Home

Rechtbank Breda, 14-12-2012, BZ3531, 12-2590

Rechtbank Breda, 14-12-2012, BZ3531, 12-2590

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
14 december 2012
Datum publicatie
7 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ3531
Zaaknummer
12-2590

Inhoudsindicatie

WOZ

Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum 1 januari 2011. Belanghebbenden hebben de rechtbank in het kader van de erfbelasting verzocht de waarde van de woning per 1 januari 2013 vast te stellen. Nu erflater is overleden op 23 maart 2012 en de woning op 1 juni 2012 is verkocht, zullen belanghebbenden geen beschikking met betrekking tot de Wet WOZ meer ontvangen voor de woning. Ook hebben de huidige eigenaren de woning verbouwd, dus al zouden belanghebbenden een WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2013 verkrijgen, dan zal de waarde zijn vastgesteld na de verbouwing (toestandsdatum 1 januari 2013) en derhalve niet maatgevend zijn voor de waarde van de verkrijging. De rechtbank is echter niet bevoegd in deze procedure de waarde van de woning op overlijdensdatum, per 1 januari 2012 of per 1 januari 2013 vast te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/2590

Uitspraakdatum: 14 december 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbenden],

belanghebbenden,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de heffingsambtenaar van 29 februari 2012 op het bezwaar van belanghebbenden tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats X] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2012 te Tilburg.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende [belanghebbende], vergezeld van de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde], en namens de heffingsambtenaar [gemachtigden].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de vastgestelde waarde tot € 116.000;

- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 op € 223.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 123.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

2.2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum nader moet worden vastgesteld op € 116.000.

2.3. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.4. Belanghebbenden hebben de rechtbank verzocht de waarde van de woning per 1 januari 2013 vast te stellen. Belanghebbenden hebben dit verzoek gedaan in het kader van de erfbelasting. Naar de rechtbank hen begrijpt, willen zij primair dat voor de erfbelasting wordt uitgegaan van de waarde op overlijdensdatum, subsidiair van de WOZ-waarde van het kalenderjaar volgend op het jaar van verkrijging. Erflater is overleden op [datum] 2012. Op 1 juni 2012 is de woning verkocht. Volgens belanghebbenden is de onderhavige beschikking de laatste beschikking die zij ontvangen. Voorts hebben zij aangevoerd dat de huidige eigenaren de woning aan het verbouwen zijn, dus al zouden belanghebbenden een WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2013 verkrijgen, dan zal de waarde zijn vastgesteld na de verbouwing (toestandsdatum 1 januari 2013) en derhalve niet maatgevend zijn voor de waarde van de verkrijging. Dit is bevestigd door de heffingsambtenaar.

2.5. De rechtbank is echter niet bevoegd in deze procedure die ziet op de WOZ-beschikking met waardepeildatum 1 januari 2011, de waarde van de woning op overlijdensdatum, per 1 januari 2012 of per 1 januari 2013 vast te stellen. Artikel 21, vijfde lid van de Successiewet (hierna: SW) bepaalt met ingang van 1 januari 2012 dat op verzoek van belastingplichtigen kan worden uitgegaan van de WOZ-waarde van het kalenderjaar volgend op het jaar van overlijden. Wanneer een vastgestelde WOZ-waarde ontbreekt, voorziet artikel 21, zesde lid, van de SW in een waardebepaling die overeenkomt met de uitgangspunten van de Wet WOZ. Of het bepaalde in het zesde lid ook kan worden toegepast voor het geval waarin voor de woning wel een beschikking wordt vastgesteld, maar niet één ten name van de verkrijgers, kan niet in deze procedure worden beslist. Onder omstandigheden kan in afwijking van het vijfde en zesde lid van artikel 21 van de SW op grond van het zevende lid de waarde van de onroerende zaak wordt bepaald naar de staat van die zaak op het moment van de verkrijging. Indien over de erfbelasting verschil van mening blijkt te bestaan tussen belanghebbenden en de inspecteur, kunnen belanghebbenden hun grieven tegen de aanslagen erfbelasting voorleggen aan de rechter.

2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat belanghebbenden hebben aangegeven geen kosten te hebben gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 december 2012

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.