Home

Rechtbank Breda, 22-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:5253 BZ2800, 11/6389

Rechtbank Breda, 22-11-2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:5253 BZ2800, 11/6389

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
22 november 2012
Datum publicatie
1 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2800
Zaaknummer
11/6389

Inhoudsindicatie

WOZ objectafbakening. Belanghebbende is eigenaar van een bedrijfspand. De benedenverdieping verhuurt belanghebbende aan de gemeente, die deze verdieping in twee ruimtes heeft gesplitst. De bovenverdieping staat leeg. Vaststaat dat met dezelfde sleutel toegang kan worden verkregen tot alle ruimtes van de onroerende zaak. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor de ruimtes niet redelijk afsluitbaar zijn, zodat geen sprake is van een zelfstandig gedeelte zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c van de Wet WOZ. Dit heeft tot gevolg dat de WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing dienen te worden vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 11/6387, AWB 11/6388 en AWB 11/6389

Uitspraakdatum: 22 november 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de [gemeente X],

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de heffingsambtenaar van 5 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikkingen waarbij de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [adres 1], [adres 1a] en [adres 1b] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken 2011 en de met die beschikkingen in één geschrift bekendgemaakte aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar,

[gemachtigde].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, de WOZ-beschikkingen alsmede de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. De heffingsambtenaar heeft op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, per toestanddatum 1 januari 2011 (hierna: de toestanddatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2011. De heffingsambtenaar heeft daarvoor de onroerende zaak gesplitst in drie delen en daaraan de nummers [adres 1], [adres 1a] en [adres 1b] toegekend. Bij afzonderlijke beschikkingen heeft de heffingsambtenaar de volgende waardes vastgesteld:

Nummer [adres 1]: € 56.000

Nummer [adres 1a]: € 77.000

Nummer [adres 1b]: € 77.000.

In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarden en de aanslagen gehandhaafd.

2.2. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een bedrijfspand en bestaat uit twee verdiepingen. De benedenverdieping bestaat uit kantoorruimtes en een werkplaats. Dit deel verhuurt belanghebbende aan de [gemeente X]. De gemeente heeft deze verdieping, met instemming van belanghebbende, in twee delen opgesplitst. In het ene deel is de brandweer gevestigd en het andere deel staat ter beschikking aan Gemeentewerken. De heffingsambtenaar heeft aan de benedenverdieping de nummers [adres 1a] en [adres 1b] toegekend. De bovenste verdieping bestaat uit een klein kantoor en een opslagruimte. Deze verdieping is niet verhuurd. De heffingsambtenaar heeft aan de bovenste verdieping het nummer [adres 1] toegekend.

2.3. De onroerende zaak heeft één hoofdingang die uitkomt in een gemeenschappelijke hal. In de hal bevindt zich een toilet en de trap naar de (toegangsdeur van de) eerste verdieping. Tevens bevinden zich in de hal deuren die toegang geven tot de ruimtes die de gemeente huurt. Voornoemde deuren – buitendeur en binnendeuren – zijn alle met dezelfde sleutel te openen. Voor de brandweer is daarnaast nog een aparte zijdeur gemaakt, waarvoor wel een andere sleutel dient te worden gebruikt.

2.4. In geschil is de objectafbakening van de onroerende zaak. Belanghebbende is van mening dat de heffingsambtenaar de onroerende zaak onterecht heeft gesplitst in drie delen. Volgens belanghebbende is sprake van één object.

2.5. Voor de objectafbakening is artikel 16 van de Wet WOZ van belang. Dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:

“Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt.(…)”

In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, p. 42) is over onderdeel c het volgende bepaald:

“Voor het antwoord op de vraag of een gedeelte van een eigendom blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, is op zijn minst vereist dat zodanig gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan worden gescheiden van de overige gedeelten van het object.“

2.6. Vaststaat dat met dezelfde sleutel toegang kan worden verkregen tot alle ruimtes van de onroerende zaak. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor de ruimtes niet redelijk afsluitbaar zijn, zodat geen sprake is van zelfstandig gedeelte zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c van de Wet WOZ (vergelijk Hoge Raad, 4 juni 2010, nummer 09/04225, LJN BM6698). Dat de brandweer een aparte zijdeur met een aparte sleutel heeft, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, de ruimte van de brandweer kan tevens via de hoofdingang worden bereikt.

2.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de onroerende zaak dus ten onrechte gesplitst in drie verschillende delen en is het object foutief afgebakend. In het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2003, nummer 35 987, onder andere gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met kenmerk LJN AD6058, heeft de Hoge Raad ten aanzien van een onjuiste objectafbakening het volgende overwogen. Indien ten onrechte verschillende objecten zijn onderscheiden voor elk waarvan een beschikking is gegeven, terwijl voor de toepassing van de Wet WOZ van één groter object had moeten worden uitgegaan, waarvoor één beschikking had moeten worden gegeven, moeten de afzonderlijke waardebeschikkingen vernietigd worden. De heffingsambtenaar kan vervolgens voor het juist afgebakende object een nieuwe waardebeschikking geven. Binnen de termijn van artikel 11, lid 3, van de AWR kunnen ter zake van het juist afgebakende object nieuwe aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen en de rioolheffing worden opgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank de afzonderlijke waardebeschikkingen en de daarop gebaseerde aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing vernietigen.

2.8. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.9. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor een vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 november 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.