Home

Rechtbank Breda, 06-09-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3519 BY1869, 12/236

Rechtbank Breda, 06-09-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3519 BY1869, 12/236

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
6 september 2012
Datum publicatie
1 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BY1869
Zaaknummer
12/236

Inhoudsindicatie

AWB 12/236

Inkomstenbelasting/ondernemer

Belanghebbende, kunstschilder, is geen ondernemer in de zin van de Wet IB 2001. De door hem behaalde opbrengsten zijn gedurende een reeks van jaren te laag.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/236

Uitspraakdatum: 6 september 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 19 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende over het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [nummer]H96).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2012 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende was in 2009 werkzaam in loondienst (genoten loon: € 4.793). In de loop van 2009 is belanghebbende met vervroegd pensioen gegaan en uit dien hoofde genoot hij een inkomen uit vroegere arbeid (€41.617). Daarnaast is belanghebbende sinds 2006 werkzaam als beeldend kunstenaar. De daarmee verworven inkomsten heeft hij in zijn aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen steeds aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. De aangegeven resultaten bedroegen:

jaar omzet resultaat

2006 € 2.900 € 1.272

2007 € 843 € 88

2008 € 554 -€ 1.534

2009 € 643 -€ 1.404

De inspecteur heeft de aanslag over 2009 conform de aangifte vastgesteld.

2.2.Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar aangetekend omdat hij als ondernemer aangemerkt wilde worden. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.

2.3.In geschil is of belanghebbende als ondernemer in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 aangemerkt kan worden en recht heeft op ondernemersaftrekken. Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend. Niet in geschil is dat sprake is van een bron van inkomen.

2.4. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een onderneming of een als onderneming aan te merken vrij beroep moet onder meer worden gelet op de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren/ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten.

2.5.Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank met hetgeen hij heeft gesteld, tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hij in die mate aan voornoemde criteria heeft voldaan dat hij in 2009 als ondernemer aangemerkt zou kunnen worden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de met de activiteiten behaalde omzet en resultaten zowel in absolute zin als in verhouding tot zijn overige inkomsten in 2009 beperkt zijn en dat in 2008 en 2009 de resultaten negatief zijn. Daaraan kan niet afdoen belanghebbendes stelling dat de omzetten over 2010, 2011 en 2012 een stijgende lijn laten zien (respectievelijk € 1.400, € 2.850 en tot en met half 2012

€ 1.823). Nog afgezien dat deze omzetten ook nog beperkt van omvang zijn, was tot en met 2009 niet of nauwelijks sprake van een stijgende lijn van de omzet en resultaten. Belanghebbendes beroep op de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 15 mei 2012, 11/00111, www.rechtspraak.nl (LJN BW6130), kan dan ook niet kan slagen. De omstandigheid dat belanghebbende in 2008 de kunstacademie heeft voltooid leidt evenmin tot een ander oordeel. Nu belanghebbende geen ondernemer is in de zin de Wet op de inkomstenbelasting 2001 heeft hij geen recht op ondernemersaftrekken. Het gelijk is aan de inspecteur.

2.6.Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2012 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mies, griffier. De rechter is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.

De griffier, de rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 september 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.