Home

Rechtbank Den Haag, 11-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:3166 BZ5947, SGR 12/11140

Rechtbank Den Haag, 11-03-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:3166 BZ5947, SGR 12/11140

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 maart 2013
Datum publicatie
29 maart 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5947
Zaaknummer
SGR 12/11140

Inhoudsindicatie

Artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder gesteld dat er bij de vergoeding van de kosten in bezwaar sprake is van samenhangende zaken met bezwaren met betrekking tot [a-straat 2 en 3 te Z]. Hij heeft die stelling niet nader onderbouwd en op het beroep van eiser heeft hij geen verweerschrift ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, op wie na betwisting door eiser in dezen de bewijslast rust, met zijn enkele stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit.

In beroep is wel sprake van twee samenhangende zaken, omdat er sprake is van nagenoeg identieke beroepen die gelijktijdig zijn ingediend door dezelfde gemachtigde tegen nagenoeg identieke uitspraken op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 12/11140

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2013 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [A]),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leidschendam-Voorburg, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 26 oktober 2012 op het bezwaar van eiser tegen na te noemen beschikking en aanslag.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013.

Namens eiser is verschenen [B]. Namens verweerder is verschenen [C] en [D].

Ter zitting is het beroep van [E], SGR 12/11141 tegelijk met dit beroep behandeld.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover dat betrekking heeft op de waarde van de woning en de aanslag;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor zover dat betrekking heeft op de vergoeding van de kosten van het bezwaar ten bedrage van € 223,90;

- veroordeelt verweerder de kosten van het beroep ten bedrage van € 236 aan eiser te voldoen;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij beschikking van 31 januari 2012 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1 te Z] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna: de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 189.000.

Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2012 (hierna: de aanslag).

2. Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift heeft eiser verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaarschrift (vergoeding bezwaarkosten). Tot de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, rekent eiser een proceskostenvergoeding van één punt volgens het geldende tarief en een vergoeding van de kosten van een kadastraal uittreksel ten bedrage van € 5,90.

3. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, de vastgestelde waarde van de woning verminderd tot een waarde van € 171.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Verweerder heeft de vergoeding van de bezwaarkosten bij uitspraak op bezwaar vastgesteld op € 72,66 (€ 218 x 1 (punt per proceshandeling) x 1 (wegingsfactor) x 1 (factor samenhangende zaken) : 3.

4. In geschil is de hoogte van de door verweerder toegekende vergoeding van de kosten in bezwaar.

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat bij de vergoeding van de kosten bezwaarschrift de wegingsfactor 1 dient te worden gehanteerd en dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat er sprake is van een samenhangende zaak.

6. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) zijn samenhangende zaken: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.

7. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar gesteld dat er sprake is van samenhangende zaken met bezwaren met betrekking tot [a-straat 2 en 3 te Z]. Hij heeft die stelling niet nader onderbouwd en op het beroep van eiser heeft hij geen verweerschrift ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, op wie na betwisting door eiser in dezen de bewijslast rust, met zijn enkele stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit.

8. Gelet op het vorenoverwogne zijn de te vergoeden proceskosten, toe te rekenen aan de bezwaarfase, als volgt:

Voor de in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, wegingsfactor 1, met een waarde van € 218 per punt, derhalve € 218 en kosten van een kadastraal uittreksel van € 5,90. Totaal te vergoeden: € 223,90.

9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank vindt voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met het beroep heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 236.

De kosten zijn als volgt te berekenen:

1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 0,5, derhalve € 472. Nu in beroep enkel in geschil was of sprake was van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit, waardeert de rechtbank het gewicht van de zaak als licht (0,5).

De rechtbank is van oordeel dat in beroep sprake is van twee (met zaaknummer 12/11141) samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit, nu er sprake is van nagenoeg identieke beroepen die gelijktijdig zijn ingediend door dezelfde gemachtigde tegen nagenoeg identieke uitspraken op bezwaar. De helft van € 472 dient aan de onderhavige zaak te worden toegekend, dat wil zeggen € 236

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van

mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

11 maart 2013

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,

2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.