Rechtbank Den Haag, 29-01-2013, BZ1766, AWB 12/8222
Rechtbank Den Haag, 29-01-2013, BZ1766, AWB 12/8222
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 januari 2013
- Datum publicatie
- 20 februari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1766
- Zaaknummer
- AWB 12/8222
Inhoudsindicatie
Verweerder voert het beleid dat met betrekking tot het niet doen van aangifte bij een vijfde of hoger verzuim niet een verzuimboete, maar de vergrijpboete van artikel 67d Awr wordt opgelegd. Nu eiser de aangiften over de jaren 2003 tot en met 2008 niet heeft ingediend, is hem ter zake van het niet hebben ingediend van de aangifte IB/PVV 2009 een vergrijpboete opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij eiser. Gezien voorts het aangiftegedrag van eiser in het verleden, acht de rechtbank de boete passend en geboden.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/8222
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 11 juli 2012 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.000 (aanslagnummer [nummer 1]) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) (aanslagnummer [nummer 2]), alsmede tegen de gelijktijdig daarbij bij beschikking opgelegde vergrijpboete van € 8.300.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2013.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Ter zake van het niet tijdig hebben ingediend van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 is aan eiser op 30 juni 2011 een herinnering en vervolgens op 2 september 2011 een aanmaning toegezonden. Daarnaast is op 19 augustus 2011 een kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete ex artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) aan eiser toegezonden.
2. Omdat eiser niet op de aanmaning van 2 september 2011 heeft gereageerd, is met dagtekening 5 januari 2012 aan hem een ambtshalve aanslag IB/PVV 2009 opgelegd naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.000. In het daartegen ingediende pro forma bezwaarschrift met dagtekening 15 februari 2012 heeft eiser aangegeven de redenen van zijn bezwaar op korte termijn aan verweerder te doen toekomen. Op het verzoek van verweerder de gronden van bezwaar voor 27 maart 2012 in te dienen, alsmede op het nadien op 2 april 2012 toegezonden rappel heeft eiser niet gereageerd.
3. Verweerder heeft daarop bij uitspraak van 11 juli 2012 het bezwaar van eiser tegen de opgelegde aanslagen en boetebeschikking afgewezen, omdat bij gebreke aan bezwaargronden niet kan worden vastgesteld dat de aanslagen onjuist zijn vastgesteld en dat de boete ten onrechte of tot een te hoog bedrag is opgelegd.
4. In het daartegen ingediende pro forma beroepschrift heeft eiser de rechtbank verzocht om een nadere termijn voor het indienen van de gronden van het beroep. Eiser is bij brief van 24 augustus 2012 in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep binnen vier weken na 24 augustus 2012 in te dienen. Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend.
5. Ter zitting heeft eiser verklaard met verweerder te hebben afgesproken dat hij alsnog de aangiftegegevens IB/PVV 2009 aan verweerder zal doen toekomen. Omdat bij het langs elektronische weg indienen van die gegevens toch nog enkele invoerproblemen ontstonden, heeft indiening daarvan in afwijking van de afspraak deze gegevens op 11 januari 2013 aan te leveren eerst gisteren op 14 januari 2013 plaatsgevonden. Uit de aangifte blijkt van een zodanig belastbaar inkomen uit werk en woning dat gezien de volledig betaalde voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw thans een teruggaaf zal moeten worden verleend.
6. Verweerder heeft ter zitting verklaard de door eiser toegezonden aangiftegegevens IB/PVV 2009 nog niet te hebben ontvangen. Verweerder heeft voorts verklaard die gegevens bij ontvangst daarvan ambtshalve te zullen beoordelen. Indien die beoordeling tot een vermindering van de aanslag IB/PVV 2009 aanleiding geeft, zal ook de vergrijpboete dienovereenkomstig worden verminderd.
7. In geschil is of de aanslagen en de boete tot een juist bedrag aan eiser zijn opgelegd.
8. De rechtbank oordeelt allereerst dat bij de beoordeling van de zaak de door eiser ter zitting getoonde aangiftegegevens IB/PVV 2009 buiten beschouwing dienen te blijven. De rechtbank wijst daartoe op artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin is bepaald dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen, waarover eiser in de uitnodiging voor de zitting expliciet is geïnformeerd. De door eiser ter zitting aangeboden aangiftegegevens zijn derhalve niet in ontvangst genomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat van verweerder niet kan worden verwacht dat hij op basis van die aangiftegegevens ter zitting een conclusie kan trekken over het vast te stellen belastbaar inkomen 2009. Met betrekking tot de door eiser op 14 januari 2013 aan de rechtbank gefaxte pleitnota - welke als gevolg van de omstandigheid dat deze niet naar het in de correspondentie met eiser vermelde faxnummer is gezonden eerst na het sluiten van de behandeling ter zitting van onderhavige zaak is ontvangen - overweegt de rechtbank dat de daaraan gehechte aangiftegegevens IB/PVV 2009 aan eiser met het toezenden van onderhavige uitspraak zullen worden teruggezonden.
Aanslag IB/PVV
9. Nu eiser ofschoon daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld geen aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 heeft gedaan, rust ingevolge het bepaalde in artikel 27e van de Awr op hem de last te doen blijken dat onderhavige aanslag te hoog is opgelegd. Eiser is niet erin geslaagd het van hem verlangde bewijs te leveren. Daarbij is in aanmerking genomen dat, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen, geen stukken met betrekking tot het belastbare inkomen uit werk en woning in geding zijn gebracht. Verweerder heeft voorts in redelijkheid het belastbare inkomen uit werk en woning op € 55.000 kunnen stellen. Daarbij is in aanmerking genomen dat dit inkomen is afgeleid uit de door eiser in het verleden behaalde omzetten voor de omzetbelasting. Dat verweerder daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met op de omzet voor het jaar 2009 in mindering te brengen kosten, kan hem bij gebreke aan gegevens betreffende die kosten niet worden tegengeworpen. De onderhavige aanslag is dan ook terecht aan eiser opgelegd.
Aanslag inkomensafhankelijk bijdrage Zvw
10. Gezien het vorenstaande heeft verweerder het bijdrage-inkomen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet op goede gronden vastgesteld op € 55.000.
Vergrijpboete
11. Verweerder heeft ter zitting verklaard het beleid te voeren dat met betrekking tot het niet doen van aangifte bij een vijfde of hoger verzuim niet een verzuimboete, maar de vergrijpboete van artikel 67d van de Awr wordt opgelegd.
12. Ingevolge artikel 67d, eerste lid, van de Awr vormt, indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.
Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting. Onder opzet valt ook voorwaardelijk opzet, waaronder wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de reële kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting is geheven of kan worden dan wel niet of niet tijdig is betaald.
Ingevolge § 25, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst wordt in geval van opzet een vergrijpboete opgelegd van 50 percent.
13. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiser de aangiften over de jaren 1999 tot en met 2002 niet, dan wel te laat heeft ingediend en dat hij in ieder geval de aangiften over de jaren 2003 tot en met 2008 niet heeft ingediend. Aan de beleidsvoorwaarde voor het opleggen van een vergrijpboete voor het niet hebben ingediend van de aangifte voor het jaar 2009 is derhalve voldaan.
Nu eiser ter zitting heeft verklaard dat hij al vele jaren, zij het te laat, aangifte IB/PVV heeft gedaan, merkt de rechtbank ter voorlichting aan eiser nog op dat van een te laat indienen van de aangifte alleen sprake is indien de te late aangifte wordt ingediend alvorens een aanslag wordt opgelegd. Het na het opleggen van de aanslag indienen van het aangifteformulier betekent niet dat alsnog de vereiste aangifte IB/PVV voor het betreffende jaar wordt gedaan. Het formulier met de aangiftegegevens wordt dan als bezwaarschrift tegen de opgelegde aanslag aangemerkt. Indien zoals in het onderhavige geval de aangiftegegevens eerst worden verstrekt nadat op een tegen een aanslag ingediend bezwaarschrift is beslist, rest enkel nog zoals hiervoor onder 6 is aangegeven de ambtshalve beoordeling ex artikel 65 van de Awr.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij eiser. Nu eiser meerdere malen in de gelegenheid is gesteld de aangifte in te dienen, hem daarbij duidelijke termijnen zijn gesteld, hij nadrukkelijk is gewezen op de gevolgen van het niet nakomen van de aangifteplicht en gezien voorts zijn aangiftegedrag in het verleden, heeft eiser door het niet indienen van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 willens en wetens de reële kans aanvaard dat dit nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting is of kan worden geheven dan wel niet of niet tijdig is betaald.
Gelet op de aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt het aangiftegedrag van eiser in het verleden, als gevolg waarvan hem over de belastingjaren 2003 tot en met 2008 ook boetes zijn opgelegd wegens het niet indienen van de aangifte, acht de rechtbank de boete passend en geboden. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat de boete op een te hoog bedrag is berekend. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder heeft toegezegd dat, indien de aanslag ambtshalve zal worden verminderd, de vergrijpboete dienovereenkomstig zal worden verminderd.
15. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Strik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.