.
2.7. Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd van € 8.250 die na bezwaar is verminderd tot € 4.125. Naar de rechtbank begrijpt is die boete 25% van de meer verschuldigde belasting ter zake van het privégebruik auto. Belanghebbende maakte voor zijn administratie en aangifte gebruik van een professionele adviseur. In het controlerapport is echter - onweersproken - vermeld dat belanghebbende aan zijn adviseur had gemeld dat een auto uitsluitend zakelijk werd gebruikt en dat de adviseur belanghebbende had gezegd dat hij een kilometeradministratie moest bijhouden wat belanghebbende niet heeft gedaan. Onder deze omstandigheden is aan belanghebbende te wijten dat ter zake van het privé- gebruik auto meer belasting is verschuldigd dan was aangegeven. De boete is terecht opgelegd en is passend en geboden. De boete is aangekondigd in het rapport van 1 juli 2010. De rechtbank doet uitspraak op 17 juli 2012 en dat is meer dan twee jaar na de aankondiging. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar overschreden. De rechtbank heeft geen reden om die overschrijding (deels) aan belanghebbende te wijten. De overschrijding van de redelijke termijn leidt dan tot een vermindering van de boete met 5% tot € 3.918.
2.8. Al het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is, dat de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing wordt gehandhaafd en dat de boete wordt verminderd tot € 3.918.
2.9. Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding voor een veroordeling van de inspecteur in de kosten van juridische bijstand van belanghebbende van € 437 (indienen beroepschrift). Tevens moet de inspecteur aan belanghebbende het griffierecht vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier.
De griffier, de rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.