Rechtbank Breda, 04-05-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1635 ECLI:NL:RBBRE:2012:3042 BX9058, 11/37
Rechtbank Breda, 04-05-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:1635 ECLI:NL:RBBRE:2012:3042 BX9058, 11/37
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 4 mei 2012
- Datum publicatie
- 3 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BX9058
- Zaaknummer
- 11/37
Inhoudsindicatie
Belanghebbende en zijn echtgenote kopen een woning in België. Bij notariële akte hebben belanghebbende en zijn echtgenote het zakelijk recht van vruchtgebruik van de onroerende zaak voor de duur van 20 jaar verkocht aan de Belgische vennootschap van belanghebbende. In deze akte staat dat de koper in zal staan voor “alle herstellings- en onderhoudswerkzaamheden” behalve de grover herstellingswerken en dat koper alle bestaande contracten betreffende gas-, water en elektriciteitsvoorziening of enig ander distributienet over zal nemen. De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001. Voorts is er geen strijd met het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur op de juiste wijze conform het mandaat informatie gevraagd (en gekregen) uit België. Nu de juistheid van de gegevens niet in geschil is, kan een mogelijke schending van de belangen van de BVBA er niet toe leiden dat de verstrekte informatie niet meer kan worden benut ten behoeve van belanghebbende.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/37
Uitspraakdatum: 4 mei 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats X] (België),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 29 november 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 122.713 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.414.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2012 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde 1], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde 1] (België), tot bijstand vergezeld van [gemachtigde 2], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde 2], en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft in maart 2003 samen met zijn toenmalige echtgenote, E.M.P.J. van Asten, een onroerende zaak gekocht aan de [adres] te [plaats X] (België) (hierna: de onroerende zaak). Belanghebbende en zijn echtgenote hebben hiervoor een hypotheek afgesloten bij [Bank ]. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn in 2008 gescheiden.
2.2. Bij notariële akte van [datum] hebben belanghebbende en zijn echtgenote het zakelijk recht van vruchtgebruik van de onroerende zaak voor de duur van 20 jaar verkocht aan de Belgische vennootschap van belanghebbende, [naam] BVBA (hierna: de BVBA), voor een bedrag van € 780.000. In de akte staan, onder andere, de volgende bepalingen:
“Eigendom - gebruik
De verkoper verklaart dat het bij deze verkochte goed in gebruik is door de verkoper.
De Koper zal er het vruchtgebruik van de woning hebben en het genot door er zich zelf van in het bezit te stellen op eigen kosten, op last voor hem er alle taksen en belastingen van te dragen en te betalen te rekenen van laatstgemeld tijdstip. De koper zal voor de duur van het vruchtgebruik instaan voor alle herstellings- en onderhoudswerkzaamheden overeenkomstig de wet en de naakte eigenaar zal enkel dienen in te staan voor alle grover herstellingswerken overeenkomstig de wet.
Lasten
(…)
Verzekeringspolis
De verkoper verklaart dat het verkocht goed verzekerd is tegen brand en samenhangende gevaren: hij verbindt zich het bestaand contract vanaf heden te handhaven als eigenaar zonder waarborg aangaande het verzekerde bedrag van het goed. De koper zal zelf zorgen voor de verzekering van gezegd goed als vruchtgebruiker.
Water – Gas – Elektriciteit – Televisie
De koper is verplicht alle bestaande contracten betreffende gas-, water en elektriciteitsvoorziening of enig ander distributienet over te nemen. Hij stelt de betrokken diensten op de hoogte van zijn aankoop.”
2.3. De BVBA heeft regelmatig de vergaderruimte op de begane grond van de onroerende zaak gebruikt. Belanghebbende heeft met de BVBA in rekening-courantverhouding in 2005 bedragen aan “voordelen in natura” voor bewoning, elektriciteit en verwarming verrekend. Per saldo heeft de BVBA meer kosten aan de onroerende zaak gehad dan er aan posten voor het gebruik door belanghebbende is verrekend.
2.4. Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte gedaan en daarbij gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige en met betrekking tot de onroerende zaak een aftrek geclaimd ter zake van de eigen woning van € 26.422.
2.6. In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de aftrek ter zake van de eigen woning terecht heeft gecorrigeerd. Het antwoord op deze vraag spitst zich toe op beantwoording van de volgende vragen:
I Is de onroerende zaak een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001, zoals belanghebbende stelt en de inspecteur bestrijdt.
Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord is nog in geschil:
II Heeft de inspecteur met de correctie het vertrouwensbeginsel, dan wel het gelijkheidsbeginsel geschonden?
III Staat de wijze waarop de inspecteur de informatie uit België heeft gekregen in de weg aan zijn bevoegdheid de aftrekpost te corrigeren?
2.7. In artikel 3.111, eerste lid van de Wet IB 2001 is, onder andere, het volgende bepaald: “In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder eigen woning: een gebouw (…) voor zover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van:
a. eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom (…), indien met betrekking tot die woning de belastingplichtige of zijn partner de voordelen geniet, de kosten en lasten op de belastingplichtige of zijn partner drukken en de waardeverandering hen grotendeels aangaat.”
2.8.1. Belanghebbende stelt dat het waarderisico geheel bij hem ligt en de kosten hem en zijn echtgenote nagenoeg geheel aangaan. De typische eigenaarkosten, zoals kosten groot onderhoud en brandverzekering van de onroerende zaak komen immers, aldus belanghebbende, voor hun rekening.
2.8.2. Op belanghebbende rust de last te stellen, en bij betwisting door de inspecteur aannemelijk te maken, dat voldaan is aan de vereisten van artikel 3.111 van de Wet IB 2001. In de akte van [datum], onder 2.2, is opgenomen de bepaling dat alle taksen en belastingen, alle herstellingskosten en onderhoudswerkzaamheden, de verzekering (op de brandverzekering na) en alle gas-, water- en elektriciteitscontracten ten laste komen van de BVBA. Niet in geschil is dat deze kosten ook door de BVBA worden gedragen. Het feit dat een deel van deze kosten middels de verrekening van de “voordelen uit natura” aan belanghebbende in rekening gebracht worden, doet hier niet aan af. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten en lasten op belanghebbende drukken. De BVBA neemt immers een deel van de kosten voor haar rekening. De rechtbank is reeds daarom van oordeel dat geen sprake is van een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001. Bovendien staat de onroerende zaak belanghebbende sinds de vestiging van het vruchtgebruik niet meer ter beschikking op grond van eigendom of economische eigendom. De bewoning wordt immers enkel gedoogd door de vennootschap die recht op het gebruik heeft op grond van het vruchtgebruik. De rentekosten komen daarom niet voor aftrek in aanmerking. Belanghebbendes mening, dat de wet niet stelt dat “alle” kosten voor diens rekening moeten komen deelt de rechtbank niet, omdat deze stelling in strijd is met de tekst van de wet.
2.9. Belanghebbende stelt voorts dat het opleggen van de aanslag in strijd is met het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel nu de inspecteur bij zijn ex-echtgenote de aftrek wel heeft geaccepteerd.
2.9.1. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat ten opzichte van hem of zijn ex-echtgenote een als een toezegging of bewuste standpuntbepaling op te vatten uitlating is gedaan dat de rente aftrekbaar is. De inspecteur is daarom niet op grond van het tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur behorende vertrouwensbeginsel gebonden die aftrek toe te staan. De stelling van belanghebbende faalt daarom.
2.9.2.Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a. de inspecteur een begunstigend beleid voert, b. ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of c. de zogenoemde meerderheidsregel wordt geschonden. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van begunstigend beleid of een oogmerk tot begunstiging. Evenmin is gesteld of gebleken dat sprake is van het achterwege blijven van een juiste wetstoepassing in de meerderheid van de met belanghebbende vergelijkbare gevallen (meerderheidsregel). Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.10.1. Voorts stelt belanghebbende dat het door de inspecteur gebezigde bewijs omtrent het door belanghebbende verkochte vruchtgebruik van zijn onroerende zaak, onrechtmatig is verkregen en dat de aanslag om die reden dient te worden vernietigd.
2.10.2. Bij Besluit van de Staatssecretaris van Financiën, als bevoegde autoriteit in de zin van EG Richtlijn 77/799 in verbinding met artikel 29 van het belastingverdrag tussen België en Nederland van 2001 en artikel 46, tweede lid van de Grondwet, van 28 februari 2006, nr. CPP2005/3242M heeft de directeur-generaal Belastingdienst gebruik gemaakt van de bevoegdheid die hem door de Staatssecretaris van Financiën is verleend bij het besluit van 28 februari 2006, nr. CPP2005/3242M. Hij is overgegaan tot ondermandatering en doormandatering om de internationale inlichtingenuitwisseling te kunnen doen uitvoeren.
Hij heeft de volgende functionarissen gemandateerd om besluiten te nemen en gemachtigd om te handelen:
- De voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/FIOD-ECD
- De voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Douane Rotterdam
- De voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Oost
Door middel van doormandatering heeft hij deze functionarissen op hun beurt gemachtigd tot ondermandatering. Dit besluit is in werking getreden op 15 maart 2006.
De voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/FIOD-ECD heeft op 13 mei 2008 deze bevoegdheid doorgemandateerd aan [de heer X] werkzaam bij de Belastingdienst/Limburg, Kantoor Maastricht.
2.10.3. Nu de informatie daadwerkelijk door de genoemde [de heer X] bij brief van 15 september 2008 in België is opgevraagd, heeft naar het oordeel van de rechtbank de inspecteur op de juiste wijze conform het mandaat informatie gevraagd (en gekregen) uit België. Het feit dat deze regels in de zeventiger jaren mogelijk anders waren, doet hier niet aan af. Dat men in België mogelijk belanghebbendes BVBA niet op de hoogte gesteld heeft dat informatie is gevraagd noch heeft meegedeeld welke informatie is verstrekt doet daar evenmin aan af. De juistheid van de gegevens is niet in geschil. Nu artikel 8bis van de EG Richtlijn 77/799 overigens enkel ziet op bescherming van de belangen van de BVBA en niet op die van belanghebbende kan een mogelijke schending van de belangen van de BVBA er niet toe leiden dat de verstrekte informatie niet meer kan worden benut bij belanghebbende.
2.11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en is het beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 mei 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.