Home

Rechtbank Breda, 07-09-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3254 BY1107, 12/1710

Rechtbank Breda, 07-09-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3254 BY1107, 12/1710

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
7 september 2012
Datum publicatie
24 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BY1107
Zaaknummer
12/1710

Inhoudsindicatie

Vergoeding taxatiekosten van een woning. De rechtbank ziet in de onderhavige taxatiewerkzaamheden geen reden om de vergoeding op een hoger uurtarief te stellen dan het door de heffingsambtenaar bepleite uurtarief van € 50 exclusief omzetbelasting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/1710

Uitspraakdatum: 7 september 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam,

de heffingsambtenaar.

Het bestreden besluit

Het besluit van de heffingsambtenaar van 1 maart 2012 op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten in bezwaar.

Zitting

Een onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gebleven.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van de heffingsambtenaar inzake de kosten van het bezwaar;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 690,15;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van

€ 42 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de woning aan de [adres] te [woonplaats], per waardepeildatum 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 443.000. Gelijktijdig is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 211.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar heeft daarbij aan belanghebbende een kostenvergoeding verstrekt van € 461,90. In dit bedrag is een vergoeding opgenomen voor het door belanghebbende in de bezwaarfase overgelegde taxatierapport. De heffingsambtenaar heeft voor deze taxatiewerkzaamheden vier uren vergoed naar een tarief van € 50 per uur exclusief omzetbelasting. Nu de omzetbelasting op belanghebbende drukt heeft de heffingsambtenaar voor de taxatiewerkzaamheden in totaal een bedrag vergoed van € 238, zijnde € 200 (4 x € 50) plus € 38 (19% omzetbelasting).

2.2. In geschil is de vergoeding voor de taxatiekosten.

2.3. In zijn verweerschrift heeft de heffingsambtenaar ingestemd met het standpunt van belanghebbende dat de voor vergoeding in aanmerking komende uren van het deskundigenrapport dient te worden vastgesteld op zes uren. De heffingsambtenaar concludeert thans tot een vergoeding voor taxatiekosten van € 300 (6 x € 50) plus € 57 (19% omzetbelasting) is € 357. In zoverre is het beroep gegrond.

2.4. Volgens belanghebbende dient het werkelijke uurtarief van € 80 per uur te worden vergoed, zoals blijkt uit de factuur die behoort tot de stukken van het geding. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden van de taxateur in beginsel dienen te worden aangemerkt als werkzaamheden van bijzondere aard in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel b van het Besluit juncto artikel 6 van het Besluit tarieven strafzaken 2003 (Hoge Raad, 13 juli 2012, LJN BX0904). Uit de stukken van het geding blijkt dat sprake is van taxatie van een woning. De rechtbank ziet in de onderhavige taxatiewerkzaamheden geen reden om de vergoeding op een hoger uurtarief te stellen dan het door de heffingsambtenaar bepleite uurtarief van € 50 exclusief omzetbelasting.

2.5. Gelet op het in 2.3 geoordeelde is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande dient ter zake van de bezwaarfase in totaal een bedrag van € 580,90 aan belanghebbende te worden vergoed (€ 461,90 plus het verschil tussen € 357 en € 238).

2.6. Nu het beroep gegrond is, vindt de rechtbank aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 109,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 437 en een wegingsfactor 0,25 voor het gewicht van de zaak). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25 nu in beroep slechts de hoogte van de kostenvergoeding in geding is. Belanghebbendes beroep op de uitspraak van de Rechtbank Breda van 30 maart 2012 met procedurenummer AWB 11/5045 kan hem niet baten. In de desbetreffende uitspraak is een wegingsfactor 1 gehanteerd omdat de complexiteit van die zaak niet lager dan gemiddeld was. Als argument daarvoor wordt gegeven dat de heffingsambtenaar in die zaak een uitgebreid verweerschrift heeft laten indienen door een advocatenkantoor, hetgeen in de onderhavige zaak niet het geval is. Nu ter zake van de bezwaarfase in totaal een bedrag van € 580,90 aan belanghebbende dient te worden vergoed, komt het totaal van de door de heffingsambtenaar te vergoeden proceskosten voor bezwaar en beroep op een bedrag van € 690,15.

Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 20 september 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.