Home

Rechtbank Breda, 09-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3990 BY8820, 11/5907

Rechtbank Breda, 09-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:3990 BY8820, 11/5907

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
9 november 2012
Datum publicatie
18 januari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BY8820
Zaaknummer
11/5907

Inhoudsindicatie

Inspecteur maakt niet aannemelijk dat de aanmaning tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting aan belanghebbende is verzonden. Tegenstrijdige ambtelijke verklaringen niet geloofwaardig. Vernietiging verzuimboete.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/5907

Uitspraakdatum: 9 november 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 22 oktober 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag vennootschapsbelasting over de periode 30 maart 2009 tot en met 31 december 2009 en de aan haar gelijktijdig met die aanslag bij beschikking opgelegde verzuimboete van € 2.460. Het beroepschrift beziet uitsluitend de boetebeschikking.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2012 te Roermond.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Sittard, en namens de inspecteur, [gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete alsmede de boetebeschikking;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende is door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009 voor 1 juni 2010.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren afschriften van de herinnering, met dagtekening 6 juli 2010, en de aanmaning, met dagtekening 13 september 2010, tot het doen van aangifte. Vast staat dat het adres vermeld op de herinnering en aanmaning, juist is. In beide brieven is belanghebbende erop gewezen alsnog aangifte te doen binnen de door de inspecteur gestelde termijn en indien niet of te laat op de aanmaning wordt gereageerd er een boete zal worden opgelegd.

2.3. Aangezien er geen aangifte is ingediend vóór de in de aanmaning gestelde termijn heeft de inspecteur met dagtekening 15 januari 2011 een ambtshalve aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 90.000 en gelijktijdig bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460. Bij de uitspraken op het bezwaar is het belastbare bedrag overeenkomstig de op 24 februari 2011 ingediende aangifte verminderd. De verzuimboete is in stand gebleven.

2.4. In geschil is (de hoogte van) de verzuimboete.

2.5. Belanghebbende heeft gesteld dat zij de herinnering aan- en de aanmaning tot het doen van aangifte nimmer heeft ontvangen.

2.6. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van een verzuimboete in beginsel geen plaats is indien de aanmaning niet op het adres van de belastingplichtige is ontvangen en de aanmaning de belastingplichtige ook anderszins niet heeft bereikt. De inspecteur moet in beginsel aannemelijk maken dat de aanmaning de belastingplichtige heeft bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde wordt bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanmaning op dat adres. Dit brengt met zich mee dat de inspecteur in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres (vergelijk Hoge Raad 15 december 2006, nr 41 882, LJN: AZ 4416).

2.7.1. De inspecteur heeft hiertoe, naast afschriften van de in 2.2 genoemde herinnering en aanmaning, een uitdraai uit het geautomatiseerde systeem van de belastingdienst overgelegd waarin een melding is opgenomen van de verzending van de herinnering en de aanmaning. In zijn verweerschrift neemt de inspecteur het standpunt in dat de aanmaning op 1 september 2010 is verzonden.

2.7.2. Belanghebbende heeft voorts als gedingstuk bij het beroepschrift gevoegd een ambtsedige verklaring van 19 april 2011. De tekst van deze verklaring, voor zover hier van belang, luidt als volgt:

“(…)

Betreft

Ambtsedige verklaring

Geachte [heer A],

Hierbij verklaar ik, [ambtenaar A], medewerker bij de belastingdienst B/CIE, dat de aanmaning tot het doen van aangifte Vpb. t.n.v. [belanghebbende] B.V. jaar 200901/200912, gedagtekend 13 september 2010, op 1 september 2010 is verzonden.

Naam ambtenaar: [ambtenaar A]

Functie: [functie]

Datum: 19 april 2011

(…)”

2.7.3. De inspecteur heeft de in 2.7.2 genoemde ambtsedige verklaring niet bij zijn verweerschrift overgelegd als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Als reden hiervoor verklaarde de inspecteur ter zitting dat deze ambtsedige verklaring belastend zou kunnen zijn voor de ambtenaar die hem heeft opgesteld. Daarentegen heeft de inspecteur ter zitting een nieuwe ambtsedige verklaring overgelegd, kennelijk opgesteld door een andere ambtenaar. Deze verklaring, voor zover hier van belang, luidt als volgt:

“(…)

1. Rapporteur

Naam: [ambtenaar B]

Voorletters: [voorletters ambtenaar B]

Functie: [functie]

Werkzaam bij: B/CA Rechtshandhaving

(…)

4. Betrokkene

Naam: [belanghebbende] B.V.

(…)

5. Onderzoek

Ik ben geautoriseerd om de heffingssystemen en het systeem Beheer van Relaties (BVR) te raadplegen. Ik heb vandaag 19 oktober 2012, in het kader van het hiervoor genoemde verzoek, de volgende systemen geraadpleegd:

Digitaal Archief Systeem DAS

Fiscale Afspraken Aanslag FAA

SAP Dispositielijst ZP05

Ik heb in DAS ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning doen van aangifte VPB 2009 het volgende waargenomen:

Dat onder zoeksleutel [zoeksleutel] op 07-09-2010 een Aanmaning aangifte 2009 is gearchiveerd met kenmerk [kenmerk]2 en dagtekening 13-09-2010.

Ik heb in FAA ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning doen van aangifte VPB 2009 het volgende waargenomen:

Een aanmaning is geselecteerd op 30-08-2010 met dagtekening 13-09-2010 en een uiterlijke reactiedatum van 27-09-2010.

Ik heb in ZP05 ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning tot doen van aangifte VPB 2009 waargenomen dat dit document is opgenomen in de partijen documenten, genaamd FAAB01 Med./Afw. Uitstel-Herin. met generatienummer [generatienummer].

Ik heb in het ZP05 waargenomen dat de partij documenten met generatienummer [generatienummer] op 08-09-2010 is aangeboden aan Post.nl ter postverzending.

Met postbedrijf Post.nl heeft de Belastingdienst/CA contractueel vastgelegd dat in het kalenderjaar 2010, partijen documenten van het soort als generatienummer [generatienummer] worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.

(…)

7. Ondertekening

Ik heb dit rapport op 19 oktober 2012 te Apeldoorn op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt.

[ambtenaar B]”

2.7.4. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur er niet in geslaagd is voldoende aannemelijk te maken dat de aanmaning naar belanghebbende is verstuurd. De rechtbank overweegt hierbij dat de in 2.7.1 genoemde uitdraai uit het geautomatiseerde systeem niets zegt over het antwoord op de vraag of deze specifieke aanmaning daadwerkelijk aan belanghebbende is verzonden. Voorts vermelden beide hiervoor genoemde ambtelijke verklaringen verschillende data van verzending; respectievelijk 1 september 2010 en 8 september 2010. Vanwege deze tegenstrijdigheid, en een ontbrekende toelichting ten aanzien van de verschillende verzenddata, acht de rechtbank geen van beide ambtelijke verklaringen geloofwaardig. De verzuimboete kan derhalve niet in stand blijven.

2.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

3. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor een vergoeding van kosten van de bezwaarfase acht de rechtbank geen termen aanwezig omdat belanghebbende niet om vergoeding van zodanige kosten heeft verzocht voordat de inspecteur uitspraak deed op het bezwaar (artikel 7:15, derde lid, van de Awb). Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan op 9 november 2012 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 13 november 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.