Rechtbank Breda, 12-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:4003 BY8800, 12/3829
Rechtbank Breda, 12-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:4003 BY8800, 12/3829
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 12 november 2012
- Datum publicatie
- 18 januari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BY8800
- Zaaknummer
- 12/3829
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid beroep. Het door belanghebbende ingediende beroepschrift is binnen een week na afloop van de beroepstermijn ontvangen. Uit de enveloppe blijkt niet of het beroepschrift per post is verzonden. Indien dit wel is gebeurd, blijkt uit de enveloppe niet dat het beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, omdat een poststempel ontbreekt. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift per post is verzonden noch dat het beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Beroep niet tijdig ingediend. Vakantie geen reden voor verschoonbaarheid. Beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/3829
Uitspraakdatum: 12 november 2012
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen,
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 16 augustus 2011 een aanslag leges opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 6 juni 2012 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 17 juli 2012, ingekomen bij de rechtbank op 26 juli 2012, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende heeft zich desgevraagd bij brief van 2 september 2012 uitgelaten over de tijdigheid van het beroep. De heffingsambtenaar heeft hierop gereageerd in zijn brief van 25 september 2012.
2. Motivering
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het eind van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van die wet blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 6 juni 2012. Op de uitspraak op bezwaar is een stempel aangebracht achter de vermelding “verzonden:”. De stempeldatum luidt 7 juni 2012. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die stempeldatum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 19 juli 2012. Het beroepschrift is op 26 juli 2012 bij de rechtbank ontvangen. Dit is binnen een week na afloop van de termijn. Uit de enveloppe waarin het beroepschrift is verstuurd, blijkt niet of het beroepschrift per post is verzonden. Indien het beroepschrift wel is verzonden, blijkt uit de enveloppe niet dat deze brief vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, aangezien een poststempel ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift per post is verzonden noch dat het beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Belanghebbende heeft als reden voor de overschrijding van de beroepstermijn opgegeven dat hij niet in staat was binnen de termijn zijn beroepschrift in te dienen, omdat hij in deze beroepstermijn vanaf begin juni tot medio juli 2012 op vakantie was. Belanghebbende heeft hierbij als bewijs zijn reisbescheiden overgelegd.
Daarmee is geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. De rechtbank stelt voorop dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn. Dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn, waarvan uitsluitend kan worden afgeweken in zeer bijzondere omstandigheden. Het ligt op de weg van belanghebbende om bij afwezigheid als gevolg van vakantie maatregelen te treffen ter behartiging van zijn belangen. De eigen verantwoordelijkheid staat daarbij voorop. Belanghebbende had zo nodig gedurende zijn afwezigheid iemand kunnen verzoeken zijn post bij te houden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daartoe niet in staat is geweest. Daarnaast merkt de rechtbank op dat niet valt in te zien waarom belanghebbende het beroepschrift wel binnen de beroepstermijn heeft gedagtekend, maar niet tijdig heeft afgegeven of ter post heeft bezorgd. Er is daarom geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Nu geen andere redenen zijn aangevoerd waarom het beroepschrift te laat is ingediend, en de rechtbank ook ambtshalve geen reden voor rechtvaardiging van de termijnoverschrijding bekend is geworden, is er geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van L.G.M. van der Maden, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.