Rechtbank Den Haag, 03-07-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:8517 ECLI:NL:RBDHA:2013:15274, 12/4077
Rechtbank Den Haag, 03-07-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:8517 ECLI:NL:RBDHA:2013:15274, 12/4077
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 juli 2013
- Datum publicatie
- 19 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:15674
- Zaaknummer
- 12/4077
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 7:2, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 7:3, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 30f, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:72, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 3, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 2, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:73
Inhoudsindicatie
Wet Bpm. Immateriële schadevergoeding van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De spanning en frustratie die aanleiding kunnen zijn voor immateriële schadevergoeding dienen zich voor te doen bij de belanghebbende. Omdat bij de uitspraak op bezwaar geheel is tegemoet gekomen en de gemachtigde procedeert op basis van no cure no pay, is daarvan in het voorliggende geval geen sprake. De termijn die is verstreken na de uitspraak op bezwaar wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Verder wordt een deel van de termijnoverschrijding toegerekend aan eiser.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/4077
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2013 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z], eiser(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 april 2012 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de door hem op aangifte betaalde Bpm.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [B].
Ter zitting zijn tevens de beroepen behandeld die door de gemachtigde zijn ingediend met de zaaknummers: SGR 12/4728, SGR 12/5055, SGR 12/5071, SGR 12/5074, SGR 12/5077, SGR 12/5079, SGR 12/5417, SGR 12/5691, SGR 12/5698, SGR 12/5699, SGR 12/5899, SGR 12/5901, SGR 12/6178, SGR 12/8706, SGR 12/6180, SGR 12/6244, SGR 12/6247, SGR 12/7045, SGR 12/7062, SGR 12/7796, SGR 12/7797 en SGR 12/6638 tot en met SGR 12/6714.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-stelt de te vergoeden heffingsrente vast op € 57 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 300, te betalen aan eiser;
-veroordeelt verweerder tot betaling van een schadevergoeding aan eiser ten bedrage van € 1.000;
-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156 aan eiser te vergoeden.