Rechtbank Breda, 28-09-2012, BZ2843, 12/1280
Rechtbank Breda, 28-09-2012, BZ2843, 12/1280
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 28 september 2012
- Datum publicatie
- 1 maart 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2843
- Zaaknummer
- 12/1280
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is een verzuimboete opgelegd voor het niet tijdig doen van aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank had belanghebbende na ontvangst van de inlogcodes voldoende tijd om binnen de aanmaningstermijn aangifte te doen. Van avas is in dat geval geen sprake.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/1280
Uitspraakdatum: 28 september 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 2 februari 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde verzuimboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2012 te Eindhoven.
Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [gemachtigde].
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 juni 2012 aan [belanghebbende] op het adres [adres] [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 29 juni 2012 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is ondernemer. Hij is met dagtekening 28 februari 2011 uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010 (hierna: IB/PVV 2010). Op 9 mei 2011 is aan belanghebbende uitstel verleend voor het doen van aangifte tot 1 september 2011.
2.2. Op 18 oktober 2011 is aan belanghebbende een herinnering gestuurd om aangifte te doen. In deze brief is de termijn voor het indienen van de aangifte gesteld op 1 november 2011. Voorts is belanghebbende medegedeeld dat geen nader uitstel meer kan worden verkregen en dat het niet indienen van de aangifte een boete tot gevolg kan hebben.
2.3. Op 28 november 2011 is belanghebbende aangemaand. De aangifte diende volgens de aanmaning vóór 12 december 2011 bij de inspecteur te zijn ontvangen. Belanghebbende is in deze aanmaning opnieuw gewezen op de mogelijkheid dat een boete kan worden opgelegd.
2.4. Belanghebbende heeft op 19 december 2010 een brief naar de inspecteur gestuurd waarin hij stelt dat hij in verband met zijn werk weinig tijd heeft. Volgens belanghebbende vergt het bepalen van zijn inkomen uit overige werkzaamheden veel tijd. Belanghebbende heeft aangegeven in de eerste week van januari 2011 de aangifte te verzorgen. De aangifte is op 7 januari 2011 ingediend.
2.5. De inspecteur heeft op 12 januari 2012 belanghebbende schriftelijk medegedeeld dat het uitstel niet wordt verleend. Met dagtekening 28 januari 2012 is aan belanghebbende een ambtshalve aanslag IB/PVV 2010 opgelegd met een verzuimboete van € 226.
2.6. In geschil is of de verzuimboete terecht is opgelegd.
2.7. Vaststaat dat belanghebbende is aangemaand en dat hij pas na verloop van de in de aanmaning gestelde termijn de aangifte heeft ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel 67a van de AWR is in dat geval naar het oordeel van de rechtbank in beginsel aan belanghebbende terecht een verzuimboete opgelegd.
2.8. Belanghebbende is van mening dat de verzuimboete onterecht is opgelegd omdat hij om uitstel heeft gevraagd. Volgens belanghebbende mag een ondernemer tot twee jaar na afloop van het boekjaar zijn cijfers nog indienen. De inspecteur betwist dit. Belanghebbende heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende het gestelde dan niet aannemelijk gemaakt zodat deze stelling belanghebbende niet kan baten.
2.9. Tevens heeft belanghebbende gesteld dat hij voor het doen van aangifte pas half november 2011 over de juiste inlogcodes beschikte, terwijl hij die codes al vier keer had aangevraagd. De rechtbank begrijpt belanghebbendes stelling aldus, dat hij een beroep doet op afwezigheid van alle schuld (hierna: avas). De rechtbank overweegt hierover dat de aanmaningstermijn verliep op 12 december 2011. Belanghebbende had dus na ontvangst van de inlogcodes voldoende tijd om binnen de aanmaningstermijn aangifte te doen. Van avas is in dat geval geen sprake.
2.10. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 28 september 2012 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 oktober 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.