Rechtbank Den Haag, 31-05-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:6655, AWB-12_3841
Rechtbank Den Haag, 31-05-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:6655, AWB-12_3841
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 31 mei 2013
- Datum publicatie
- 2 juli 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:6655
- Zaaknummer
- AWB-12_3841
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Carrouselfraude. Factuurvereisten. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Recht op verdediging.
Eiseres handelt in computers, randapparatuur, software e.d. Volgens de inspecteur is sprake van een carrouselfraudeketen daarom heft hij bij eiseres de belasting die zij in aftrek heeft gebracht na. Eiseres raakt ook betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank oordeelt dat de stukken uit het strafrechtelijk onderzoek geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn omdat de inspecteur niet bij dat onderzoek betrokken is en dit pas is ingesteld nadat eiseres tegen de naheffingsaanslagen beroep had ingesteld. De naheffingsaanslagen zijn volgens de rechtbank terecht opgelegd omdat de desbetreffende facturen niet voldoen aan de wettelijke eisen. Namen, adressen en btw‑identificatienummers van de leveranciers staan daarop niet of onjuist vermeld.
De rechtbank acht het recht op verdediging niet geschonden omdat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd in februari 2012 en eiseres, door eerder afgelegde bedrijfsbezoeken, al in oktober 2011 wist of redelijkerwijs kon weten dat en waarom dit zou gebeuren. De rechtbank oordeelt verder dat conservatoir beslag door de ontvanger voor eiseres geen beletsel was om zich tegen de naheffingsaanslagen te verweren.
Beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/3841
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 mei 2013 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
Procesverloop
Met dagtekening 2 februari 2012 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 oktober 2011 opgelegd (de naheffingsaanslag).
Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Eiseres heeft bij de rechtbank een verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 27 april 2012 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
Op 9 mei 2012 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft plaatsgevonden op 19 juli 2012 te Den Haag. Namens eiseres is [A] daar verschenen, bijgestaan door [B]. Namens verweerder zijn daar [C], [D] en [E] verschenen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 12 februari 2013 te Den Haag. Namens eiseres is [A] daar verschenen, bijgestaan door [F]. Namens verweerder zijn [G], [D] en [E] verschenen.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden en verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de door eiseres ter zitting overgelegde stukken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 15 februari 2013 in kopie naar partijen is verzonden. De schriftelijke reactie van verweerder is ontvangen op 4 maart 2013. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.
Overwegingen
Feiten
Eiseres is opgericht op 26 januari 2004 en is statutair gevestigd te [H]. In het handelsregister van de Kamers van Koophandel zijn de activiteiten van eiseres als volgt omschreven: “Groothandel in computers, randapparatuur en software. Groothandel in computer onderdelen (import en export)”. Directeur en enige aandeelhouder van eiseres is [Y]. Het woonadres van Y te [Z] is tevens het vestigingsadres van eiseres.
De naheffingsaanslag heeft betrekking op omzetbelasting die aan eiseres in rekening is gebracht door [I BV] en door [J BV]. [I BV] en [J BV] hebben de op de facturen vermelde omzetbelasting niet op aangiften voldaan.
Volgens de tot de gedingstukken behorende kopiefacturen van [I BV] en [J BV] is [I BV] gevestigd op het adres [adres 1] te [K] en is [J BV] gevestigd op het adres [adres 2] te [L]. Dit zijn tevens de adressen waar zij volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel zijn gevestigd.
Tot de stukken van het geding behoort een verslag van een medewerker van de belastingdienst over [I BV]. Daaruit blijkt dat het niet mogelijk was de directeur van [I BV] telefonisch te bereiken op één van de door [I BV] opgegeven telefoonnummers. Vervolgens heeft de medewerker op 15 juli 2011 een bezoek gebracht aan het vestigingsadres van [I BV], [adres 1] te [K]. Daarover staat in het verslag het volgende vermeld:
“Geconstateerd dat de vestigingsadres een gesloten kantoorgebouw waar meerdere bedrijven zijn gevestigd. Voor alle andere bedrijven is er een mededeling in de gang of een telefoonnummer aangegeven die de bezoekers kunnen bellen en er is ook een brievenbus met de Namen van de ondernemingen die daar gevestigd zijn. Voor [I BV] is niets te zien geen mededeling of telefoonnummer en geen naam op een van de brievenbussen.”
Uit het verslag blijkt verder dat de directeur van [I BV] (de directeur) vervolgens schriftelijk is uitgenodigd voor een gesprek op het belastingkantoor en dat hierop door de assistente van de directeur is meegedeeld dat hij wegens vakantie is verhinderd. Daarna heeft de medewerker van de belastingdienst verschillende keren geprobeerd telefonisch een nieuwe afspraak te maken. De directeur was niet te bereiken. Voornoemde assistente heeft twee andere telefoonnummers en een vestigingsadres verstrekt. Op het betreffende vestigingsadres bleek [I BV] niet te zijn gevestigd en op de door de assistente opgegeven telefoonnummers was zij noch de directeur te bereiken. Bij brief van 16 augustus 2011 is de directeur nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op het belastingkantoor. Daar is hij niet verschenen.
De belastingdienst heeft vervolgens per 23 augustus 2011 het BTW-nummer van [I BV] doorgehaald.
Het vestigingsadres van [J BV], [adres 2] te [L], is een woonadres. De bewoners hebben verklaard [J BV] en haar directeur niet te kennen. [J BV] is daarop per
20 september 2011 door de belastingdienst afgevoerd als ondernemer voor de omzetbelasting. Tot de stukken van het geding behoort een verslag van de bevindingen van een medewerker van de belastingdienst inzake [J BV]. Daaruit blijkt dat de directeur van [J BV] in oktober 2011 telefonisch contact heeft opgenomen met de belastingdienst met het verzoek de onderneming weer te activeren. Daarbij heeft hij een nieuw vestigingsadres opgegeven. Twee medewerkers van de belastingdienst hebben met de directeur van [J BV] aldaar afgesproken. Het nieuwe adres is een bedrijfsverzamelgebouw waar de medewerkers van de belastingdienst werden ontvangen in een kantine-achtige ruimte naast de receptie op de benedenverdieping van het gebouw. De directeur van [J BV] verklaarde elders in dit gebouw over kantoorruimte te beschikken. Uit het verslag blijkt dat de belastingdienst de nodige twijfels hield over [J BV] en dat daarom is besloten het BTW nummer niet te activeren.
Op 16 augustus 2011 heeft verweerder bij eiseres een bedrijfsbezoek afgelegd op het adres van het administratiekantoor dat de administratie van eiseres verzorgt. Op 18 augustus 2011 heeft verweerder een verslag van dit bedrijfsbezoek aan eiseres gestuurd dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“Aard van de handelsactiviteiten
De activiteiten bestaan uit de groothandel c.q. import en export in computerapparatuur en electronica zoals playstations, nintendos, iphones. Momenteel heeft de BV uitsluitend binnenlandse transacties. (…).
[De afnemer van eiseres] plaatst telefonisch (via scape) de opdracht bij [eiseres], vervolgens zet [eiseres] telefonisch een order uit naar [M]. [De afnemer van eiseres] geeft in de opdracht aan waar de goederen geleverd moeten worden. Op het moment dat [eiseres] inkoopt wordt een factuur opgemaakt door [M] en op het moment dat [eiseres] verkoopt wordt tevens een factuur opgemaakt. De betalingen vinden vooraf plaats. Uit de administratie is gebleken dat de inkoop en de verkoop op dezelfde dag plaats vinden. De betalingen vinden op dezelfde dag plaats als de inkoop en verkoop of soms een dag later.
[Eiseres] beschikt niet over een opslagruimte. De ingekochte goederen door [eiseres] worden door [de leverancier van eiseres] afgeleverd op het adres zoals op de facturen staat vermeld van [N], [adres 3] [O]. Van elke levering was een kopie van het inspectierapport aanwezig.
(…).
Per brief van 18 augustus 2011 deelt verweerder eiseres mee dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres goederen heeft aangeschaft waarvan het sterke vermoeden bestaat dat deze worden verhandeld binnen een keten waarin tenminste door één partij niet aan zijn verplichtingen betreffende de omzetbelasting wordt voldaan. In deze brief, die in kopie tot de gedingstukken behoort, geeft verweerder onder meer een opsomming van de kenmerken van carrouselfraude en houdt hij eiseres voor dat zij alles dient te doen wat redelijkerwijs van haar mag worden verwacht om te voorkomen dat zij onderdeel wordt van een keten waarin carrouselfraude wordt gepleegd. Verweerder noemt vervolgens zeven punten waaruit zou kunnen blijken dat eiseres de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.
Op 4 oktober 2011 heeft verweerder bij eiseres opnieuw een bedrijfsbezoek afgelegd. Van dit bezoek heeft verweerder op 25 oktober 2011 eiseres een verslag gestuurd dat, voor zover hier belang, als volgt luidt:
“In het eerste bezoek was gebleken dat er was gehandeld in Sony Playstations 3. Bij dit bezoek is geconstateerd dat de handel is uitgebreid met I-Phones en I-Pads.
(…)
Bij dit bezoek is gebleken dat [Y] sinds juli 2011 handelt met [I BV]. [I BV] is sinds 23 augustus 2011 geen ondernemer meer voor de omzetbelasting en beschikt dus niet meer over een actieve btw-nummer. Tevens handelt [eiseres] met [[J BV]]. [Eiseres] beschikt nog steeds niet over een opslagruimte. (…) Volgens [Y] bezoekt hij af en toe de warehouse om erop toe te zien dat de leveringen daadwerkelijk plaats vinden.
(…)
Overige opmerkingen
[Y] is erop gewezen dat hij de nieuwe leveranciers niet heeft gemeld. Hij heeft gehandeld met leveranciers die geen actieve btw-nummer hebben. In het gesprek gaf hij aan dat hij dagelijks de btw-nummers controleert alvorens een transactie plaatsvindt. Hij gaf aan dat hij verantwoordelijk is voor zijn bedrijfsvoering en hij de wetenschap heeft met betrekking tot transacties die hij verricht. Hij aanvaard daarbij ook de risico’s van zijn handelen.
[Y] gaf aan dat hij al maanden geen zaken meer doet met [I BV] en dat hij momenteel handelt met [Q]. Uit de inkoopfacturen blijkt dat er tot en met 6 oktober 2011 facturen zijn uitgeschreven door [I BV]. [I BV] heeft sinds 23 augustus 2011 geen actieve btw-nummer. Uit de bankafschriften blijkt dat er bedragen worden betaald aan [Q], terwijl de inkoopfacturen afkomstig zijn van [I BV]. Een klein deel van de factuur wordt overgemaakt aan [I BV] met de omschrijving “vergoeding”.
(…)
Indien de voorbelasting wordt opgenomen in de aangifte zal deze worden geweigerd:
- omdat gehandeld is met een leverancier waarvan [Y] de wetenschap heeft dat deze leverancier geen actieve btw-nummer heeft. Hij gaf aan dat hij bij elke transactie de btw-nummer controleert. [Y] heeft dus hierbij de wetenschap dat de leverancier geen aangifte en afdracht zou (kunnen) verrichten terwijl [eiseres] wel de btw in aftrek zou (kunnen) brengen.
- op basis van het Kittel-arrest. [Y] wist of had kunnen weten dat hij handelt in goederen die vermoedelijk in een carrouselfraude betrokken zijn.
De aangifte over het derde kwartaal is nog niet ingediend. Bij deze aangifte zal om bovenstaande redenen de voorbelasting van de inkoopfacturen, die betrekking hebben op de facturen die aan ons zijn verstrekt, worden geweigerd.”
Per brief van 18 januari 2012 deelt verweerder eiseres mee dat hij voornemens is haar voor de periode derde kwartaal 2011 en oktober 2011 een naheffingsaanslag van € 1.357.774 op te leggen. De naheffingsaanslag betreft de voorbelasting die eiseres heeft afgetrokken. In de brief wordt de reden voor het weigeren van de aftrek van voorbelasting als volgt geformuleerd:
“omdat enerzijds is gehandeld met leveranciers die geen actief btw-nummer meer hebben en anderzijds op basis van het Kittel-arrest (…)”
Verweerder heeft de brief van eiseres van 6 februari 2012 waarin zij reageert op de brief van verweerder van 18 januari 2012 aangemerkt als bezwaarschrift tegen de inmiddels met dagtekening 2 februari 2012 opgelegde naheffingsaanslag.
Op 16 en 19 januari 2012 heeft de Ontvanger conservatoir beslag laten leggen op de bankrekeningen van eiseres.
Tijdens de behandeling van het bezwaar hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd. In haar brief aan verweerder van 3 april 2012 schrijft eiseres onder meer het volgende:
“Ten aanzien van uw overige vraag, te weten waarom [eiseres] bedragen betaalt aan [Q] terwijl de inkoopfacturen ten name van [I BV] staan, begrijp ik van [Y] dat [Q] de leverancier van [I BV] was. Ten einde een transactie efficiënt en spoedig tot stand te brengen, leverde [Q] dikwijls rechtstreeks aan [eiseres] (ABC-overeenkomst). De overeenkomst(en) behelsden met andere woorden een rechtstreekse levering aan [eiseres] onder vergoeding door [eiseres] aan zowel [Q] als aan haar (contractuele) leverancier [I BV]. Een niet ongebruikelijke manier van zaken doen in het (internationale) handelsverkeer.”
Per brief van 30 januari 2013 is Y door de FIOD[te R] uitgenodigd voor een verhoor. Deze brief, die in kopie tot de gedingstukken behoort, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“In verband met een strafrechtelijk onderzoek heeft er op 27 november 2012 een doorzoeking plaats gehad.
In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek willen wij u uitnodigen voor een verhoor.
Het verhoor zal plaats vinden op dinsdag 5 februari 2013 te 9.30 uur in het politiebureau [adres 4].
U kunt zich daar melden bij de receptie en vragen naar (…) van de FIOD.
U zal worden aangehouden en gehoord als verdacht van:
Het plegen / medeplegen van / medeplichtigheid aan / feitelijk leiding geven aan:
opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften;
witwassen;
deelname aan een criminele organisatie.”