Rechtbank Breda, 28-09-2012, BZ2808, 12/925
Rechtbank Breda, 28-09-2012, BZ2808, 12/925
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 28 september 2012
- Datum publicatie
- 1 maart 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2808
- Zaaknummer
- 12/925
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in de jaren 2006 tot en met 2008 een bestelauto ter beschikking gesteld aan een werknemer. De rechtbank is van oordeel dat de uitzondering voor een bestelauto in artikel 13bis, derde lid van de Wet op de loonbelasting in casu niet van toepassing is, zodat het aan belanghebbende is te doen blijken dat de bestelauto voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende hierin in alle jaren niet geslaagd. Tevens heeft belanghebbende een lagere cataloguswaarde niet aannemelijk gemaakt. De bij beschikkingen opgelegde vergrijpboete en in rekening gebrachte heffingsrente blijven in stand. Het beroep is ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/925
Uitspraakdatum: 28 september 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] V.O.F., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Tilburg,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 18 januari 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor de jaren 2006, 2007 en 2008 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen van € 52.254 (aanslagnummer [nummer]), alsmede de daarbij bij beschikkingen opgelegde vergrijpboete van € 13.062 en in rekening gebrachte heffingsrente van € 6.449.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2012 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Tilburg, en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is een vennootschap onder firma en exploiteert een onderneming in het monteren, verkopen, repareren en onderhouden van garage- en bedrijfsdeuren. Belanghebbende is onder meer in het bezit van twee bestelauto’s, een Opel Vivaro 1.9 TDI met kenteken [kenteken] (hierna: de Opel Vivaro) en een Mercedes Benz 639 Vito 111 CDI met kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes Vito). De Opel Vivaro is voor zakelijk gebruik ter beschikking gesteld aan de werknemer [werknemer A] en de Mercedes Vito is voor zakelijk gebruik ter beschikking gesteld aan de werknemer [werknemer B]. Ter zake van die ter beschikking stelling zijn aanvullingen op de arbeidsovereenkomsten opgemaakt waarin onder meer is bepaald dat geen privé-gebruik van die auto’s is toegestaan, dat de auto’s aan het eind van de werkdag op een aangewezen parkeerplaats moeten worden geparkeerd waarbij de sleutels in een brievenbus moeten worden gedeponeerd en dat de werkgever een controle toepast op de naleving van deze bepalingen. Tevens zijn sancties gesteld op het niet naleven van deze bepalingen. Ter zitting is vast komen te staan dat belanghebbende niet controleert op privé-gebruik, maar enkel bij eigen gebruik van de auto door een der vennoten de daarin aanwezige agenda bijhoudt. Ook wordt de Opel Vivaro niet op de aangewezen parkeerplaats geparkeerd maar in een garage bij de werknemer thuis.
2.2. Bij belanghebbende heeft op 14 juni 2007 en op 15 april 2010 een boekenonderzoek plaatsgevonden. In beide onderzoeken is de verwerking van het privé-gebruik van de ter beschikking gestelde bestelauto’s in de loonaangiften onderzocht. De inspecteur heeft bij het eerste boekenonderzoek geconcludeerd dat in 2006 en 2007 sprake was van privé-gebruik van de bestelauto’s door de werknemers [werknemer A] en [werknemer B]. Omdat het privé-gebruik niet in de aangiften loonheffingen was opgenomen, heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om voor de jaren 2006 en 2007 correctieberichten loonheffingen in te sturen. Bij het tweede boekenonderzoek heeft de inspecteur geconstateerd dat belanghebbende deze correctieberichten niet heeft ingestuurd. Tevens is naar zijn mening ook in 2008 sprake van privé-gebruik van de bestelauto’s. De inspecteur heeft daarom aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd voor de jaren 2006, 2007 en 2008. Over alle jaren zijn aan belanghebbende daarbij vergrijpboetes opgelegd van 25% van de nageheven loonbelasting.
2.3. Het gedeelte van de naheffingsaanslag dat ziet op het privé-gebruik van de Mercedes Vito is niet in geschil. Met betrekking tot het privé-gebruik van de Opel Vivaro is de naheffingsaanslag als volgt opgebouwd:
Jaar Naheffingsaanslag loonheffingen Vergrijpboete
2006 € 2.669 € 667
2007 € 3.020 € 755
2008 € 2.340 € 585
2.4. In geschil is of de naheffingsaanslag loonheffingen terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Tevens zijn de vergrijpboete en de in rekening gebrachte heffingsrente in geschil.
2.5. Volgens artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) wordt een voordeel genoten indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking wordt gesteld. Het artikel bepaalt vervolgens het volgende:
“1. (…) De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.(…)”
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake:
a. het verbod schriftelijk is vastgelegd;
b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;
c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en
d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden(…)”
2.6. Belanghebbende heeft gesteld dat de bestelauto niet geschikt is voor privévervoer. Hij heeft daartoe een foto overgelegd van de laadruimte van de bestelauto, waarop een kast voor materiaal en gereedschap, meerdere gereedschappen en ladders te zien zijn. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Opel Vivaro uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Immers, dat in de laadruimte gereedschap en dergelijke aanwezig zijn, neemt niet weg dat voorin in de bestelauto meerdere personen kunnen plaatsnemen en nog steeds plaats is voor het vervoer van eigen spullen.
2.7. Met betrekking tot belanghebendes beroep op het bepaalde in het derde lid van artikel 13bis voornoemd oordeelt de rechtbank als volgt.
In de stukken en ter zitting is onduidelijk gebleven wie van de werknemers [werknemer A] en [werknemer B] welke bestelauto ter beschikking had.
Volgens belanghebbende kon de Opel Vivaro na werktijd niet in privé worden gebruikt, omdat de auto in een garage moest worden geparkeerd die door de werknemer expliciet voor deze auto was gehuurd. De garage is echter niet door belanghebbende maar door de werknemer zelf gehuurd en niet is gebleken dat enige controle van belanghebbende op het daadwerkelijke gebruik van deze garage heeft plaatsgevonden. De Opel Vivaro werd daarmee niet overeenkomstig de bepalingen van de aanvulling bij de arbeidsovereenkomst gestald.
Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat de vennoten de agenda in de bestelauto specifiek controleerden op de bezochte plaatsen en de genoteerde afstanden.
Dit samen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat niet voldaan is aan de in het meergenoemde derde lid gestelde voorwaarden, zodat geen sprake is van een verbod op privé-gebruik van de Opel Vivaro in de zin van artikel 13bis, derde lid, van de Wet LB.
2006
2.8. Nu de uitzondering voor een bestelauto, het derde lid van artikel 13bis, niet van toepassing is, is het aan belanghebbende te doen blijken dat de Opel Vivaro op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden werd gebruikt. Belanghebbende heeft daartoe gesteld dat de werknemers vanaf het boekenonderzoek in 2007 een rittenregistratie hebben bijgehouden. Een rittenregistratie voor het jaar 2006 ontbreekt echter. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende ook niet op een andere manier doen blijken dat in het jaar 2006 minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden met de bestelauto is gereden. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de inspecteur voor het jaar 2006 terecht tot naheffing heeft kunnen overgaan.
2007 en 2008
2.9. Voor de jaren 2007 en 2008 heeft belanghebbende bij het beroepschrift een rittenregistratie overgelegd die ziet op de periode 18 juni 2007 tot en met 13 november 2008. In deze rittenregistratie zijn enkel plaatsnamen opgenomen en geen adressen, zodat het aantal kilometers naar het oordeel van de rechtbank niet nauwkeurig is te bepalen. Tevens heeft de inspecteur in zijn verweerschrift een aantal vraagtekens geplaatst bij deze rittenadministratie. Belanghebbende heeft ten aanzien van die vraagtekens niet afdoende verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen sluitende rittenregistratie overgelegd waaruit blijkt dat voor minder dan 500 kilometer in privé met de Opel Vivaro is gereden.
2.10. Belanghebbende heeft tevens gesteld dat hij geen rittenregistratie kan overleggen, omdat de agenda’s waarin de ritten werden bijgehouden verloren zijn geraakt bij het faillissement van de toenmalige gemachtigde, [eerdere gemachtigde]. De rechtbank overweegt hierover dat de keus voor het bijhouden van een registratie in een agenda en de keus voor de betreffende adviseur, voor risico van belanghebbende blijven. Voorts heeft belanghebbende aangegeven dat zij vanaf 2008 een andere adviseur had, zodat deze stelling belanghebbende voor dat jaar hoe dan ook niet kan baten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende ook anderszins niet doen blijken dat in de jaren 2007 en 2008 niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden met de Opel Vivaro is gereden. De naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank ook voor dit gedeelte terecht opgelegd.
2.11. Belanghebbende heeft tot slot gesteld dat het bedrag van de naheffingsaanslag te hoog is, omdat de inspecteur bij de berekening is uitgegaan van een te hoge cataloguswaarde. Volgens belanghebbende bedraagt de cataloguswaarde € 20.046. Belanghebbende heeft een schermprint overgelegd van Univé Verzekeringen waarin dit bedrag als nieuwwaarde is opgenomen. De inspecteur is uitgegaan van een cataloguswaarde van € 22.372. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aankoopfactuur die behoort tot de stukken van het geding. Uit deze aankoopfactuur blijkt een aankoopprijs van de Opel Vivaro inclusief opties van € 18.800. De cataloguswaarde van € 22.372 is tot stand gekomen door dit bedrag van €18.800 te vermeerderen met 19% BTW. De rechtbank acht aannemelijk dat de prijs van € 18.800 gelijk is aan de cataloguswaarde van de bestelauto. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de auto volgens de factuur op [datum] 2002 is gekocht en het kenteken deel I als datum [datum] 2002 heeft. Belanghebbende heeft een andere, lagere cataloguswaarde niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag naar het juiste bedrag is opgelegd.
Boete
2.12. De inspecteur heeft aan belanghebbende op grond van artikel 67f van de AWR voor ieder jaar een vergrijpboete opgelegd van 25%. Volgens de inspecteur is sprake van grove schuld. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende in de loonaangiften geen privé-gebruik van de bestelauto’s heeft opgenomen, terwijl zij te weinig controle uitoefende op de werknemers om ervoor zorg te dragen dat het verbod op privé-gebruik van de bestelauto’s daadwerkelijk werd nageleefd. Ook heeft belanghebbende niet zorg gedragen voor een sluitende rittenregistratie. Belanghebbende is reeds bij het boekenonderzoek in 2007 gewaarschuwd, maar zij heeft niets met deze waarschuwing gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan aan de grove schuld van belanghebbende te wijten dat te weinig belasting is afgedragen. De rechtbank acht een boete van 25%, zijnde de in 2.3 genoemde bedragen, voor alle jaren passend en geboden.
Heffingsrente
2.13. De inspecteur dient ingevolge artikel 30f van de AWR heffingsrente in rekening te brengen nu er sprake is van een naheffingsaanslag loonbelasting. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat de bedragen van de heffingsrente in casu onjuist zijn berekend.
2.14. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.15. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 28 september 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 9 oktober 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.