Home

Rechtbank Breda, 22-11-2012, BZ2431, 12/2516

Rechtbank Breda, 22-11-2012, BZ2431, 12/2516

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
22 november 2012
Datum publicatie
27 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2431
Zaaknummer
12/2516

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het bedrag aan leges dat in rekening is gebracht voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een gemeentelijk monument. De rechtbank oordeelt dat de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en ‘strijdig gebruik van een bestemmingsplan’ als bedoeld in de artikelen 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moeten worden onderscheiden van de activiteit ‘in enig opzicht wijzigen van een monument’ als bedoeld in artikel 2.2 van die wet. Ingevolge de van toepassing zijnde verordening is voor de aanvraag van de eerste twee vermelde activiteiten terecht apart leges geheven.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/2516

Uitspraakdatum: 22 november 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de [gemeente X],

heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 11 mei 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar in rekening gebrachte leges ter zake van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het gemeentelijk monument, gelegen aan de [adres] te [woonplaats].

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende vergezeld van haar partner [partner] en namens de heffingsambtenaar [gemachtigden].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Op [datum] 2011 heeft belanghebbende de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), gekocht. De woning is aangewezen als gemeentelijk monument.

2.2. Op 21 september 2011 heeft belanghebbende bij de [gemeente X] een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het renoveren en het uitbouwen van de woning. De werkzaamheden aan de woning hadden onder meer betrekking op het slopen van een (tot het monument behorende) aanbouw, het vervangen daarvan door een nieuwe aanbouw en de renovatie van het gehele pand. De opgegeven bouwkosten voor alle werkzaamheden bedragen € 149.940, inclusief omzetbelasting.

2.3. Bij schriftelijke kennisgeving met dagtekening 23 december 2011 is van belanghebbende een bedrag van € 3.827,96 aan leges geheven ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag. Het bedrag aan leges is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar verminderd tot € 3.689,11.

2.4. Laatstgenoemd bedrag bestaat voor € 3.036,91 aan leges die zijn geheven ingevolge artikel 2.3.1.1 van de Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2011 van de [gemeente X] (hierna: de Tabel), ter zake van de activiteit ‘Bouwen’, en voor € 652,20 aan leges die zijn geheven ingevolge artikel 2.3.3.1b van de Tabel ter zake van de activiteit ‘Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit’.

2.5. In geschil is of terecht leges zijn geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Belanghebbende heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij ingevolge artikel 2.3.6. 1.1 van de Tabel geen leges is verschuldigd. Subsidiair heeft zij gesteld dat de leges dienen te worden berekend naar bouwkosten ter hoogte van € 40.000. De heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

2.6. De artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) bevatten een opsomming van activiteiten waarvoor ingevolge die bepalingen een omgevingsvergunning is vereist. Uit artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo volgt dat, als een feitelijke handeling onder verschillende van die activiteiten valt, de aanvrager verplicht is om de aanvraag betrekking te laten hebben op alle van toepassing zijnde categorieën. Dit brengt bijvoorbeeld mee dat, indien het in enig opzicht wijzigen van een monument als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, ten 1o, van de Wabo tevens moet worden aangemerkt als het bouwen van een bouwwerk, laatstgenoemde activiteit omgevingsvergunningplichtig is ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo.

2.7. Naar de heffingsambtenaar onweersproken, althans onvoldoende weersproken, heeft aangevoerd, heeft de onderwerpelijke aanvraag betrekking op de volgende activiteiten:

1. Bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo met de toetsingsgronden van artikel 2.10 van de Wabo);

2. Strijdig gebruik van bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wabo met de toetsingsgronden van artikel 2.12 van de Wabo);

3. Slopen (artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo met de toetsingsgronden van artikel 2.18 van de Wabo);

4. Slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een (gemeentelijk) monument (artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wabo met de toetsingsgronden van artikel 2.18 van de Wabo).

2.8. Artikel 2.3 van de Tabel maakt deel uit van hoofdstuk 3 ‘Omgevingsvergunning’ en luidt als volgt:

‘Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.’

2.9. Artikel 2.3.1 van de Tabel ‘Bouwactiviteiten’ luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

‘2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

(…)

indien de bouwkosten € 40.000,- bedragen of meer, doch minder dan € 3.000.000,-

1.036,00 vermeerderd met 1,82%’

2.10. Artikel 2.3.3 van de Tabel ‘Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit’ luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

‘Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, wordt het overeenkomstig 2.3.1 berekende bedrag:

(…)

2.3.3.1b indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking), en de aanvraag betrekking heeft op een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, verhoogd met 1% van de bouwkosten met een minimum van 65,20 en een maximum van 652,20’

2.11. Artikel 2.3.6 van de Tabel ‘Activiteiten met betrekking tot monumenten (…)’ luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

‘ Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft (…) op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens (…) de Monumentenverordening [gemeente X] 2008 aangewezen monument, waarvoor op grond van (…) artikel 10, tweede lid, van die gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief:

2.3.6.1.1 voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument: 0,00’

2.12. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat, anders dan belanghebbende heeft gesteld, de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en ‘strijdig gebruik van een bestemmingsplan’ moeten worden onderscheiden van de activiteit ‘in enig opzicht wijzigen van een monument’. Voor de hiervoor in onderdeel 2.7 onder 1 en 2 vermelde activiteiten (Bouwen en Strijdig gebruik van bestemmingsplan) zijn ingevolge artikel 2.3.1 respectievelijk artikel 2.3.3 van de Tabel leges verschuldigd. Artikel 2.3.6.1.1 van de Tabel is derhalve niet uitsluitend van toepassing op de onderhavige aanvraag. De primaire stelling van belanghebbende faalt dan ook.

2.13. Nu de hiervoor in onderdeel 2.7 onder 1 vermelde activiteit (Bouwen) betrekking heeft op alle bouwwerkzaamheden aan de woning (het monument), is als grondslag voor de heffing van leges ter zake terecht het opgegeven bedrag aan kosten voor die werkzaamheden in aanmerking genomen (€ 149.940 inclusief omzetbelasting). Ook het subsidiaire standpunt treft derhalve geen doel, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

2.14. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2012 door mr. J.W.M. Tijnagel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 november 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.