Rechtbank Den Haag, 31-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:6109 CA2664, AWB 12/2901
Rechtbank Den Haag, 31-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:6109 CA2664, AWB 12/2901
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 31 januari 2013
- Datum publicatie
- 10 juni 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2664
- Zaaknummer
- AWB 12/2901
Inhoudsindicatie
Eiser drijft een eenmanszaak en houdt zich onder andere bezig met de in- en verkoop van oud goud. De rechtbank oordeelt dat eiser door het weigeren van het verzoek om uitstel van de tweede zitting niet in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank heeft eisers verzoek om een ongeanonimiseerde versie van het strafdossier te overleggen, afgewezen. Verder oordeelt de rechtbank dat geen rechtsregel of rechtsbeginsel verhindert dat verweerder zich ter zitting laat bijstaan door een FIOD-medewerker. Eiser heeft geen aangifte gedaan. Eiser is er naar het oordeel van de rechtbank met de in de beroepfase ingebrachte opstelling van het belastbare inkomen uit werk en woning met een winstberekening niet in geslaagd om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De bewijslast is derhalve terecht omgekeerd. Verweerder maakt aannemelijk dat eiser valse inkoopfacturen in de verlies- en winstrekening heeft verwerkt en dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de aanslag moet worden gehandhaafd.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2901
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer 1]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 300.000. Daarnaast is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 12.288 en een boetebeschikking van € 226 aan eiser opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 februari 2012 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 2 april 2012, ontvangen bij de rechtbank op 3 april 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2012 te Den Haag. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen
[B] en [C].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Hierbij heeft de rechtbank bepaald dat partijen uitvoering dienen te geven aan de ter zitting gemaakte afspraken, die hierna onder 4. worden vermeld. De rechtbank heeft de beslissing, de afspraken en een voorlopig oordeel met betrekking tot het verlenen van inzage in het strafdossier neergelegd in een beschikking van 9 oktober 2012, die op 11 oktober 2012 aan partijen is verzonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2012 te Den Haag.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen
[B] en [C].
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend (hierna: het 10-dagenstuk). Deze stukken zijn op 21 november 2012 door de rechtbank ontvangen en zijn op
26 november 2012 in afschrift verstrekt aan eiser. Deze stukken zijn op 30 november 2012 ontvangen door eiser.
Ter zitting heeft eiser overgelegd een print van het aangifteformulier dat hij op 25 oktober 2012 verzonden heeft naar verweerder alsmede een door een advocaat te Amsterdam aan eiser verzonden brief gedateerd 26 juni 2009. Verweerder heeft ter zitting een kopie van het conceptverslag van het hoorgesprek overgelegd dat op 29 november 2012 tussen partijen plaatsvond.
Overwegingen
Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Eiser drijft een eenmanszaak, genaamd [D], in [E]. Binnen deze onderneming houdt hij zich onder andere bezig met de in- en verkoop van oud goud (sloopgoud).
3. Eiser heeft over het jaar 2008 geen aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) ingediend. Aan hem is op 3 maart 2010 een ‘aanmaning aangifte 2008’ gestuurd waarin hem is verzocht zijn aangifte alsnog voor 17 maart 2010 in te dienen. Hieraan heeft eiser niet voldaan. Verweerder heeft eiser daarop bij brief van 15 juni 2011 bericht dat hij het verzamelinkomen op basis van een schatting vast zal stellen op € 301.334. In diezelfde brief heeft verweerder aangekondigd bij afzonderlijke beschikking een verzuimboete ingevolge artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) op te leggen ten bedrage van € 226 wegens het niet doen van aangifte. Op 15 juli 2011 is de onderhavige aanslag aan eiser opgelegd naar een verzamelinkomen van € 300.000.
4. Gedurende het eerste onderzoek ter zitting zijn de volgende afspraken gemaakt met partijen:
a. eiser doet opgave van het door hem genoten inkomen uit werk en woning en stuurt deze opgave inclusief de jaarstukken voor het jaar 2008 binnen 2 weken na de zittingsdatum naar verweerder;
b. indien de rechtbank van oordeel is dat het strafdossier tot de stukken van het geding behoort, verleent verweerder inzage in dit dossier;
c. partijen zullen over ongeveer 4 weken na de zitting met elkaar een hoorgesprek voeren;
d. indien partijen niet tot overeenstemming komen, zendt eiser een nadere motivering van het beroep naar de rechtbank, waarop verweerder vervolgens zal reageren;
e. het onderzoek ter zitting zal worden hervat op 4 december 2012 om 15.00 uur.
Geschil
5. Eiser heeft de volgende grieven ingetrokken, zodat niet langer in geschil zijn:
- de verzuimboete;
- de ontvankelijkheid van het bezwaar;
- het tot de gedingstukken behoren van het strafdossier;
- de schending van de hoorplicht.
6. Het geschil beperkt zich tot de volgende punten:
a. of gemachtigde door het weigeren van zijn verzoek om uitstel van de tweede zitting is geschaad in zijn belangen;
b. of het aan eiser toegezonden 10-dagenstuk van verweerder, te weten het toegezonden strafvonnis, tot de stukken van het geding moet worden gerekend. Als daarvan sprake is, is in geschil of eiser terecht om een ongeanonimiseerde versie van dat strafvonnis verzoekt en of hij inzage in het strafdossier dient te krijgen;
c. of de rechtbank terecht heeft toegelaten dat een FIOD-medewerker als bijstand van verweerder ter zitting is verschenen en daar het woord heeft kunnen voeren;
d. of verweerder de bewijslast terecht heeft omgekeerd en de aanslag op het juiste bedrag heeft vastgesteld;
e. of de beschikking heffingsrente op een juist bedrag is vastgesteld.
7. Eiser beantwoordt het hiervoor onder 6 onder a genoemde geschilpunt bevestigend en de onder b tot en met e genoemde geschilpunten ontkennend. Eiser concludeert derhalve tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.110 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 195.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag terecht en op het juiste bedrag is vastgesteld. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Uitstelverzoek
10. De rechtbank heeft op 3 december 2012 van eiser een verzoek tot uitstel van de zitting van 4 december 2012 ontvangen. Gelet op de gemaakte afspraken ter zitting op 9 oktober 2012, zoals vermeld onder 4., in samenhang met de motivering van het verzoek “Teneinde deze stukken [het 10-dagenstuk] nader te bestuderen (…)” heeft de rechtbank het verzoek afgewezen omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser met de toezending van het 10-dagenstuk niet in zijn verdediging is geschaad nu eiser, mede gelet op de inhoud en de omvang van dat stuk, voldoende tijd heeft gehad om te reageren.
Stukken van het geding
11. De rechtbank is van oordeel dat het 10-dagenstuk, inclusief het daartoe behorende strafvonnis tot de gedingstukken behoort. Eiser heeft de rechtbank verzocht verweerder op te dragen een ongeanonimiseerde versie van het strafvonnis met parketnummer
[nummer 2] te overleggen alsmede inzage in het strafdossier te verlenen zodat hij kan bestuderen of het strafvonnis toepassing heeft in de onderhavige zaak. Dit vonnis betreft een andere persoon dan eiser. De rechtbank wijst dit verzoek af aangezien verweerder gebonden is aan het bepaalde in artikel 67, eerste lid, van de Awr.
Bijstand door FIOD-medewerker
12. De rechtbank verwerpt de grief van eiser dat de rechtbank ten onrechte heeft toegelaten dat een FIOD-medewerker als bijstand van verweerder ter zitting is verschenen en daar het woord heeft kunnen voeren. Geen rechtsregel of rechtsbeginsel verhindert immers dat verweerder zich ter zitting laat bijstaan door een FIOD-medewerker en dat deze ter zitting zaken toelicht en vragen van de rechtbank beantwoordt. Dit geldt temeer nu de belastbare winst is behaald met de handel in goud en de FIOD een strafrechtelijk onderzoek heeft ingesteld naar de gedragingen van eiser met betrekking tot deze handel.
Omkering bewijslast
13. Aangezien eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit brengt mee dat het beroep van eiser ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het door eiser in het geding gebrachte aangifteformulier tijdens de tweede zitting brengt niet mee dat de hiervoor genoemde bewijsregel vervalt. Eiser dient daarom overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Eiser heeft geen stukken in geding gebracht waarmee hij heeft aangetoond dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. De door eiser in de beroepsfase ingezonden inkomensberekening kan niet als zodanig bewijs dienen omdat eiser geen stukken of verklaringen heeft die het in de berekening opgenomen bedrag van de inkopen onderbouwen. Het op de tweede zitting overgelegde aangifteformulier kan evenmin als zodanig gelden nu de daarin opgenomen winstberekening niet voldoet aan de eisen die daaraan in artikel 52, eerste lid, van de Awr worden gesteld.
Redelijke schatting
14. In het aangifteformulier heeft eiser zijn belastbare inkomen uit werk en woning berekend op € 24.110 en zijn belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 195. In de berekening van het belastbare inkomen uit werk en woning heeft eiser een winst uit onderneming opgenomen van € 50.637 welk bedrag als volgt is opgebouwd:
Tabel opbouw winst
15. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de aanslag berust op een redelijke schatting. Ter zitting onderbouwt verweerder zijn schatting van de winst op € 300.000 door te stellen dat van het in de door eiser in het aangiftebiljet opgenomen verlies en winstrekening vermelde bedrag van € 1.870.553 aan inkopen een bedrag van € 454.027 betrekking heeft op inkoopfacturen van [F]. Verweerder stelt dat deze facturen vals zijn en dat er in werkelijkheid geen goud aan eiser geleverd is. Voorts stelt hij dat dit ook geldt ten aanzien van de facturen die [G] aan eiser heeft uitgebracht. Deze zijn eveneens als inkoopkosten in de verlies- en winstrekening verwerkt. Tegenover deze gemotiveerde betwisting door verweerder heeft eiser geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel volgt. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit het overzichtsproces-verbaal van de FIOD kan worden afgeleid dat door [F] uitgebrachte facturen, dezelfde factuurnummers vermelden bij verschillende afnemers en dat de eigenaar van [F] heeft verklaard nooit met eiser gehandeld te hebben. Uit het overzichtsproces-verbaal volgt tevens dat in de administratie van [H], handelend onder de naam van [G], in het geheel geen facturen zijn aangetroffen met betrekking tot goudleveringen aan eiser. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder gelet op het bovenstaande aannemelijk heeft gemaakt dat de facturen vals zijn en dat verweerder geslaagd is in zijn bewijslast om aannemelijk te maken dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld.
16. Verweerder heeft niet betwist dat het door eiser berekende belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 195 bedraagt. Nu verweerder de aanslag heeft opgelegd naar een grondslag zonder belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, komt de rechtbank tot de slotsom dat de aanslag moet worden gehandhaafd.
Heffingsrente
17. Nu eiser geen zelfstandige grieven tegen de hoogte van de heffingsrente heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het bedrag aan verschuldigde heffingsrente juist is berekend.
18. Het hiervoor overwogene brengt mee dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.