Rechtbank Den Haag, 28-05-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:7940, AWB-13_39
Rechtbank Den Haag, 28-05-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:7940, AWB-13_39
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 mei 2013
- Datum publicatie
- 11 juli 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:7940
- Zaaknummer
- AWB-13_39
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 30f, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67a, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 52a
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft eiser geïdentificeerd als rekeninghouder bij de KB lux bank. Eiser ontkent houder te zijn (geweest) van een rekening bij de KB lux. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast ten aanzien van het rekeninghouderschap, gelet op de ontkenning van eiser, op verweerder rust. Gelet op de voor- en achternaam van eiser op het renseignement en op de omstandigheid dat maar één persoon voorkomt met dezelfde achternaam en voorletter(s) als die van eiser heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiser rekeninghouder is geweest.
Voorts oordeelt de rechtbank dat de bewijslast terecht is omgekeerd, gelet op de onherroepelijk geworden informatiebeschikking, en dat sprake is van een redelijke schatting.
De aan eiser opgelegde verzuimboete van € 226 wegens het niet doen van aangifte acht de rechtbank, nu geen sprake is van afwezigheid van alle schuld, terecht aan eiser opgelegd en gelet op alle omstandigheden passend en geboden.
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/39
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van
28 mei 2013 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 23 november 2012 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2008 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.194 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.972 (aanslagnummer [aanslagnummer]) en de daarbij opgelegde verzuimboete van € 226 en in rekening gebrachte heffingsrente van € 111.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2013.
Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 11 april 2013 naar het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de door PostNL verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat de postbezorger van PostNL op 12 april 2013 geen gehoor heeft gekregen op genoemd adres, dat hij toen daar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief binnen drie weken na 12 april 2013 op de – kennelijk in die mededeling genoemde – afhaallocatie kon worden afgehaald, en dat PostNL de enveloppe op 7 mei 2013 heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Blijkens de elektronisch geraadpleegde gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat eiser sinds 29 oktober 2011 ingeschreven op genoemd adres. Vervolgens heeft de griffier de brief op 8 mei 2013 nogmaals per gewone post verzonden aan eiser op dat adres.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.