Rechtbank Breda, 06-09-2012, BX9648, 10/3587
Rechtbank Breda, 06-09-2012, BX9648, 10/3587
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 6 september 2012
- Datum publicatie
- 17 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BX9648
- Zaaknummer
- 10/3587
Inhoudsindicatie
Carrouselfraude met tweedehands auto’s. De zoon van belanghebbende staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als handelaar in automobielen, motoren en fietsen. Uit de stukken van het geding en de getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat belanghebbende degene was die de onderneming feitelijk dreef en voor wiens rekening en risico de onderneming werd gedreven. De nageheven omzetbelasting is een aftrekpost.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 10/3587, 10/3588, 11/768, 11/769 en 12/2931
Uitspraakdatum: 6 september 2012
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats X], belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft over het jaar 2003 de navolgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:
1.1.1. Met dagtekening 12 april 2006 is een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (aanslagnummer [nummer]H.32) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 275.874 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.025. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 12.744.
1.1.2. Met dagtekening 15 december 2006 is de (definitieve) aanslag IB/PVV (aanslagnummer [nummer]H.36) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 338.377 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.225. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 4.114. Gelijktijdig is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 33.761.
1.1.3. Met dagtekening 15 december 2006 is de (definitieve) aanslag premie Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (hierna: WAZ) (aanslagnummer [nummer]W.36) opgelegd naar een premie-inkomen van € 38.118 en is bij beschikking een bedrag van € 267 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Over het jaar 2004 heeft de inspecteur de navolgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:
1.2.1. Met dagtekening 12 april 2006 is een voorlopige aanslag IB/PVV (aanslagnummer [nummer]H.40) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.480.069 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.433. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 46.138.
1.2.2. Met dagtekening 15 juni 2007 is de (definitieve) aanslag IB/PVV (aanslagnummer [nummer]H.46) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.278.946 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.033. Daarbij is bij beschikking het bedrag aan te vergoeden heffingsrente vastgesteld op € 11.356.
1.3.1. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 september 2010 de aanslag IB/PVV over het jaar 2003 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.819 met handhaving van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 10.225. Daarbij is het bedrag aan te vergoeden heffingsrente vastgesteld op € 27.243. De vergrijpboete is vervallen. De aanslag premie WAZ over het jaar 2003 is bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. Bij uitspraak op bezwaar van 26 januari 2011 heeft de inspecteur de voorlopige aanslag IB/PVV over het jaar 2003 gehandhaafd.
1.3.2. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 november 2010 de aanslag IB/PVV over het jaar 2004 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.553 met handhaving van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 12.433. Daarbij is het bedrag aan te vergoeden heffingsrente vastgesteld op € 156.979. Bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2011 heeft de inspecteur de voorlopige aanslag IB/PVV over het jaar 2004 gehandhaafd.
1.4. Bij brieven van 31 augustus 2010, binnengekomen bij de rechtbank op 1 september 2010, en brieven van 2 februari 2011, binnengekomen bij de rechtbank op 4 februari 2011, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de onder 1.3.1 en 1.3.2 genoemde uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft de beroepen geregistreerd onder de procedurenummers 10/3587, 10/3588, 11/768, 11/769 en 12/2931. De griffier heeft van belanghebbende ter zake van deze beroepen, met uitzondering van het laatstgenoemde procedurenummer, steeds een griffierecht geheven van € 41.
1.5. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend en de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd.
1.6. Belanghebbende is bij brief van 7 maart 2012 uitgenodigd om bij de behandeling van de onderhavige zaken ter zitting aanwezig te zijn. In de uitnodiging zijn de namen vermeld van de rechters die de zaak zouden behandelen: mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, mr.drs. M.M. de Werd en mr. W.A.P. van Roij.
1.7. Belanghebbende heeft bij fax en brief van 16 april 2012 mr. W.A.P. van Roij verzocht zich terug te trekken uit de meervoudige kamer die de beroepen van belanghebbende ter zitting behandelt, dan wel zich te verschonen als bedoeld in artikel 8:19 van de Awb aangezien mr. Van Roij deel uit maakte van de meervoudige strafkamer die belanghebbendes strafzaak heeft beoordeeld.
1.8. Bij brief van 17 april 2012 heeft de rechtbank partijen bericht dat mr. W.A.P. van Roij zich heeft teruggetrokken en dat zij is vervangen door mr. C.A.F.M. Stassen en voorts dat de behandeling ter zitting op 19 april 2012 doorgang zal vinden.
1.9. Belanghebbende heeft in een telefonisch onderhoud met de griffier op 18 april 2012 verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Dit verzoek is afgewezen.
1.10. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Breda. Namens de inspecteur zijn verschenen, [gemachtigden]. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken met procedurenummers 11/768, 11/769 en 10/3587 tot en met 10/3597 en 12/2931. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Belanghebbende is geboren op [datum] 1951. Hij woont op het adres [adres belanghebbende] te [plaats X].
2.1.1. Over de onderhavige jaren, 2003 en 2004, heeft belanghebbende aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan (hierna: aangiften)Volgens zijn aangiften inkomstenbelasting 2003 en 2004 geniet belanghebbende naast zijn WAO-uitkering geen andere inkomsten.
2.1.2. In de aangifte 2003 zijn de volgende inkomsten opgenomen:
uitkering GAK € 11.127
inkomsten eigen woning van positief € 1.832
persoonsgebonden aftrek -/- € 3.351
belastbaar inkomen uit werk en woning € 9.608
Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 4.825.
2.1.3. In de aangifte 2004 zijn de volgende inkomsten opgenomen:
uitkering GAK € 10.273
betaalde lijfrentepremies -/- € 5.000
persoonsgebonden aftrek (3.145 – 2.197) -/- € 948
belastbaar inkomen uit werk en woning € 4.325
Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 10.033.
2.2. [de zoon], belanghebbendes zoon (verder: de zoon) is geboren op [datum] 1980. Hij woont tezamen met zijn moeder en broer op het adres [adres zoon] te [plaats X]. De zoon is bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als handelaar in automobielen, motoren en fietsen met als ingangsdatum 12 september 2002 en met als handelsnaam [autohandel V] (hierna: [autohandel V]).
2.3. [autohandel V] heeft met ingang van 1 september 2002 de volgende aangiften omzetbelasting gedaan:
- De aangifte over het tijdvak 1 september 2002 tot en met 31 december 2002 vermeldt geen omzet of verschuldigde omzetbelasting.
- De aangifte over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 vermeldt een omzet van € 2.359.542.
- De aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2004 vermeldt een omzet van € 2.726.191.
2.4. De grote omzetstijging in een relatief korte aangifteperiode is voor de inspecteur aanleiding geweest een onderzoek in te stellen bij [autohandel V]. Het onderzoek is op 14 juli 2004 aangevangen. Bij het onderzoek bleek dat de inkoopfacturen die waren geboekt in de administratie van [autohandel V] nagenoeg alle afkomstig waren van een en dezelfde ondernemer, namelijk [onderneming de heer L] (hierna: [onderneming de heer L]), gevestigd te [plaats Y]. Het betrof in alle gevallen leveringen van auto’s en motoren.
2.5. Vervolgens is een boekenonderzoek ingesteld bij [onderneming de heer L]. Daaruit bleek dat de inkopen van auto’s en motoren, die waren geboekt in de administratie van [onderneming de heer L] over de jaren 2001 en 2002, aanzienlijk afweken van de gegevens van de Belastingdienst inzake intracommunautaire verwervingen door [onderneming de heer L] over deze jaren. Volgens de ICT-bestanden van de belastingdienst waren in 2001 en 2002 voor een bedrag van afgerond € 6.000.000 intracommunautaire leveringen verricht aan [onderneming de heer L] vanuit België en Duitsland. Deze leveringen kwamen niet voor op de door [onderneming de heer L] ingediende aangiften omzetbelasting.
2.6. Bij de controle is ook geconstateerd dat de bedragen die [onderneming de heer L] in rekening bracht aan onder andere [autohandel V] exclusief omzetbelasting lager, maar inclusief omzetbelasting hoger waren dan de bedragen die de buitenlandse leveranciers aan [onderneming de heer L] in rekening hadden gebracht. De facturen van [onderneming de heer L] zijn als inkoopfacturen in de administratie van [autohandel V] verwerkt. De op deze facturen vermelde omzetbelasting is door [autohandel V] als voorbelasting aan de Belastingdienst teruggevraagd via de aangiften omzetbelasting.
2.7. Naar aanleiding van de in 2.4 tot en met 2.6 genoemde bevindingen is de FIOD/ECD ingeschakeld, die in 2006 een definitieve rapportage (FIOD 28852) heeft uitgebracht. Mede naar aanleiding van en op basis van deze rapportage heeft de inspecteur een onderzoek ingesteld naar het ondernemerschap van de zoon en dat van belanghebbende en naar de betrokkenheid van de zoon en belanghebbende bij [autohandel V].
2.8. De zoon is in de hierna vermelde perioden in vast loondienstverband als vloerenlegger werkzaam geweest bij [onderneming O] B.V. te [plaats X]:
• Van 11 september 2000 tot en met 30 april 2003 voor 40 uur per week (5 dagen).
• Van 1 mei 2003 tot en met 31 oktober 2003 voor 4 dagen per week.
• Van 1 november 2003 tot en met 8 december 2004 voor 3 dagen per week.
• Per 8 december 2004 heeft hij ontslag genomen.
• Hij is weer in loondienst aangenomen per 5 januari 2005 voor 2 dagen per week.
De zoon is een fanatieke [sporter] die niet onverdienstelijk aan diverse wedstrijden deelneemt.
2.9. Op het woonadres van de zoon is geen plaats voor opslag van auto’s. Vast staat dat de autohandel plaatsvindt op het adres van belanghebbende, [adres belanghebbende] te [plaats X]. De telefax, waarvan het nummer in gebruik was bij [autohandel V] en dat vermeld stond op de verkoopfacturen, is op dit adres aanwezig. De nota’s voor de faxaansluiting werden betaald van een bankrekening die op naam staat van belanghebbende.
2.10. Door de FIOD/ECD zijn diverse telefoonnummers afgetapt in het kader van het strafrechtelijk onderzoek (proces verbaal met dossiernummer 28852). Uit tapverslagen van twee telefoonnummers die op naam staan van [autohandel V] en die in gebruik zijn bij de zoon over de periode 27 augustus tot en met 13 september 2004 respectievelijk 14 september tot en met 22 september 2004 komt naar voren dat er slechts incidenteel gesprekken gevoerd worden over handel in motoren en auto’s, alsmede dat de zoon meerdere bellers doorverwees naar belanghebbende.
2.11. Verder komt uit de diverse tapverslagen (TAP-20-0827 tot en met TAP-20-0930) naar voren dat er bijna dagelijks telefoongesprekken waren tussen belanghebbende en [de heer L], de exploitant van [onderneming de heer L], [transporteur] (transporteur) en [autohandelaar K.] (autohandelaar) inzake handel in motoren en auto’s.
2.12. Uit tapverslagen van diverse telefoonnummers die in gebruik waren bij [transporteur] over de periode 23 en 24 augustus 2004 en 27 augustus 2004 tot en met 30 september 2004 bleek dat [transporteur] bijna dagelijks contact had met belanghebbende over de handel in auto’s en motoren en dat [transporteur] deze auto’s en motoren ophaalde in het buitenland in opdracht van belanghebbende en vervolgens afleverde op het adres van belanghebbende.
2.13. Op 1 september 2004 is belanghebbende volledig gemachtigd om namens de zoon, c.q. [autohandel V] bancaire zaken bij de ING af te wikkelen.
2.14. Op 9 november 2004 heeft er een doorzoeking door de FIOD/ECD plaatsgevonden op het adres van belanghebbende. Hierbij is het volgende aangetroffen:
- 11 blanco facturen van [onderneming de heer L] waarop vermeld stond “contant voldaan” met daaronder een handtekening die lijkt op de handtekening van [de heer L];
- een fotokopie in kleur van het paspoort van [de heer L];
- een inschrijving van de Kamer van Koophandel van [onderneming 2 de heer L.], [onderneming de heer L] en het btw-nummer van [onderneming de heer L], welke gegevens werden verzonden op 29 september 2004 vanuit het adres van belanghebbende naar een adres in Duitsland;
- een stempel van [onderneming de heer L];
- facturen van bedrijven uit andere EU-Landen gericht aan [onderneming de heer L];
- een pc;
- de administratie van [autohandel V];
- motoren opgeslagen in een schuur op het adres van belanghebbende;
- meerdere auto’s op een parkeerplaats gelegen op het terrein van het woonadres van belanghebbende;
- een faxbericht van een Duitse leverancier met vermelding bezorgadres van de “firma [de heer L.]”. Als bezorgadres is het adres van belanghebbende opgenomen.
2.15. Op onder meer 9, 11 en 25 november en 8 december 2004, 13 januari 2005 en 5 juli 2006 is [de heer L] verhoord door de FIOD/ECD. In de verhoren die hebben plaatsgevonden op 9 en 11 november 2004 heeft [de heer L], voor zover hier van belang, als volgt verklaard:
“(…)
Verbalisanten: Wat kunt u vertellen over de BTW die u niet betaald heeft?
Ik kocht nieuwe auto's in in België. Daar zit geen BTW op omdat het invoer is. Ik
verkocht ze in Nederland met BTW en ik droeg de BTW die ik ontving van mijn afnemer
niet af aan de Belastingdienst. Ik wil opmerken dat ik nooit BTW heb teruggevraagd.
Ik kan het denk ik het beste duidelijk maken met een voorbeeld. Als ik een auto inkocht
van bijvoorbeeld 50.000 Euro dan verkocht ik die auto voor 52.000 euro inclusief BTW.
Het BTW bedrag dat ik ontving moest ik uiteraard afdragen aan de Belastingdienst
maar dat deed ik niet. Die hield ik zelf. Ik had dus in dit voorbeeld 2.000 euro verdiend.
De in dit voorbeeld genoemde marge van 2000 euro was veel hoger dan de werkelijke
marge die ik gemiddeld kreeg. In het begin kreeg ik dat nog wel eens, maar later, toen
de hoeveelheid verkochte auto's groter werd, werd de marge kleiner.
Als ik de BTW had afgedragen dan had ik natuurlijk verlies geleden. Ik gebruikte de
BTW als opbrengst van de auto om weer een nieuwe auto's te kunnen kopen.(…)
(…)
Verbalisanten: Als wij u goed begrijpen dan maakte u per transactie een verlies, maar
compenseerde u dit verlies door de BTW niet af te dragen. Verder begrijpen wij dat u
de auto's flink onder de marktprijs verkocht. Waarom deed u dat?
Ik heb gehandeld in auto's en motoren. Mijn belangrijkste leveranciers waren [leverancier C.] in [plaats Z], België en [leverancier A.].
Verder kocht ik wel eenswat via het internet. Ik heb ook wel eens auto's gekocht in Oostenrijk bij [de heer G.] in
[plaats W]. Ik verkocht mijn auto's onder meer door aan [belanghebbende] in [plaats X]. Op
papier was dat aan zijn zoon [de zoon], maar ik onderhandelde altijd met [belanghebbende].
Hij betaalde ook altijd aan mij als hij iets bij mij had gekocht. Hij wist echter
niet wat ik voor die auto's had betaald in België. [belanghebbende] wist wel dat die auto's uit het
buitenland kwamen, maar niet wat ik er voor had betaald. Ik weet niet waarom [belanghebbende]
niet zelf in België is gaan kopen.
De auto's die voor [belanghebbende] bestemd waren gingen eigenlijk direct vanuit België
naar [belanghebbende] in [plaats X].
(…)
Mijn grootste afnemer is [belanghebbende]. De auto's gaan dan direct naar hem
toe.
(…)
Als ik bijvoorbeeld een auto verkocht aan [belanghebbende] dan maakte ik daarvoor een
factuur, gericht aan [autohandel V], een bedrijf van [de zoon]
de zoon van [belanghebbende]. Op de factuur staat dan ook mijn handelsnaam [onderneming de heer L].
Op deze factuur vermeld ik ook altijd een bedrag aan BTW. Dat deed ik op alle facturen die ik
uitschreef aan afnemers. Deze afnemers betaalde mij dan altijd het totaalbedrag,
inclusief BTW dat op de factuur stond vermeld.
(…)
Verbalisanten: Wie is [de zoon]?
[de zoon] is de eigenaar van [autohandel V], dat heeft hij zelf
aan mij gezegd. Ik weet niet wat [de zoon] precies doet binnen [autohandel V], maar wel dat hij iets doet, want hij belt me wel eens over een factuur, maar
dat doet [belanghebbende] ook wel eens. Ik heb ook wel eens handel gedreven met [de zoon].
Ik denk dat het zo is dat [belanghebbende] het één en ander in de pap te brokkelen heeft bij
[autohandel V]. Ik weet niet of hij beslissingsrecht heeft binnen
[autohandel V]. (…)
(…)
Verbalisanten: Hoe zijn de aankopen geregeld van de auto's die u kocht in
Oostenrijk?
Als ik de vraag kreeg van de familie [belanghebbende en zoon] dan belde ik met [de heer G.] in Oostenrijk. Als ik familie [belanghebbende en zoon] zeg dan bedoel ik [belanghebbende] en [de zoon]. In de praktijk was dat 9 van de 10 keer [belanghebbende]. Ik belde dan met [de heer G.]
en vroeg naar een specifieke Toyota. Meestal had hij niet de specifieke auto waarnaar
ik vroeg en dan faxte hij mij een aanbod van een andere auto die in de buurt kwam van
de gevraagde auto. Ik overlegde dan met [belanghebbende] over de andere auto en
deed hem een prijsvoorstel. [belanghebbende] besliste of ik op het aanbod kon ingaan. (…)
(…)
Verbalisanten: Wie nam de beslissing over de prijs?
[belanghebbende] besliste. Dus hij wist hoeveel de auto kostte.
(…)
Verbalisanten: Wie haalde de auto's op?
[transporteur].
Verbalisanten: Hoe betaalde [transporteur]?
Altijd contant.
Verbalisanten: Van wie kreeg [transporteur] het geld?
Niet van mij. Ik had dat geld niet.
Verbalisanten: Van wie wel?
Van [belanghebbende].
Verbalisanten: Hoeveel betaalde [transporteur] aan [de heer G.]?
Het factuurbedrag wat [de heer G.] met mij had afgesproken.
Verbalisanten: Hoe werd u betaald?
Contant.
Verbalisanten: Door wie?
[belanghebbende].
(…)
Verbalisanten: Begrijpen wij goed dat u auto's inkocht waarvan u zelf de inkoopprijs
niet bepaalde, zelf niet afrekende, zelf het vervoer niet regelde en betaalde en het
factuurbedrag niet ontving?
Ja, dat is juist.
(…)
Verbalisanten: Heeft u inkoopfacturen van [belanghebbende] of [transporteur] gehad zonder
dat u betrokken bent geweest bij de onderhandelingen met [de heer G.]?
Ja. In het begin had ik de hele handel met [de heer G.] in eigen hand. Alles liep toen via
mij. Eind 2002 of begin 2003 is die hele handel uit mijn vingers gaan glijden. [belanghebbende] en [transporteur] hebben samen langzaamaan de handel met [de heer G.]
overgenomen. Ik kwam op een zijspoor te staan. Ik kreeg toen alleen nog maar een
verkoopfactuur van [de heer G.] gericht aan mij. Dat was dan helemaal buiten mij
omgegaan. Ik kreeg dan die factuur van [de heer G.] van [belanghebbende] of [transporteur]. Ik
bemoeide me dan ook niet met de prijs of het transport. Ik kreeg toen in eerste
instantie een bedrag van 250 euro en later kreeg ik van [belanghebbende] het dubbele. Dat kwam
allemaal van [belanghebbende]. Ik kreeg dat bedrag omdat ik voor [belanghebbende] een factuur
opmaakte die hij in zijn administratie als inkoop kon boeken. Dit heeft geduurd totdat ik
werd aangehouden eergisteren.
(…)
Verbalisanten: Waarom betaalde [belanghebbende] u 250 Euro en later 500 Euro aan u
als hij zelf de handel met [de heer G.] dreef?
Dat weet ik niet. Hij had mijn inkoopfactuur nodig. Ik weet niet waarom daar hebben we
nooit over gesproken. (…)
(…)
Verbalisanten: Wij tonen u nu een serie facturen, welke de Belastingdienst FIOD/ECD
afgelopen dinsdag 9 november 2004 in beslag heeft genomen bij de boekhouder van
[autohandel V]. Deze facturen zijn, gezien het briefhoofd en uw
eerdere verklaring omtrent het briefhoofd uitgeschreven door u op naam van [onderneming de heer L].
Wat kunt u over deze facturen verklaren?
Over deze facturen kan ik hetzelfde verklaren over wat ik over de facturen van 2004 heb
verklaard. Deze facturen zijn vals. Ik heb de factuurbedragen niet ontvangen en de BTW
ook niet. Ook hier is de situatie zo dat ik van [belanghebbende] feitelijk alleen een
vergoeding heb ontvangen voor het opmaken van deze factuur. Deze vergoeding was
begin 2003 250 euro en later 500 euro. Het valt mij op dat ik op de meeste van deze
facturen niet voor "voldaan" heb getekend. Toen vroeg [belanghebbende] dat nog niet aan mij. Ik heb
deze facturen dus wel gemaakt, maar de auto's en motoren die erop staan niet geleverd.
Die heeft [belanghebbende] zelf gekocht bij de leveranciers in Duitsland en België en naar zijn terrein
laten vervoeren. Ik kan aan de hand van deze facturen, die u mij voorlegt, niet zien of de
auto's of motoren uit Oostenrijk, Duitsland, dan wel België komen. Vaak heb ik, zoals ik
u eerder verklaarde, wel zelf contact gehad met de Belgische leveranciers, maar het is
goed mogelijk dat [belanghebbende] zelf ook rechtstreeks bestelde onder mijn naam en dat ik later
dan de opdracht van [belanghebbende] kreeg om een verkoopfactuur aan [autohandel V] te maken. Ook al bestelde ik zelf bij de Belgische leverancier, dan nog
bepaalde [belanghebbende] wat er op mijn verkoopfactuur aan hem kwam te staan. Dat deed hij altijd.
Overigens maakte het mij niet uit welk bedrag er op mijn factuur terecht kwam, of dat nu
30.000,- euro was of 32.000,-. De factuur was toch vals en ik kreeg er toch een vast
bedrag voor.
Overigens kunt u aan de facturen zien dat ik ben begonnen met de handel in motoren en
later pas meer met auto's ben gaan handelen. Als ik spreek over handelen, dan bedoel ik
niet dat ik daadwerkelijk in auto's en motoren handel, maar ik doel dan op de hierboven
en in eerdere verklaringen naar u omschreven activiteiten, zoals het opmaken van
facturen voor [belanghebbende].(…)”
2.16. Op onder meer 9, 10, 11 en 12 november 2004 en 31 januari 2006 is [autohandelaar K.] verhoord door de FIOD/ECD. In de verhoren die hebben plaatsgevonden op 10 november 2004 heeft [autohandelaar K.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Verbalisanten: Wat is en was uw relatie met [belanghebbende]?
"Ik ken [belanghebbende] van de [sport]. Ik ken hem al sinds ongeveer 1994.
Ik heb een paar jaar met hem samengewerkt in de autohandel. Dat heb ik vanaf eind
2001 zo gedaan. Dat is vanaf de periode dat ik met nieuwe auto's ben gaan handelen.
Bij [belanghebbende] stond niets op papier. Ik bedoel dat ik met hem samen in de
autohandel heb gewerkt en dat hij geen bedrijf op zijn naam had. Wij zijn na 2003 uit
elkaar gegroeid. Wij deden samen zaken, maar alleen maar op naam van mijn bedrijf
omdat hij mijn bedrijf nodig had. Hij heeft mij nu niet meer nodig. Hij verkoopt de auto's
voortaan zelf via de handelsonderneming van zijn zoon. Hij verkocht auto's die hij op
mijn naam zette.
Hij verkocht eigenlijk de hoofdzaak van de auto's en ik moest de facturen opmaken
omdat hij geen onderneming had. Daarvoor kreeg ik de helft van de winst op de auto. De
winst uit mijn boekhouding is dus eigenlijk voor de helft van [belanghebbende]. Dat zal
geduurd hebben tot en met ongeveer het tweede kwartaal van 2003.
[belanghebbende] bestelde de nieuwe auto's bij [de heer L.], ik zorgde voor de keuringen en
kreeg de opdracht van [belanghebbende] om de factuur op te maken en deze in mijn
boekhouding te verwerken.
Het is eigenlijk zo dat ik facturen heb opgemaakt op mijn onderneming. Deze facturen
hadden eigenlijk op naam van [belanghebbende] moeten staan maar omdat hij geen
onderneming had heb ik hem daarvoor afgedekt.
Het werk, de verkoop, is gedaan door [belanghebbende] en ik heb daarvoor mijn
onderneming gebruikt voor het maken van de verkoopfacturen. Dat heb ik gedaan in
opdracht van [belanghebbende] en omdat ik er ook geld mee kon verdienen. De facturen
hadden op naam van [belanghebbende] opgemaakt moeten worden maar dat kon niet omdat hij
toen geen bedrijf had. Deze facturen zijn dus niet juist wat de naam betreft.
Van de handel in nieuwe auto's en van gebruikte auto's schat ik dat de verkopen zoals
vermeld in mijn boekhouding, ongeveer voor 60% van de omzet, verkopen van
[belanghebbende] zijn en voor 40% van de omzet, van mijzelf. Dan heb ik het dus over de
periode dat ik met [belanghebbende] heb samengewerkt, vanaf ongeveer eind 2001 tot en
met ongeveer het tweede kwartaal van 2003."
(…)
Verbalisanten: Hoe wist U wat U moest facturen voor [belanghebbende]?
"[belanghebbende] gaf mij altijd alle gegevens door die op de factuur moesten worden
vermeld. Hij zei mij gewoon "ik heb die auto verkocht aan die persoon voor dat bedrag" waarna ik dan de factuur opmaakte. De inkoopfacturen van deze transacties kreeg ik
gewoon van [de heer L.].
(…)
Verbalisanten: Wat kunt U vertellen over [autohandel V]?
Deze onderneming stond op naam van de zoon van [belanghebbende] genaamd [de zoon]. Voor mij is het [belanghebbende] die het daar in de onderneming voor het zeggen heeft. De keren dat ik zaken heb gedaan met [autohandel V] heb ik altijd
alleen maar te maken gehad met [belanghebbende].
De reden dat [belanghebbende] is gestopt met de samenwerking met mij is denk ik omdat
hij nu voortaan zelf de verkoopfacturen kan uitschrijven op naam van de
[autohandel V]. Ik voelde dat zo aan en daarom heb ik dat niet aan hem gevraagd.
Toen de samenwerking tussen mij en [belanghebbende] is gestopt is mijn handel als het
ware ook met ongeveer 75% teruggelopen.
Ik heb weleens een woordenwisseling gehad met [belanghebbende] over zaken. Dat ging over het feit
dat ik voor hem pas goed genoeg was voor een auto als hij die elders niet kwijt kon.
Verder mocht ik van [belanghebbende] niet rechtstreeks bij [de heer L] kopen. Dat was dus
nadat onze samenwerking was gestopt. Ik heb wel eens rechtstreeks van [belanghebbende] auto's
gekocht waarbij de facturen dan toch afkomstig waren van [de heer L.]. [de heer L.] durfde
ook niet tegen [belanghebbende] in te gaan. Hij moest ook voorzichtig doen. [belanghebbende] was nu eenmaal de grote man die het gehele gebeuren allemaal regelde.
(…)
Verbalisanten: Hoe ging het met de leveringen van auto's die uit Oostenrijk afkomstig
waren?
"Dat is hetzelfde verhaal als met de inkoop uit België. Het verschil is dat de auto's in
Oostenrijk altijd werden opgehaald door [transporteur]. Dat was dus in de tijd dat
ik samen werkte met [belanghebbende]. Ik kreeg altijd een inkoopfactuur van [de heer L] en de
verkoopkant was zo dat ik van [belanghebbende] te horen kreeg aan wie welke auto voor
welk bedrag was verkocht. Daarvoor maakte ik dan de verkoopfactuur.
De betaling ging meestal contant”
2.17. Op onder meer 9, 10, 11 en 15 november en 1 en 21 december 2004 is belanghebbende verhoord door de FIOD/ECD. Op 15 november 2004 is belanghebbende eveneens verhoord door opsporingsambtenaren van het UWV. In dat verhoor heeft belanghebbende, voor zover hier van belang, verklaard:
“(…)
Ik heb eerder bij de FIOD al verklaard dat ik vrijwel alles regel voor het bedrijf van
mijn zoon, ik doe de in- en verkopen en alle handelingen die daarmee te maken
hebben, zoals het tekenen van contracten. Het tekenen van het contract is maar
een keer voorgekomen, dat ik dat zelf heb ondertekend.
Als u mij vraagt wie nu de feitelijke leiding heeft over de activiteiten van de
[autohandel V], dan kan ik u zeggen dat ik meestal de
beslissingen neem over de aankoop van de auto's omdat ik de meeste contacten
heb en de gesprekken hierover voer. Daarnaast is het ook zo dat mijn zoon ook
nog 3 dagen in loondienst werkt en er ook niet altijd is om beslissingen te nemen.
U vertelt mij dat [transporteur] en [de heer D.] verklaren dat zij zaken met mij hebben
gedaan, in verband met de aan• en verkoop van auto's en dat ik betalingen
hiervoor zou verrichten en transportopdrachten zou geven en dat ik
beslissingsbevoegdheid zou hebben. Ik kan hierop zeggen dat ik me dat beeld bij
hun wel voor kan stellen. Als de chauffeur naar mij belt dan zegt hij welke auto's
er allemaal bij de handelaren staan. Ik zeg dan tegen hem of tegen [de heer L] welke
auto's ik kan gebruiken, waarvoor ik een koper heb. Ik doe ook dikwijls de
contante betalingen voor de auto's.
U confronteert mij tevens met het feit dat bij de inbeslaggenomen stukken in mijn
woning een volmachtverklaring en een handtekeningenformulier is aangetroffen
waaruit blijkt dat ik door mijn zoon volledig gemachtigd ben voor bancaire
diensten inzake de [autohandel V]. bij de ING Bank. Ik kan u
hierover zeggen dat dat klopt. Ik heb deze volmacht gekregen, omdat het
voorkomt dat ik geld voor mijn zoon moet halen. Ik denk dat ik dat nu een keer of
vijf gedaan had. ik heb dan namens hem geld gehaald, omdat hij nodig had om de
chauffeurs te kunnen betalen die de auto's kwamen brengen, of geld dat mijn zoon
aan [de heer L] moest betalen. (…)”
2.18. Op onder meer 9, 10, en 11 november 2004 en 20 december 2005 is [transporteur] (transporteur van de auto’s) verhoord door de FIOD/ECD. In de verhoren die hebben plaatsgevonden op 9, 10 en 11 november 2004 heeft [transporteur], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Hoe krijgt u de opdrachten voor een transport?
Als ik bij [belanghebbende] ben dan hoor ik daar, van [belanghebbende], dat ik weer auto's
op moet gaan halen. [de heer L] is dan ook wel eens aanwezig bij [belanghebbende].
(…)
Wie is naar uw mening degene die deze handel regelt?
Naar mijn mening is [belanghebbende] de man die de auto's verkoopt maar ook bepaalt
welke auto's moeten worden ingekocht. Alleen regelt [belanghebbende] dat via [de heer L],
omdat [belanghebbende] geen woord over de grens spreekt.
Wat kunt u ons vertellen over uw transporten naar Oostenrijk en de administratieve
verwerking daarvan?
De opdracht om naar Oostenrijk te gaan, kreeg ik vaak [van] [belanghebbende] en als ik deze
opdracht niet van [belanghebbende] kreeg, dan kreeg ik deze opdracht van [de heer L]. De
opdrachten van [de heer L] kreeg ik vaak telefonisch en de opdrachten van [belanghebbende],
kreeg ik vaak als ik daar was. Ik denk dat ik in 8 van de 10 keer een opdracht kreeg van
[belanghebbende]. Van [de zoon] heb ik nooit opdrachten gehad.
(…)
Deze auto's werden door mij aan [de heer G.] contant betaald met geld dat ik van
[belanghebbende] mee hebt gekregen.
Wij houden u voor dat u gisteren verklaarde dat u dit geld van [de heer L] had gekregen.
Wat is daarop uw reactie?
Ik kreeg het geld van [belanghebbende] maar ik had het idee dat dit geld was van [de heer L].
(…)
Ik kreeg mijn transportopdrachten van [belanghebbende] ik kreeg ook betaald van [belanghebbende] en in opdracht van [belanghebbende] moest ik mijn facturen uitschrijven aan
[de heer L]. [belanghebbende] heeft mij altijd gezegd dat ik voor [de heer L] reed. Ik zag het duo
[belanghebbende] en [de heer L.] als één en ik had ook het idee dat ze er samen aan
verdienden.
Het bedrijf heet [autohandel V] maar met de zoon [de zoon] heb ik nooit te
maken gehad. Ik kreeg mijn opdrachten en geld van [belanghebbende]. Ook de facturen
die ik te naam stelde van [de heer L], kreeg ik van [belanghebbende] betaald. Het bedrag aan
transportkosten kreeg ik als ik ook het geld voor de aankoop van de auto's van [belanghebbende]
kreeg. Ik kon dan mijn deel ervan afhalen.
In uw fouillering zit een fax van [onderneming de heer G.], gericht aan Firma
[onderneming 2 de heer L.], gedateerd 4 november 2004. Wat kunt u hierover verklaren?
Dit is een prijsopgave die [de heer G.] gedaan heeft omdat er in november 2004 een
gemodificeerde versie van de Toyota Landcruiser 300 uit zou komen.
Het faxnummer [faxnummer] is het faxnummer van [belanghebbende]. Dit faxnummer heb
ik ooit aan [de heer G.] gegeven als zijnde een faxnummer van de firma
[onderneming 2 de heer L.]. Ik heb [de heer G.] 3 faxnummers gegeven, eentje van [de heer L] in
[plaats Y], eentje van [belanghebbende] in [plaats X] en eentje van mijn thuis. [de heer G.] weet niet beter
dan dat dit allemaal faxnummers zijn van de firma [de heer L.].
[de heer G.] weet dat ik niet in dienst ben bij [de heer L] maar dat ik voor mezelf werk, ik heb [de heer G.]
dit wel eens verteld. [de heer G.] weet niet van het bestaan van [belanghebbende] en ook niet dat
de auto's die bij [de heer G.] gekocht worden, voor [belanghebbende] bestemd zijn.
De persoonlijke en telefonische contacten met [de heer G.] worden door mij
onderhouden. Volgens mij heeft [de heer L] [de heer G.] nooit persoonlijk ontmoet.
[de heer L] heeft [de heer G.] incidenteel telefonisch gesproken. Ik denk dat de laatste keer dat
[de heer L] [de heer G.] gesproken heeft, dat dit zeker enkele maanden geleden is geweest.
Het faxverkeer van [de heer G.] dat bij [belanghebbende] aankomt, krijg ik van [belanghebbende].
Ik zal een voorbeeld geven van hoe zo'n transactie in zijn werk gaat.
Als [belanghebbende] bijvoorbeeld een blauwe Toyota Landcruiser 100 nodig heeft, dan
vraagt hij mij om [de heer G.] te bellen en eens te informeren of [de heer G.] er eentje
heeft staan. De prijzen van deze auto's staan vast en hier valt niet over te
onderhandelen. Ik bel dan naar [de heer G.] en die geeft mij door wat hij heeft staan. Vervolgens
wordt door [de heer G.] de prijs doorgegeven. [de heer G.] faxt dan een overzicht door met daarop het
aantal en soort auto's dat hij heeft staan, met daarbij de prijs en de leverdatum. Dit
overzicht wordt dan door [de heer G.] naar één van de drie faxnummers gefaxt.
Aan de hand van het overzicht bekijkt [belanghebbende] of [de heer D.], die spreekt goed Duits, wat
[de heer G.] heeft staan en wordt beslist welke auto genomen wordt.
Ik bel vervolgens naar [de heer G.] om door te geven op welke auto de keuze is gevallen. De
auto die door mij besteld is, op naam van firma [onderneming 2 de heer L.], wordt door [de heer G.]
schriftelijk bevestigd en deze bevestiging wordt door [de heer G.] doorgefaxt naar een van de
drie faxnummers. Vervolgens wordt er door mij telefonisch een datum afgesproken
waarop ik de auto kan ophalen in Oostenrijk. Deze datum wordt door mij bepaald.
Voor dit ophalen van de auto krijg ik € 500,- per auto en € 250,- brandstofvergoeding.
Meestal is dit dus € 1.250,- voor een transport.
Als ik de auto op ga halen in Oostenrijk dan krijg ik van [belanghebbende] het bedrag mee dat op de
bevestiging staat, plus mijn onkostenvergoeding. Dit bedrag wordt door mij, samen met
[de heer G.], in Oostenrijk op de bankrekening van [de heer G.] gestort. Vervolgens krijg ik van [de heer G.] een
factuur mee op naam [onderneming 2 de heer L.] te [plaats Y]. Bij thuiskomst geef ik deze
factuur dan aan [belanghebbende]. [belanghebbende] zegt vaak tegen mij dat ik deze
factuur maar mee naar huis moet nemen want [belanghebbende] raakt zelf alles kwijt. Ik denk dat de
factuur die ik meekrijg, een kopie is en dat het origineel nog door [de heer G.] nagestuurd wordt
naar het adres dat op de factuur staat, [de heer L] in [plaats Y] dus.
Ik lever de auto's vervolgens ook af bij [belanghebbende]. Van het feit dat ik naar
Oostenrijk ben geweest, de aankoop van de auto's, de betalingen aan [de heer G.] en de
aflevering van de auto's bij [belanghebbende], daarvan stel ik [de heer L] niet op de hoogte.”
2.19. Op onder meer 14, 15 en 16 december 2004 is de zoon verhoord door de FIOD/ECD. In de verhoren die hebben plaatsgevonden op 14 en 15 december 2004 heeft de zoon, voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Verbalisant(en): Wie verricht welke functies binnen [autohandel V]?
De zaak is van mij. Voor de rest weten jullie het wel.
Verbalisant(en): Wat kun je verklaren over de aankopen van [autohandel V]?
Zo goed als alles wordt bij [de heer L.] gekocht. De bestelling verliepen telefonisch
of hij kwam langs bij mij op [adres zoon] in [plaats X]. Of ik ging naar hem of we spraken af
om elkaar ergens te treffen. Mijn vader hielp me met de bestellingen. Maar dat weten
jullie wel.
Verbalisant(en): Wie verzorgt welk deel van de administratie van [autohandel V]?
[boekhoudster] is mijn boekhoudster. Daarnaast heeft [de heer G.] mij wel eens met iets
geholpen. Hij heeft mij wel eens geholpen met het opmaken van facturen van
[autohandel V].
Verbalisant(en): Wie maakt de facturen op van [autohandel V]?
Ik maak de facturen op van [autohandel V]. Ik heb net ook al gezegd
dat [de heer G.] mij daar wel eens mee heeft geholpen.
(…)
Verbalisant(en): Wij tonen je 11 blanco facturen van [onderneming de heer L] met daarop
geschreven "contant voldaan” en een handtekening met "[de heer L.]". Deze facturen zijn op 9
november 2004 aangetroffen op een systeemplafond in een bijgebouw van
[adres belanghebbende] in [plaats X]. Deze facturen zijn voorzien van de bijlage-nummers 0-208-01 tlm
0-208-11, bij het proces-verbaal gevoegd. Wat kun je hierover verklaren?
Ik beroep me op mijn zwijgrecht. Ik heb deze facturen nog nooit gezien.”
2.20. Op onder meer 10 en 30 november 2004 is [de heer D.] verhoord door de FIOD/ECD. In deze verhoren heeft [de heer D.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Verb. Wat is uw relatie met [belanghebbende]?
"Ik ken die man vrij goed. Hij woont bij mijn ouders in de straat. Ik ben zelf verwoed
liefhebber van de [sport] en [belanghebbende] ook.
Ik doe voor [belanghebbende] ook wel eens de facturering voor zijn bedrijf. Ik ben daar begin van dit
jaar mee begonnen. Daarvóór deed ik niets voor [belanghebbende]. Ik zie me niet als
werknemer, maar ik help hem wel eens. In feite is het zo dat ik helft van de
verkoopfacturen voor [belanghebbende] en [de zoon] op de computer maak. [de zoon] doet de andere helft.
Daar krijg ik geen vergoeding voor. Ik wordt dan gebeld door [belanghebbende] of [de zoon] om een
factuur te maken. Dan ga ik naar [adres belanghebbende], waar [belanghebbende] woont en dan ligt er een
blaadje klaar waarop alle relevante gegevens, zoals het merk, het chassisnummer, de
afnemer en de prijs staan. Ik maak dan aan de hand hiervan een factuur voor
[autohandel V], gericht aan de afnemer. Ik maak de facturen altijd op
de computer die staat achter in het chalet. Wij noemen dat het kantoortje. In de computer
staat een voorbeeldfactuur waar ik dan de gegevens van wijzig. Ik druk de factuur
vervolgens af op briefpapier met het logo van [autohandel V]. De
factuurgegevens sla ik vervolgens op factuurnummer op in de computer. "
Verb. Wat zijn de activiteiten van [belanghebbende] binnen [autohandel V]?
"Ik moet u zeggen dat ik [de zoon] bijna nooit zie op het bedrijf. Ik heb meestal contact met
[belanghebbende]. Ik noem hem de praatpaal. [belanghebbende] heeft volgens mij beslissingsbevoegdheid binnen
[autohandel V]. De factuurgegevens waar ik zojuist over heb verklaard
zijn ook door [belanghebbende] opgemaakt, maar ook door [de zoon].
Verb. Wat zijn de activiteiten van [de zoon] binnen [autohandel V]?
"[de zoon] is meestal weg. Ik weet dat hij ook met het bedrijf te maken heeft en ik neem aan
dat [belanghebbende] en [de zoon] onderling regelmatig contact hebben. Door de vader- zoon relatie is
het moeilijk te zeggen of er een gezagsverhouding is tussen [de zoon] en [belanghebbende], maar ik denk
dat ze gelijkwaardig in het bedrijf zijn en samen [autohandel V]
vormen. Ik weet wel dat [de zoon] ook over de betalingen gaat"
(…)
Verbalisanten: Hoe is de verhouding van [de zoon] en [belanghebbende] in relatie
tot [autohandel V]?
Ik heb altijd contact gehad met [belanghebbende]. [de zoon] was veel weg. Ik dacht dat hij op
weg was voor de verkoop, bijvoorbeeld om auto's aan te prijzen en om de contacten te
onderhouden met de afnemers. [belanghebbende] was de grote spil bij [autohandel V], maar ik zag dat in de vader-zoon relatie. [belanghebbende] heeft mij verteld dat het hem
te veel werd. Hij vond dat het tijd werd dat [de zoon] op eigen benen zou staan.
(…)
Verbalisanten: Welke werkzaamheden heeft u verricht voor [autohandel V]?
Het opmaken van verkoopfacturen van [autohandel V]. Ik heb de
binnenkomende betalingen per bank gecontroleerd. Ook heb ik wel betalingen
gedaan per bank aan [de heer L], aan [ombouwer], een ombouwer, en aan [de zoon]. [de zoon] kreeg op die manier zijn salaris. De betalingen werden gedaan vanaf de ING-rekening op naam van [autohandel V]. Alleen ik en [de zoon] konden via de
computer, telebankieren, betalingen doen van de ING-rekening. Ik had niets te maken
met de inkopen. De inkopen liepen via [de zoon] en [belanghebbende]. [de zoon] heeft
mij verteld dat hij wel eens naar [plaats Y] ging. Ik werkte op het laatst gemiddeld ongeveer
1 uur per dag voor [autohandel V]. Daarvoor kreeg ik geen geldelijk
beloning. Ik mocht wel eens gebruik maken van de auto en de motor van [belanghebbende].
Verbalisanten: Kreeg [de zoon] een vast salaris?
Ja, dat was € 1.500 per maand, dat werd netto elke maand op zijn rekening
overgemaakt. Ik heb dat ook wel eens naar de rekening van [de zoon] overgemaakt.
(…)
Verbalisanten: Wij tonen u 23 originele facturen van [onderneming leverancier C.] aan
[de heer L] [plaats Y], door ons genummerd 0-251. Deze facturen zijn bij u thuis aangetroffen.
Waarom had u deze originele inkoopfacturen van [de heer L] in uw bezit?
Dat had te maken met de garantie van [autohandel V]. [belanghebbende] had mij gevraagd om deze facturen te bewaren. Ik heb diverse malen
stapeltjes met facturen van hem gekregen. Ook heb ik deze facturen wel eens van [de heer L.] ontvangen. Ik heb nog aan hem gevraagd of hij zelf de originele facturen niet
moest houden. Maar [de heer L.] zei "Nee, nee, bewaren jullie ze maar". Met jullie bedoelde hij
[autohandel V] en [belanghebbende]. [de heer L.] heeft tegen mij
gezegd dat hij zelf ook nog een origineel exemplaar had van elke factuur. Toen jullie bij
mij die inval deden heb ik meteen een stapel facturen aan één van daar aanwezigen
gegeven. Daarbij zaten in ieder geval ook facturen van motoren. Er moeten dus nog
meer facturen zijn dan het stapeltje dat jullie mij net lieten zien. Nu weet ik waarom ik de
facturen moest bewaren. Ik het kader van de fraude tussen [de heer L] en [belanghebbende]
mochten deze facturen dus niet bij [de heer L] aangetroffen worden. Daarom moest ik deze
facturen voor hen bewaren. Ik zie nu ook de onzin over het verhaal van de garantie.
(…)
Verbalisanten: Wie maakte de aangiften Omzetbelasting op voor [autohandel V]?
De accountant Ik dacht dat zij [boekhoudster] heet.”
2.21. Op 12 november 2004 is [leverancier C.] (een in België gevestigde leverancier van auto’s) verhoord door de FIOD/ECD. In dit verhoor heeft [leverancier C.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Verb.: Kent u de persoon [belanghebbende]?
"Ik zal het hele verhaal vertellen. Ik adverteerde op internet met Toyota Landcruisers.
[de heer L] heeft contact met mij opgenomen en vroeg mij ... te leveren. Dit is ongeveer
2,5 jaar geleden, half 2002. De eerste 2 of 3 keer dat [de heer L] bij mij Landcruisers
bestelde zijn deze afgeleverd op [adres] [plaats Y]. Daarna heeft ene [autohandelaar K.] de auto's opgehaald. In de loop van 2003 kregen [de heer L] en [autohandelaar K.] problemen over geld of facturen. [de heer L] dacht dat [autohandelaar K.] auto's bij mij gekocht op zijn naam zonder dat [de heer L] dat wist. Als de auto's opgehaald werden werd mijn factuur meteen
betaald. Mijn factuur gaf ik mee aan degene die de auto's kwamen ophalen. Een
kopiefactuur waarop voor aflevering en betaling is getekend door degene die de
auto's ophaalde bleef bij mij achter en deze werd samen met mijn inkoopfactuur in
mijn administratie opgeborgen.
Na de problemen met [autohandelaar K.] heeft [de heer L] mij gevraagd de bestellingen op
[adres belanghebbende] in [plaats X] af te leveren. [de heer L] was de eerste paar keer dat ik daar
afleverde aanwezig. Toen heb ik voor het eerst [belanghebbende] gesproken.
Nadat de problemen tussen [de heer L] en [autohandelaar K.] waren ontstaan heb ik op
[adres belanghebbende] in [plaats X] een gesprek gehad met [de heer L] en [belanghebbende]. Toen is
afgesproken dat [de heer L] met [belanghebbende] verder ging en dat de auto's op de
[adres belanghebbende] werden afgeleverd. Dat speelde zich een dik jaar geleden dus af. Ik dacht
dat als ik op [adres belanghebbende] in [plaats X] de auto's afleverde, dat ik bij [de heer L] was. Ik
dacht dat dat omdat [de heer L] in het begin iedere keer aanwezig was. Pas later ben ik
er achter gekomen dat het bedrijf aan [adres belanghebbende] in [plaats X] van [belanghebbende]
was.”
Verb.: Hoe liepen de bestellingen van de auto's die u afleverde op
[adres belanghebbende] in [plaats X]?
"De eerste 2 weken bestelde [de heer L] bij mij de auto's. AI heel snel bestelde [belanghebbende] rechtstreeks bij mij de auto's. Ik weet niet hoe [de heer L] en [belanghebbende]
het onderling hebben geregeld. Ik heb alle auto's door mijn chauffeur af laten leveren
op [adres belanghebbende] in [plaats X] "
Verb.: Hoe waren de afleveringen geregeld?
"Ik gaf mijn chauffeur 2 blanco verkoopfacturen mee met de levering van de auto's.
Met blanco verkoopfacturen bedoel ik dat mijn facturen nog niet waren ondertekend.
1 Van mijn verkoopfacturen werd direct ondertekend door [belanghebbende] en de
andere verkoopfactuur, die dan door [de heer L] was ondertekend, kreeg de chauffeur bij
de volgende levering weer mee. De verkoopfactuur die door [belanghebbende] was
ondertekend gaf ik dan weer mee aan de Chauffeur. Bij de aflevering werd er ook
meteen contant betaald aan mijn chauffeur. Hij kreeg dat geld dan van [belanghebbende]. Ik maakte altijd een CMR op voor de transport van de auto's. Deze CMR
werd door [belanghebbende] gestempeld en de chauffeur kreeg een gestempeld
exemplaar weer mee terug. [belanghebbende] stempelde met een stempel van [de heer L]
[plaats Y]."
Verb.: Hoe was de relatie tussen [de heer L] en [belanghebbende]?
"Ik handelde met [belanghebbende]. Hij kon alle beslissingen nemen. Ik dacht dat [belanghebbende] een medewerker was van het bedrijf van [de heer L] en dat [de heer L]
uiteindelijk zijn baas was. Het uitvoerende werk lag dan bij [belanghebbende]. "
Verb.: Kent u de onderneming [autohandel V]?
"Nee, die naam zegt mij niets. "
Verb.: U heeft zojuist verklaard dat u in Nederland alleen bij [autohandelaar A.]
auto's hebt ingekocht. Kent u het bedrijf [autohandel K] uit [plaats H]?
"Ja, nu u dit zegt herinner ik het mij. Een medewerker van [autohandel K] uit [plaats H] heeft mij
enkele weken geleden benaderd met het verzoek of hij veertien KIA Sorento's aan mij
mocht factureren, waarna ik deze dan moest doorfactureren op naam van [de heer L]. Ik
heb per auto dan € 450,- verdiend. De auto's zijn nooit in België geweest. [belanghebbende] heeft de stempel voor ontvangst op de CMR gezet.”
Opmerking verbalisanten: Op dit moment merken wij de gehoorde als verdachte
aan van een strafbaar feit. Wij, verbalisanten, hebben de verdachte meegedeeld
dat hij niet meer tot antwoorden is verplicht. Hij verklaarde voorts.
"Ik hoor van u dat ik als verdachte ben aangemerkt, ik ben het er niet mee eens, maar
ik wil volledig meewerken aan uw onderzoek. Ik heb de facturen gemaakt op verzoek
van [belanghebbende]. Hij zei dat hij de KIA 's zonder BTW wilde hebben en dat ze dan
via België moesten worden gefactureerd. Als je naar België factureert hoeft er geen
BTW te worden berekend. Als ik vervolgens weer naar Nederland factureer dan hoef
ik ook geen BTW in rekening te brengen, want dat is een intracommunautaire
levering. Ik moest dan wel een vervoersdocument opmaken die het
intracommunautair vervoer zou aantonen.
Toen enige tijd later iemand van [autohandel K] mij belde om daadwerkelijk de facturen te
maken heb ik daar aan meegewerkt door de facturen te schrijven. Ik heb daar van
[belanghebbende] € 450,- per factuur voor gekregen. Dat is zo gegaan. Ik heb van
[belanghebbende] het totaal van de 14 facturen aan [de heer L], zijnde € 344.400,- in één
keer in contanten ontvangen. Ik heb vervolgens het factuurbedrag van [autohandel K] ad €
338.100 per bank aan [autohandel K] in [plaats H] betaald. Ik kan dat als u wilt middels een
bankafschrift aantonen.
Ik zie geen kwaad in deze wijze van handelen. Ik zag er geen nut is om de auto's uit
Nederland eerst naar België te brengen om ze daarna weer naar Nederland te
vervoeren. Nu konden ze gewoon in Nederland blijven. Ik heb hiervóór nimmer zoiets
gedaan. Dit was de enigste keer.”
Verb.: Wij beschikken uit de administratie van [autohandel V]
over een factuur van [autohandel U.] aan [adres] te [plaats Z], gedateerd 02-11-
2004. Kent u de onderneming [autohandel U.] BV?
"Ja, ik ken het bedrijf [autohandel U.]. Ik heb daar een korte Landcruiser automaat
gekocht. Die heb ik op het terrein bij [belanghebbende] in consignatie gezet. Als u mij
zegt dat u deze factuur in de administratie van [belanghebbende] heeft gevonden, dan heb ik
daar geen verklaring voor. Als u mij zegt dat het chassisnummer van de auto, zoals
op de factuur staat niet voorkomt op de lijst van in consignatie gezette goederen, die
ik u naar aanleiding van de inbeslagname heb gestuurd, dan moet ik het volgende
verklaren. Eigenlijk loopt alle handel in Nederland via [belanghebbende]. En ik factureer
alles aan [de heer L]. ”
2.22. Op 29 november 2004 en 7 juni 2006 is [boekhoudster] (boekhoudster van [autohandel V]) verhoord door de FIOD/ECD. In het verhoor dat heeft plaatsgevonden op 29 november 2004 heeft [boekhoudster], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
Verbalisanten: Hoe en wanneer bent u met [autohandel V] in contact
gekomen?
Ik ken [de zoon], [de zoon], als zo'n 3 jaar. Hij is in loondienst bij [onderneming O], hij
legt daar vloeren. [onderneming O] is van mijn zuster en zwager, [zus boekhoudster] en [zwager boekhoudster]. Voor hun doe ik ook de boekhouding en vandaar is het balletje gaan rollen. In
april of mei 2003 heeft [de zoon] bij gevraagd om de boekhouding van zijn bedrijf,
[autohandel V], te gaan doen. [autohandel V] deed
de in- en verkoop van motoren en later kwamen daar de auto's bij. Je hebt een
aanloopperiode waarin de administratie wordt ingericht en een BTW-nummer wordt
aangevraagd. Ik heb wel de administratie ingericht maar niet het BTW-nummer
aangevraagd. Ik heb met [de zoon] de verwachte werkzaamheden doorgesproken om de
administratie in te kunnen richten. Ik heb ook de aangifte inkomstenbelasting over 2003
van [de zoon] ingevuld. Daar heb ik de ondernemersaftrek en de startersaftrek in
verwerkt. Daarom denk ik dat [de zoon] in 2003 al voor 3 dagen in de week voor [onderneming O] werkte. Daarvoor werkte [de zoon] fulltime bij [onderneming O].
Verbalisanten: Welke werkzaamheden verricht u voor [autohandel V]?
Ik heb de inkoop- en verkoopfacturen van [autohandel V] geboekt. Hij
hield geen voorraad dus er moest een aansluiting zijn tussen de inkopen en de
verkopen. Daarnaast heb ik de kas en de bank geboekt en de BTW-aangiften gedaan.
Ook heb ik me verdiept in de MOT-aangiften. (…)
Nadat ik de bankafschriften boekte bleef er een lijst met verkopen die
niet per bank waren ontvangen over die ik met [de zoon] doornam. Hij moest dan kijken of er
nog bedragen niet betaald waren. Gaf hij aan dat een bedrag niet betaald was dan
boekte ik dat bedrag op de debiteurenrekening. De overige bedragen werden als
kasontvangsten geboekt. Ik controleerde nooit het kassaldo. Maar ik nam aan dat [de zoon]
dat zelf bij hield omdat hij nooit tekort kwam of een groot overschot had.
Verbalisanten: Wie werken er voor [autohandel V]?
[de zoon] en er was een jongen die wel eens de verkoopfacturen van [autohandel V] opmaakte. Hij heet [de heer G.]. In het begin wist [de zoon] beter wat er omging
in het bedrijf. Later werd zijn betrokkenheid bij [autohandel V] minder.
Maar [de zoon] bleef wel mijn contactpersoon bij [autohandel V]. [de zoon]
heeft tegen mij verteld dat hij in 2004 minder zou gaan werken bij [onderneming O] om er
een "echt" bedrijf van te gaan maken. Hij wilde een pand kopen en ook auto's en
motoren op voorraad gaan houden om naar buiten toe meer als bedrijf op te treden.
Verder heb ik wel eens opgevangen dat de vader van [de zoon] mee hielp bij zijn bedrijf. Ik zou het niet weten hoe de transporten geregeld waren.
(…)
Verbalisanten: Voor wiens rekening en risico wordt [autohandel V]
gedreven?
Voor [de zoon].
Verbalisanten: Wat zijn de werkzaamheden van [de zoon] voor
[autohandel V]?
De verkoop, de inkoop. Ik heb hem wel een aantal keren telefonisch horen spreken met
afnemers. Ik vond de handel wel gemakkelijk gaan. Ik ben er nooit bij geweest als hij een
auto inkocht maar ik denk dat hij dat deed. Verder hield het niet zo heel veel in. Hij
leverde mij de gegevens aan die ik nodig had om de administratie bij te houden. Ik vroeg
dan om de administratie en dan kwam hij een week later met de gegevens aan. Ik zag
hem heel weinig, maar ik dacht dat hij naast het leggen van vloeren voor [onderneming O]
genoeg tijd had voor de handel in auto's en motoren.
Verbalisanten: Wat zijn de werkzaamheden van [belanghebbende] voor
[autohandel V]?
De vader van [de zoon] wist alles van de in- en verkopen van [autohandel V]. [de zoon] heeft regelmatig in mijn bijzijn naar zijn vader gebeld bijvoorbeeld met
de vraag of een bepaalde auto was verkocht. Dan wist zijn vader altijd te vertellen of die
auto was verkocht. [de zoon] zei ook tegen mij "ons vader onthoudt alles". Ikzelf heb nooit
contact gehad met zijn vader. [de zoon] was mijn contactpunt. Voor alle administratieve
vragen kon [de zoon] bij zijn vader terecht. Hij had het hele bedrijfsgebeuren in zijn hoofd.
Vooral het in- en verkoopverhaal.
Verbalisanten: Weet u wie de inkopen doet bij [autohandel V]?
Ik heb recentelijk van mijn zwager, [zwager boekhoudster], en van [afnemer B.] van
[autohandel U.], gehoord dat de vader van [de zoon] ook veel werkzaamheden
verricht voor [autohandel V] [afnemer B.] vertelde mij dat de
vader van [de zoon] zijn contactpersoon was als hij auto's bestelde bij [autohandel V]. Ik heb altijd wel gedacht dat de vader van [de zoon] werkzaamheden verrichten
voor [autohandel V]. Dat dacht ik omdat de vader van [de zoon] alles wist
als [de zoon] daarna vroeg.
(…)
Verbalisanten: Wie is uw contactpersoon bij [autohandel V]?
[de zoon]. Ik heb nooit contact gehad met [de heer G.] of de vader van [de zoon].”
2.23. Op 3 december 2004 is [afnemer H.] (afnemer van [autohandel V]) verhoord door de FIOD/ECD. In dit verhoor heeft [afnemer H.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“Verbalisant(en): U heeft zojuist een auto met chassisnummer[chassisnummer] ter
keuring aangeboden bij de RDW. Van wie is dit voertuig?
Die is van mij. Die heb ik gekocht van de firma [de heer L.]. Die heb ik ongeveer 19 oktober
2004 bij hem gekocht. De auto stond bij de [autohandel V] in [plaats X]. Ik koop daar wel
vaker auto's. Het afgelopen jaar heb ik daar ongeveer 8 auto's gekocht.
Verbalisant(en): Waar stonden die auto's?
Die heb ik allemaal bij [belanghebbende] in [plaats X] afgehaald.
Verbalisant(en): Met wie heb je de prijs besproken van de auto's die je daar hebt
gekocht?
Dat was altijd met [belanghebbende].
Verbalisant(en): Hoe komt zo'n koop tot stand?
Ik bel meestal om te vragen wat hij heeft. Deze Viano heb ik aan [belanghebbende]
opgegeven enkele maanden geleden. Sommige auto's stonden gewoon op voorraad. Ik
heb 3 Viano's bij [belanghebbende] gekocht, die heeft hij speciaal voor mij besteld.
Verbalisant(en): Je zei eerst gezegd dat je de auto bij [de heer L] hebt gekocht. Wat is de
rol van [de heer L] hier dan bij?
[de heer L] en [belanghebbende] dat zie ik als 1 bedrijf. [de heer L] was ook vaak op bij de woning
van [belanghebbende] in [plaats X]. Ik heb hem daar regelmatig gezien. Mijn contactpersoon
voor de koop was altijd [belanghebbende]. Ik weet het adres niet maar het was vlak bij de
snelweg de [snelweg].
Verbalisant(en): Wie is de eigenaar van [autohandel V]?
Dat is [belanghebbende]. Op het woonadres van [belanghebbende] is nog een Kia van mij in
beslag genomen. Die heb ik pas van de Belastingdienst teruggekregen. Ik moest daarbij
ook de aankoopfactuur overleggen. Die factuur had ik van [de heer L]. De papieren die ik bij
de auto's kreeg regelde [de heer L] ook allemaal. Er stond tenminste zijn naam op. Wie ze
aanvroeg weet ik niet. De Kia die ik bij [de heer L] heb gekocht waren aangevraagd door de
firma [autohandel K] uit [plaats H]. Alle andere papieren kwamen van [de heer L].”
2.24. Op 22 december 2004 is [afnemer B.] (afnemer van [autohandel V]) verhoord door de FIOD/ECD. In dit verhoor heeft [afnemer B.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“Verbalisant(en): Kent u [autohandel V]?
Ja, die ken ik van de terreinwagens die ik er koop. Ik koop die terreinwagens daar vanaf
eind 2003. Via via had ik gehoord dat ze daar terreinwagens verkochten. Ik heb de naam
[autohandel V] gehoord via [autohandel B.] uit [plaats B]. Die
kenden [autohandelaar K.] en die hebben mij toen de naam van
[autohandel V] gegeven. Ik heb vroeger bij [de heer J.] gewerkt, die
heeft ook een autohandel in [plaats X]. Maar die heeft volgens mij geen contact meer met
[belanghebbende] nu. In de autowereld kent iedereen iedereen.
(…)
Verbalisant( en): Hoe komt zo’n koop [van auto’s uit het buitenland] tot stand?
[belanghebbende] belde me wel eens op om te vertellen dat er auto's onderweg waren en
dan vroeg hij me of ik interesse had. Ook gebeurde het wel dat ik een auto nodig had en
dan belde ik [belanghebbende] op om te zeggen dat ik een bepaalde auto nodig had. Hij
belde dan om te informeren naar zo'n auto. Ik moet overigens zeggen dat [belanghebbende] altijd zijn
afspraken nakwam. Ik kwam wel eens bij [belanghebbende] thuis en dan zag ik daar auto's
staan. Maar die waren dan meestal al verkocht aan anderen.
Verbalisant(en): Wie is uw contactpersoon bij [autohandel V]?
Ik doe altijd zaken met [belanghebbende]. Ook heb ik wel eens een [transporteur] gesproken, die
haalde ook wel eens auto's op in het buitenland. Ik heb overigens nog een adres van het
bedrijf waar [autohandel V] volgens mij de auto's in het buitenland
ophaalt.
Opmerking verbalisant(en): Gehoorde toont ons kopie van een visite-kaartje met daarop
de naam: [de heer G.], [onderneming de heer G.], [adres].
Verbalisant(en): Met wie van [autohandel V] bespreekt u de
aankoop?
Die auto's waren altijd voor een vaste prijs. Die besprak ik altijd met [belanghebbende].
Dat ging vaak per telefoon. Maar ik ging ook wel eens bij [belanghebbende] thuis langs.
Verbalisant(en): Wie is de eigenaar van [autohandel V]?
Dat weet ik niet zeker, maar ik denk dat dat [belanghebbende] is. De eerste keer dat ik er
auto's kocht, heeft mijn accountant nog het BTW-nummer opgevraagd.
Verbalisant(en): Welke werkzaamheden verricht [de zoon] voor
[autohandel V]?
Dat weet ik niet. Ik ken [de zoon] wel maar ik weet niet wat hij doet voor
[autohandel V].
Verbalisant(en): Hoe gaat het met de transport van de door u gekochte auto's bij
[autohandel V]?
Die ging ik meestal zelf halen bij [belanghebbende] met mijn handelaarsplaten er op. Een
enkele keer, als ze hier in de buurt moesten zijn werd de auto ook wel eens hier
afgeleverd. Ik weet dat [transporteur] dat een keer heeft gedaan, maar ik ben ook vaak afwezig
dus dan weet ik niet wie de auto heeft gebracht.
Verbalisant(en): Hoe verloopt de betaling van de door u gekochte auto's bij
[autohandel V]?
Dat gebeurde 80% via de bank, en af en toe ging dat per kas. Ik betaalde per kas als ik
veel kasgeld op voorraad heb. Ik vind het niet normaal wat ik bij de bank moet betalen
als ik daar een kasstorting zou doen. Ik betaalde kas altijd aan [belanghebbende]. Dat
gebeurde meestal bij de aflevering. ”
2.25. Op 10 februari 2005 is [afnemer W.] (afnemer van [autohandel V]) verhoord door de FIOD/ECD. In dit verhoor heeft [afnemer W.], voor zover hier van belang, verklaard op de volgende vragen:
“(…)
Verbalisanten: Kent u [autohandel V]?
Ja, nu wel.
Verbalisanten: Hoe bent u met [autohandel V] in contact gekomen?
Ik ben met [belanghebbende] in contact gekomen via een man uit Eindhoven. Die had bij
[belanghebbende] een keer een Vito gekocht en die had me verteld dat [belanghebbende] ook
andere auto's verkocht. Die man uit Eindhoven heet [de heer F.]. Dat was al een paar jaar
geleden. Ik ben toen een keer bij [belanghebbende] aan [adres belanghebbende] geweest. Dat was
ongeveer eind 2002, begin 2003. Toen waren er nog geen Toyota Landcruisers met een
5-bak er in. Toen had [belanghebbende] ook al een Toyota Landcruiser staan, maar dat
was een 4-bak. Daar had ik toen geen interesse in. Ik weet niet meer waarom ik er nu
weer naar toe ben gegaan. Ik heb [belanghebbende] benaderd. De laatste keer dat ik er
was stonden er maar een paar wagens, ook een BMW, maar daar heb ik geen interesse
in. De naam [autohandel V] heb ik pas gelezen op de handgeschreven
factuur die ik van [belanghebbende] had gekregen.
Verbalisanten: Met wie heeft u contact bij [autohandel V]?
Altijd met [belanghebbende].
Verbalisanten: Wie is de eigenaar van [autohandel V]?
Ik weet niet beter dan dat [belanghebbende] dat is. Die heb ik ook betaald. Later heb ik
van [belanghebbende] gehoord dat het bedrijf van zijn zoon was. Dat was nadat hij vast
had gezeten. Ik heb toen ik de factuur van de 2 auto's kreeg nog wel zijn BTW-nummer
nagetrokken. Dat heb ik nog op de computer liggen. Ik doe dat altijd als ik met
onbekenden handel. Ik laat mij niet verrassen.
Verbalisanten: Kent u [de zoon]?
Nee. Is dat een zoon van hem? Ik heb gehoord dat hij 2 zoons heeft, maar die zou ik niet
aan kunnen wijzen. Als ik bij [belanghebbende] kwam zaten er wel vaak mensen, maar
daar heb ik nooit mee van doen gehad. Ik heb alleen contact gehad met [belanghebbende].
Verbalisanten: Kunt u aangeven welke werkzaamheden [de zoon] verricht voor
[autohandel V]?
Dat weet ik niet. Ik heb nooit met hem van doen gehad. Zoals gezegd ik heb altijd
gedacht dat het bedrijf van [belanghebbende] was. Zo sprak [de heer F.] ook altijd over [belanghebbende]
en nooit over [autohandel V]. Ik moet overigens zeggen dat ik [belanghebbende] wel altijd vertrouwd heb. Hij kwam zijn afspraken goed na. Zo heb ik
bijvoorbeeld ook een auto die ik al had betaald aan [belanghebbende] mee teruggegeven.
[belanghebbende] heeft pas een week later een andere auto gebracht. Ik heb er nooit aan
getwijfeld dat of hij die afspraak na zou komen.”
2.26. Zowel aan belanghebbende als aan de zoon is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd waarbij de aftrek van voorbelasting, vermeld op de facturen van [onderneming de heer L], is teruggenomen. De naheffing beloopt (na vermindering op bezwaar) € 2.055.133 waarvan € 436.121 betrekking heeft op 2003 en € 1.619.012 op 2004.
2.27. Belanghebbende is op 4 mei 2010 door de strafkamer veroordeeld voor (1) het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangiften omzetbelasting ten name van [autohandel V] over het jaar 2003 en het eerste, tweede en derde kwartaal 2004 en (2) het valselijk invullen van inlichtingenformulieren van het UWV/GAK waarin gegevens werden opgevraagd voor de WAO uitkering.
2.28. De inspecteur heeft uit de bevindingen van het onderzoek afgeleid dat [autohandel V] voor rekening en risico van belanghebbende werd gedreven en niet voor rekening en risico van de zoon. Hij heeft - uiteindelijk - de winst van [autohandel V] berekend op € 40.432 over 2003 en € 149.415 over 2004 vóór eventuele aftrek van de nageheven omzetbelasting en het inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 46.570 voor 2003 en € 149.553 voor 2004. De juistheid van die berekening is als zodanig niet in geschil.
3. Geschil
3.1. In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1. Heeft de rechtbank terecht geweigerd de zaken aan te houden?
2. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
3. Heeft de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden en moeten de aanslagen als gevolg daarvan worden vernietigd?
4. Is de onderneming van [autohandel V] gedreven voor rekening en risico van belanghebbende?
5. Indien de onderneming van [autohandel V] voor rekening en risico van belanghebbende werd gedreven: is de winst juist vastgesteld? De hoogte van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is niet (meer) in geschil.
6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de integrale proceskosten en een schadevergoeding?
Belanghebbende beantwoordt vraag 6 bevestigend en de overige vragen ontkennend. De inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2003 tot € 12.959 en voor het jaar 2004 tot € 5.273. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen. Indien het gelijk is aan de inspecteur en tevens de naheffingsaanslag omzetbelasting in stand blijft, is tussen partijen niet in geschil dat de rechtbank de aanslagen mede moet beschouwen als verliesbeschikkingen van nihil en die beschikkingen moet herzien in verband met de aftrekbaarheid van de naheffingsaanslag.
4. Beoordeling van het geschil
De preliminaire kwesties:
4.1. Gezien de ruime tijdspanne die is verlopen tussen de oproeping voor de zitting en die zitting, heeft de rechtbank geen reden gezien voor uitstel van de zitting om de gemachtigde meer tijd te geven zich op de zaak voor te bereiden. De gebeurtenissen rond de terugtrekking van mr. Van Roij en haar vervanging door mr. Stassen hebben plaatsgevonden enkele dagen voor de beoogde zitting. Hoewel de rechtbank betreurt dat niet direct op 16 april 2012 maar pas op 18 april 2012 aan de gemachtigde is bericht dat mr. Stassen de behandeling zou overnemen, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat door dat tijdsverloop aan de gemachtigde de mogelijkheid is ontnomen zich adequaat op de zitting voor te bereiden. De rechtbank ziet dan ook, zoals reeds ter zitting is meegedeeld, geen reden de zaken aan te houden.
4.2. Belanghebbende heeft in de beroepschriften gesteld dat alle achterliggende stukken, blijkbaar van het strafrechtdossier, door de inspecteur overgelegd moesten worden. De rechtbank acht aannemelijk dat de inspecteur alle stukken heeft overgelegd waarover hij beschikte. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat er nog meer stukken zijn die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van de juistheid van de aanslagen. Belanghebbende heeft ook niet nader gemotiveerd wat het belang zou kunnen zijn van die overige stukken. De rechtbank ziet dan ook geen reden de inspecteur te verzoeken meer stukken over te leggen dan hij heeft gedaan of om te oordelen dat niet alle stukken van het geding zijn overgelegd.
4.3. Belanghebbende heeft gesteld dat de aanslagen ongemotiveerd zijn opgelegd. De inspecteur heeft dat erkend en aangegeven dat de motivering staat in het later toegezonden controlerapport. Wat daar ook van zij: een aanslag is niet nietig of vernietigbaar op de enkele grond dat de bestanddelen ervan niet gemotiveerd zijn meegedeeld aan de belanghebbende vóór of tegelijk met het opleggen van de aanslagen.
De materiële geschilpunten
4.4. Belastbare winst uit onderneming is hetgeen een ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen (art. 3.2, Wet IB 2001). Ondernemer is hij voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming (artikel 3.4, Wet IB 2001). Belastbare winst uit onderneming is mede de winst die de belastingplichtige, anders dan als ondernemer of aandeelhouder, als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming geniet uit een of meer ondernemingen (artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001). Winst uit een onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming (artikel 3.8, Wet IB 2001).
4.5. Vaststaat dat [autohandel V] op naam staat van de zoon. Uit de stukken en de getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat belanghebbende degene was die de onderneming feitelijk dreef en voor wiens rekening en risico de onderneming werd gedreven. Immers hij was degene met wie de kopers, verkopers en transporteurs contact hadden en zijn woning was ook de plaats waar de auto’s en motoren werden gestald en in die woning zijn blanco facturen en andere bescheiden gevonden van [onderneming de heer L] die op papier de voornaamste leverancier was van de auto’s en motoren.
Uit de stukken blijkt tevens, en belanghebbende heeft dat ook niet weersproken, dat verreweg de meeste aan- en verkopen contant werden betaald. Nu belanghebbende degene was die de aan- en verkopen verrichtte en ook degene was die het geld daarvoor betaalde en inde, is aannemelijk dat hij degene was die over die contante gelden kon beschikken en daarmee naar eigen wens betalingen kon verrichten. Dat hij dat ook feitelijk heeft gedaan, leidt de rechtbank af uit de in het controlerapport onder punt 5.2. opgenomen en door belanghebbende niet gemotiveerd weersproken vermogensvergelijking waaruit blijkt dat belanghebbende meer uitgaf dan zijn officiële inkomen mogelijk maakte, zelfs indien bij die uitgaven geen rekening wordt gehouden met de kosten van levensonderhoud en van auto’s die op naam van belanghebbende stonden.
4.6. De rechtbank leidt uit de stukken af dat belanghebbende degene was die de auto’s in het buitenland aankocht en dat de tussenschakeling van [onderneming de heer L] geen enkel ander doel diende dan het creëren van een facturenstroom voor inkopen waarbij omzetbelasting in rekening werd gebracht die voor [autohandel V] aftrekbaar was, om aldus de verplichting om op naam van [autohandel V] omzetbelasting te voldoen over de verkopen te frustreren. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende de handel, met tussenschakeling van [onderneming de heer L], aldus heeft opgezet vanwege het geldelijk gewin en dat hij daarvan zelf nagenoeg geheel, heeft geprofiteerd.
4.7. Wel valt uit de stukken en de getuigenverklaringen af te leiden dat de zoon enigszins bij de onderneming betrokken was, maar diens betrokkenheid bestond blijkbaar alleen uit het verrichten van administratieve werkzaamheden zoals het opmaken van facturen, verrichten van betalingen en tekenen van stukken zoals aangiften en het doorverwijzen van klanten naar belanghebbende. Uit de verklaring van [autohandelaar K.] (2.16) leidt de rechtbank af dat belanghebbende reeds jarenlang handelt in auto’s, dat hij dat in het verleden deed onder de naam van [autohandelaar K.] waarbij [autohandelaar K.] als stroman, tegen een beloning, door belanghebbende werd ingeschakeld en dat hij dat daarna is gaan doen op naam van de zoon c.q. diens onderneming [autohandel V]. Voor wat betreft de beloning van de zoon is er alleen de – naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardige - verklaring van [de heer D.] (zie 2.20) dat de zoon een vaste beloning kreeg van € 1.500 per maand. Dit een en ander, in onderling verband bezien, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de betrokkenheid van de zoon niet zo ver ging dat de onderneming van [autohandel V] mede op zijn naam werd gedreven en dat hij zijn inkomen uit [autohandel V] niet genoot als medeondernemer of als medegerechtigde tot de onderneming, maar dat sprake was van een door belanghebbende aan de zoon verstrekte vaste beloning voor diens werkzaamheden voor [autohandel V] en het ter beschikking stellen van zijn naam aan [autohandel V].
4.8. [de heer L], [autohandelaar K.], [transporteur] en belanghebbendes zoon zijn in 2009 ten overstaan van de rechter commissaris bij de behandeling van de strafzaak teruggekomen op hun, onder 2.16, 2.17, 2.19 en 2.20 weergegeven, verklaringen. De rechtbank acht die latere verklaringen, die er in het kort op neer komen dat men zaken deed met belanghebbendes zoon, gezien de eerdere verklaringen en de verklaringen van derden/afnemers niet geloofwaardig.
4.9. Het onder 4.5 tot en met 4.8. overwogene leidt tot de conclusie dat de onderneming die werd gedreven onder de naam [autohandel V] voor rekening van belanghebbende is gedreven, dat alleen belanghebbende als feitelijk ondernemer kan worden aangemerkt en dat hij de voordelen uit die onderneming heeft genoten.
4.10. Aan belanghebbende als ondernemer is de onder 2.26 vermelde naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Gezien hetgeen de rechtbank onder 4.9 heeft overwogen, is de tenaamstelling van die naheffingsaanslag juist. De rechtbank heeft in haar uitspraak van heden onder procedurenummer 10/3589, de naheffingsaanslag, zoals die luidt na bezwaar, in stand gelaten. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrag van de naheffingsaanslag (na vermindering in bezwaar) dan alsnog in mindering dient te komen op de winst die belanghebbende uit [autohandel V] heeft genoten.
4.11.1. Belanghebbende heeft geen winst uit die onderneming aangegeven maar alleen zijn WAO-uitkering. De inspecteur heeft de door belanghebbende genoten winst van [autohandel V], voor aftrek van de verschuldigde omzetbelasting, uiteindelijk berekend op basis van zijn uitgaven in 2003 en 2004. De rechtbank acht de aldus berekende winst zeker niet te hoog en acht aannemelijk dat belanghebbende tot die bedragen winst heeft genoten.
4.11.2. Het inkomen uit werk en woning van belanghebbende over 2003 kan dan als volgt worden berekend:
Uitkering € 11.127
Winst € 40.432
Af: omzetbelasting € -/- 436.121
Zelfstandigenaftrek € -/- 6.430
Startersaftrek € -/- 1.895
Eigen woning € 1.832
Inkomen uit werk en woning
€ -/- 391.055
De rechtbank zal het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2003 verminderen tot nihil en het verlies uit werk en woning, tevens ondernemingsverlies, vaststellen op € 391.055.
De persoonsgebonden aftrek van € 3.854, kan in 2003 niet geldend worden gemaakt bij het inkomen uit werk en woning en komt dan in mindering op het inkomen uit sparen en beleggen (artikel 6.2. Wet IB 2001). Het inkomen uit sparen en beleggen over het jaar 2003 wordt dan verminderd tot € 10.225 min € 3.854 is € 6.371.
4.11.3. Het inkomen uit werk en woning van belanghebbende over 2004 kan dan als volgt worden berekend:
Uitkering € 10.273
Winst € 149.415
Af: omzetbelasting € -/-1.619.012
Zelfstandigenaftrek € -/- 6.585
Startersaftrek € -/- 1.941
Premies lijfrente € -/- 5.000
Inkomen uit werk en woning
€ -/-1.472.850
De rechtbank zal het inkomen uit werk en woning verminderen tot nihil en het verlies uit werk en woning, tevens ondernemingsverlies, vaststellen op € 1.472.850.
De persoonsgebonden aftrek van € 1.621 kan in 2004 niet geldend worden gemaakt bij het inkomen uit werk en woning en komt dan in mindering op het inkomen uit sparen en beleggen (artikel 6.2. Wet IB 2001). Het inkomen uit sparen en beleggen over het jaar 2004 wordt dan verminderd tot € 12.433 min € 1.621 is € 10.812.
4.12. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.11.2 en 4.11.3 is overwogen ter zake van de (definitieve) aanslagen over 2003 en 2004, zal de rechtbank de voorlopige aanslagen over die jaren verminderen tot nihil.
4.13. Ter zake van de aanslag WAZ over het jaar 2003 overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 72, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) bedraagt het premie-inkomen voor het jaar 2003 het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar genoten winst uit onderneming, winst uit binnenlandse onderneming en zuivere inkomsten uit buiten dienstbetrekking verrichte tegenwoordige arbeid. Nu de winst uit onderneming als gevolg van de aftrekbaarheid van de naheffingsaanslag in het jaar 2003 negatief is, zal de rechtbank het premie-inkomen over dat jaar vaststellen op nihil. De aanslag WAZ over 2003 wordt dan ook verminderd tot nihil.
4.14. Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten en schadevergoeding
5.1. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Nu aan belanghebbende in de bezwaarfase reeds een vergoeding is toegekend en gesteld noch gebleken is dat die vergoeding te laag is, zal de rechtbank geen (aanvullende) vergoeding toekennen voor de bezwaarfase. De kosten voor de beroepsfase zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.311 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 voor samenhangende zaken). De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van de werkelijke kosten, nu belanghebbende geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid van het Besluit heeft gesteld.
5.2. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding omdat niet aannemelijk is dat belanghebbende – buiten de kosten voor rechtsbijstand – enige schade heeft geleden. De omstandigheid dat zowel aan belanghebbende als aan de zoon aanslagen zijn opgelegd is geen reden voor toekenning van een schadevergoeding.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV over het jaar 2003 tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van nihil en een inkomen uit sparen en beleggen van € 6.371;
- stelt het verlies uit werk en woning over het jaar 2003, tevens ondernemingsverlies, vast op € 391.055;
- vermindert de aanslag IB/PVV over het jaar 2004 tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van nihil en een inkomen uit sparen en beleggen van € 10.812;
- stelt het verlies uit werk en woning over het jaar 2004, tevens ondernemingsverlies, vast op € 1.472.850;
- vermindert de voorlopige aanslagen IB/PVV over de jaren 2003 en 2004 alsmede de aanslag WAZ over het jaar 2003 tot nihil;
- vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.311;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 164 (vier maal € 41) aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr.drs. M.M. de Werd, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 september 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.