Rechtbank Den Haag, 09-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:709 BZ0027, SGR 12/7099
Rechtbank Den Haag, 09-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:709 BZ0027, SGR 12/7099
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 9 januari 2013
- Datum publicatie
- 30 januari 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ0027
- Zaaknummer
- SGR 12/7099
Inhoudsindicatie
BPM, termijnoverschrijding in bezwaar. Geen verplichting tot rechtsmiddelverwijzing bij voldoening op aangifte. Termijnoverschrijding bezwaar is niet verschoonbaar, bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/7099
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 januari 2013 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 belasting op aangifte voldaan.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2012 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2012.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door
[B]. Namens verweerder zijn verschenen [C] en
[D], bijgestaan door [E], [F], [G], [H] en [I].
Ter zitting zijn tevens de beroepen behandeld die door de gemachtigde zijn ingediend met zaaknummers: SGR 12/4188, SGR 12/4755, SGR 12/4982, SGR 12/5067, SGR 12/5198, SGR 12/5461, SGR 12/5518, SGR 12/5674, SGR 12/5713, SGR 12/5731, SGR 12/5823, SGR 12/5856, SGR 12/5859, SGR 12/5861, SGR 12/5893, SGR 12/5950, SGR 12/5974, SGR 12/6062, SGR 12/6153, SGR 12/6232, SGR 12/6265, SGR 12/6266, SGR 12/6322, SGR 12/6353, SGR 12/6407, SGR 12/6637, SGR 12/6715, SGR 12/6720, SGR 12/6730, SGR 12/7792, SGR 12/7793, SGR 12/7794, SGR 12/7795, SGR 12/7800, SGR 12/7801, SGR 12/7818, SGR 12/8277 en SGR 12/9572.
Hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt geacht tevens te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
Overwegingen
Feiten
1. Op 4 mei 2010 heeft eiseres aangifte (de aangifte) gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type GLK 350 4 MATIC voor een bedrag van € 14.924.
2. Met dagtekening 11 mei 2010 heeft verweerder een naheffingsaanslag Bpm opgelegd die hij als volgt heeft onderbouwd:
“De werkelijke waarde van het aangegeven motorrijtuig heeft u gebaseerd op de gegevens in een taxatierapport. Met de invoering van de nieuwe berekeningsmethode op 1 mei 2010 blijkt dat het afschrijvingspercentage minder hoog is dan uit het door overgelegde rapport blijkt. Dit heeft tot gevolg dat de inkoopwaarde voor het berekenen van de verschuldigde BPM lager is. Ik heb de inkoopwaarde in nieuw staat vastgesteld op € 72.827,00 in plaats van € 83.258,00.
Tabel 1
3. Het bedrag van € 17.060 is op 12 mei 2010 bijgeschreven op het rekeningnummer van de Belastingdienst.
4. Het bezwaarschrift is op 28 februari 2012 door de belastingdienst ontvangen.
5. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Verweerder heeft het bezwaar op grond van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 16 december 2010, nr. DGB2010/6799M tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en dit verzoek afgewezen.
Geschil
6. In geschil is de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift. Eiseres vindt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat haar niet kan worden verweten dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Verder is de hoogte van de verschuldigde belasting in geschil en stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet ambtshalve aan het bezwaar is tegemoet gekomen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugwijzing naar verweerder. Eiseres verzoekt verweerder te veroordelen tot vergoeding van de werkelijke kosten van het beroep.
7. Verweerder stelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat eiseres niet binnen zes weken na de voldoening op aangifte een bezwaarschrift heeft ingediend. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
9. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Volgens artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Eiseres stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat verweerder haar niet heeft meegedeeld dat en binnen welke termijn tegen de voldoening op aangifte bezwaar kon worden gemaakt. Volgens eiseres had dit moeten worden vermeld op het aangiftebiljet dan wel op het betalingsbericht. Eiseres wijst in dat verband op het bepaalde in artikel 3:45 van de Awb.
10. Volgens artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) wordt de voldoening op aangifte voor de mogelijkheid van beroep gelijk gesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. De wettelijke voorschriften inzake bezwaar en beroep tegen zodanige beschikking zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de voldoening zich daartegen niet verzet.
11. Artikel 3:45 van de Awb bepaalt dat, indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt, bij de bekendmaking en de mededeling van dat besluit moet worden vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt. Volgens artikel 1:3 van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
12. De voldoening op aangifte is geen besluit in de zin van de artikelen 1:3 en 3:45 van de Awb nu het hierbij niet gaat om een rechtshandeling van verweerder. De voldoening op aangifte vindt plaats op initiatief van de belanghebbende zonder dat verweerder hier enige bemoeienis mee heeft. De aard van de voldoening op aangifte verzet zich daarmee tegen het daarop toepassen van het bepaalde in artikel 3:45 van de Awb. Noch het door verweerder beschikbaar stellen van een formulier met behulp waarvan de (vormvrije) aangifte voor de Bpm kan worden gedaan, noch het toezenden van het betalingsbericht maakt dat de voldoening op aangifte een rechtshandeling van verweerder wordt, nu dit slechts hulpmiddelen zijn om de voldoening op aangifte zo vlot mogelijk te laten verlopen. Op het verstrekken van deze hulpmiddelen zelf is het bepaalde in artikel 3:45 van de Awb evenmin van toepassing omdat deze verstrekking niet is gericht op enig rechtsgevolg. De stelling van eiseres dat verweerder op grond van artikel 3:45 op het aangiftebiljet dan wel op het betalingsbericht een rechtsmiddelverwijzing dient op te nemen, vindt gezien hetgeen hiervoor is overwogen geen steun in het recht.
13. Eiseres stelt dat zij geen deskundige is en dat zij daardoor niet wist dat zij bezwaar kon maken tegen de voldoening op aangifte. Onder die omstandigheden had het op de weg van eiseres gelegen om, indien zij meende dat de voldoening op aangifte onjuist was, zich nader te laten informeren over de bezwaarmogelijkheden. Dat zij dit kennelijk pas begin 2012 heeft gedaan, dient voor haar rekening te blijven. Overigens duidt dit veeleer erop dat pas toen bij eiseres het inzicht is ontstaan dat zij wellicht teveel belasting op aangifte had voldaan. Een eerst na afloop van de bezwaartermijn opgekomen grond voor het indienen van een bezwaar, kan echter de reeds plaatsgehad hebbende termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Bovendien heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat in de toelichting behorende bij het aangifteformulier Bpm dat door eiseres is gebruikt, staat dat bezwaar kan worden gemaakt binnen zes weken nadat de aangifte is gedaan en het Bpm-bedrag is betaald. Dit betekent dat eiseres reeds ten tijde van het indienen van de aangifte op de hoogte was dan wel had kunnen zijn van de mogelijkheid van bezwaar en de termijn waarbinnen dat bezwaar zou moeten worden ingediend. Nu verder geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat eiseres in de onmogelijkheid verkeerde tijdig bezwaar te maken, is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
14. Voor zover eiseres met het bezwaarschrift tevens heeft bedoeld in bezwaar te komen tegen de naheffingsaanslag die verweerder op 11 mei 2010 heeft opgelegd, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Op de naheffingsaanslag staat vermeld hoe en binnen welke termijn daartegen bezwaar kan worden gemaakt. Volgens artikel 6:7 van de Awb en artikel 22j van de Awr moet het bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum van dagtekening van de naheffingsaanslag. Het bezwaarschrift is niet binnengekomen binnen die termijn en eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat die termijnoverschrijding haar niet kan worden verweten.
15. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte een ambtshalve vermindering achterwege heeft gelaten. Volgens eiseres volgt uit het gemeenschapsrecht dat de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte wordt doorbroken. Zij beroept zich daarbij op het arrest Kühne & Heitz van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, nr. C-453/00 en het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012, LJN BV7393. Naar het oordeel van de rechtbank stond het eiseres vrij om bezwaar te maken tegen de voldoening op aangifte. Nu eiseres dit niet tijdig heeft gedaan, heeft zij de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen niet uitgeput. De rechtbank is van oordeel dat in dat geval toepassing van het gemeenschapsrecht de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte niet doorbreekt (vergelijk: Hoge Raad, 5 oktober 2007, nr. 43 268, LJN AZ9098). Deze stelling kan eiseres dan ook niet baten.
16. De rechtbank overweegt voorts dat zij niet bevoegd is een beslissing te nemen over toepassing van artikel 65 van de Awr, nu de daar bedoelde mogelijkheid tot ambtshalve vermindering is voorbehouden aan verweerder.
17. Hetgeen overigens nog door eiseres is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. T. van Rij en
mr. K.M. Braun, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Scholte, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.