Home

Rechtbank Breda, 20-11-2012, BY4802, 256654 HA RK 12-211

Rechtbank Breda, 20-11-2012, BY4802, 256654 HA RK 12-211

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
20 november 2012
Datum publicatie
30 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BY4802
Zaaknummer
256654 HA RK 12-211

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking van procedurenummer: 256654 HA RK 12-211 is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Wrakingskamer

Procedurenummer: 256654 HA RK 12-211

Uitspraakdatum: 20 november 2012

Beslissing inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), van:

[verzoeker] wonende te [woonplaats],

verder te noemen verzoeker.

strekkende tot wraking van:

[gewraakte rechter]

rechter in de sector belastingrecht van deze rechtbank,

verder te noemen de rechter.

1. Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

- het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de meervoudige belastingkamer van 20 november 2012;

- het dossier van de rechtbank in het hoofdgeding, met procedurenummer [nummer]

- de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 20 november 2012. Bij de behandeling waren aanwezig verzoeker, [gerekestreerde], [gerekestreerde] en [gerekestreerde] namens de wederpartij in het hoofdgeding en de rechter.

2. Motivering

Feiten

2.1. De griffier in het hoofdgeding heeft eind september 2012 telefonisch contact opgenomen met de inspecteur van de belastingdienst. Naar aanleiding van dit contact heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken, welke betrekking hebben op [naam bedrijf], is bij brief van 2 oktober 2012 door de rechtbank aan verzoeker toegestuurd.

2.2. Op 12 oktober 2012 heeft de inspecteur stukken bij de rechtbank ingediend welke betrekking hebben op [verzoeker] en [betrokkene]. Bij brief van 12 oktober 2012 heeft de rechtbank bedoeld deze stukken aan verzoeker door te sturen. De rechtbank heeft toen echter abusievelijk verkeerde stukken doorgezonden. Dit is hersteld bij brief van de rechtbank van 12 november 2012.

Wrakinggronden

2.3. Verzoeker is van mening dat de voorzitter van de meervoudige belastingkamer de griffier met de inspecteur heeft laten bellen en de inspecteur heeft laten opdragen de in 2.1 bedoelde stukken over te leggen. Door dit eigener beweging te doen, zonder voorafgaand bewijsaanbod van de inspecteur en zonder belanghebbende daarin te kennen, heeft de voorzitter de schijn van partijdigheid of van vooringenomenheid gewekt. Verzoeker acht daarbij mede van belang dat de inspecteur slechts is opgedragen het verweerschrift uit de procedure van [naam bedrijf] over te leggen en niet tevens de in die zaak door belanghebbende ingediende stukken, zodat een eenzijdig beeld is kunnen ontstaan.

2.4. Ter zitting heeft verzoeker nadrukkelijk verklaard dat het verzoek alleen betrekking heeft op de voorzitter en niet op de beide andere rechters van de meervoudige belastingkamer.

Het standpunt van de rechter

2.5. De rechter heeft niet berust in de wraking. De rechter is van mening dat de rechtbank de inspecteur niet heeft opgedragen stukken over te leggen maar hem de gelegenheid heeft geboden het dossier aan te vullen. Dat is gedaan omdat in het verweerschrift herhaaldelijk naar de procedure van [naam bedrijf] wordt verwezen terwijl het verzoek van de inspecteur om gevoegde en gezamenlijke behandeling met deze procedure door de rechtbank was afgewezen.

Juridisch kader

2.6. Gelet op artikel 8:15 van de Awb, dient in een wrakingprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

2.7. Bij de beoordeling van een verzoek om wraking dient, volgens vaste jurisprudentie, vooropgesteld te worden dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Overwegingen

2.8. De wrakingskamer stelt voorop dat de inspecteur in het verweerschrift in het hoofdgeding meer dan eens heeft gesteld dat grote verwevenheid bestaat met onder andere de procedure van [naam bedrijf] Voorts heeft de inspecteur in betreffend verweerschrift verwezen naar de verweerschriften in een aantal andere zaken. Tot slot heeft de inspecteur de rechtbank in betreffend verweerschrift verzocht om de zaken, waaronder die van [verzoeker] en [naam bedrijf], te voegen en gezamenlijk te behandelen.

2.9. De wrakingskamer overweegt dat de inspecteur er kennelijk van uit is gegaan dat de rechtbank, bij gezamenlijke en gevoegde behandeling van de zaken van [verzoeker] en [naam bedrijf], zou kennisnemen van het verweerschrift en de stukken in de procedure van [naam bedrijf] of dat de rechtbank dat verweerschrift en die stukken zou voegen in het procesdossier van [verzoeker]. Dit ten onrechte. De wrakingskamer merkt op dat ieder procesdossier voor een goede behandeling van de zaak compleet dient te zijn en dat het niet aan de rechtbank of de griffier is stukken uit andere dossiers aan het betrokken procesdossier toe te voegen. Het is aan de inspecteur om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank over te leggen. Dat de inspecteur dit niet heeft gedaan, wordt door de wrakingskamer opgevat als een administratieve misslag aan de zijde van de inspecteur.

2.10. Naar het oordeel van de wrakingskamer dient het er voor te worden gehouden dat het in 2.3 bedoelde telefoongesprek moet worden geïnterpreteerd als het, op grond van artikel 8:42 van de Awb, door de rechtbank bieden van de mogelijkheid aan de inspecteur om alsnog ontbrekende stukken in te dienen. De rechtbank heeft de inspecteur dus niet, zoals verzoeker meent, op grond van artikel 8:45 van de Awb opgedragen het dossier aan te vullen. De wrakingskamer hecht geloof aan het in 2.5 bedoelde standpunt van de rechter in dit opzicht, mede nu dit ter zitting van de wrakingskamer is bevestigd door de inspecteur.

2.11. De wrakingskamer overweegt dat de inspecteur de ontbrekende stukken, zoals blijkt uit 2.1 en 2.2, op twee verschillende momenten heeft ingediend. De rechtbank heeft de stukken vervolgens op drie verschillende momenten aan verzoeker toegestuurd, kennelijk omdat bij de brief van de rechtbank van 12 oktober 2012 verkeerde bijlagen waren meegezonden. De in 2.2 genoemde stukken hebben betrekking op [verzoeker] en [betrokkene]. Nu [verzoeker] partij is in de hoofdzaak, hebben deze stukken dus betrekking op de zaak zelf.

2.12. De wrakingskamer ziet geen objectieve gronden om aan te nemen dat sprake is van partijdigheid, vooringenomenheid of de schijn daarvan. Het is de taak van de rechter om ervoor te waken dat het procesdossier volledig is. De inspecteur is de gelegenheid geboden tot completering van het dossier en daarvan heeft hij gebruik gemaakt, zodat de overgelegde stukken van [naam bedrijf] tot de gedingstukken in het hoofdgeding zijn gaan behoren. Deze stukken zijn vrijwel direct door de rechtbank aan verzoeker toegestuurd. Vooringenomenheid of partijdigheid aan de zijde van de rechter of de schijn daarvan kan op objectieve gronden niet uit het handelen van de rechter worden afgeleid.

2.13. Gelet op het vorenoverwogene, zal de wrakingskamer het verzoek afwijzen.

3. Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2012 door mr. P.P.M.H. van Hooff, voorzitter, mr. M.C. Tempelaar en mr. D. Hund, rechters, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.