Rechtbank Den Haag, 28-01-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1022, AWB-13_3322
Rechtbank Den Haag, 28-01-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1022, AWB-13_3322
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 januari 2014
- Datum publicatie
- 14 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2014:1022
- Zaaknummer
- AWB-13_3322
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:17, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26c, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:11
Inhoudsindicatie
Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Omstandigheid dat gemachtigde van eiser in detentie verbleef geeft geen aanleiding voor verschoonbaarheid termijnoverschrijding.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/3322
(gemachtigde: [A]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.000, alsmede bij beschikking een boete van € 226.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken de aanslag verminderd en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013 te Den Haag.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].
Overwegingen
Feiten
De aanslag en boete zijn opgelegd met dagtekening 3 augustus 2011.
Volgens de stukken van het geding heeft eiser telefonisch bezwaar gemaakt en heeft op 21 maart 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, verweerder en zijn toenmalige gemachtigde dhr. [D] van [belastingadvieskantoor].
Bij brief van 22 mei 2012 aan [belastingadvieskantoor] heeft verweerder gemotiveerd dat hij het bezwaar gegrond zal verklaren en de aanslag zal verlagen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.302.
Bij uitspraak op bezwaar van 12 juni 2012 gericht aan [belastingadvieskantoor] heeft verweerder het bezwaar deels gegrond verklaard.
Bij beschikking van 28 juni 2012 gericht aan eiser met daarop vermeld “uitspraak op bezwaar” is de aanslag verminderd overeenkomstig het in de brief van 22 mei 2012 vermelde bedrag.
Op 3 april 2013 heeft eiser een nadere aangifte ingediend. Deze is als beroepschrift doorgestuurd.
Ge schil 7. In geschil is of het beroep ontvankelijk is. Zo ja, dan is in geschil of de aanslag naar het juiste bedrag is vastgesteld.
Eiser stelt dat hij pas na afloop van de beroepstermijn op de hoogte is geraakt van zowel de aanslag als de uitspraak op bezwaar omdat zijn toenmalige gemachtigde gedetineerd was. De brief van 28 juni 2012 heeft eiser niet ontvangen. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte.
Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Naar het oordeel van de rechtbank moet de brief van 12 juni 2012 worden aangemerkt als uitspraak op bezwaar. Deze uitspraak op bezwaar is in overeenstemming met artikel 6:17 van de Awb aan de toenmalige gemachtigde verzonden. De ontvangst door de gemachtigde is niet betwist, zodat de beroepstermijn ingevolge artikel 26c van de AWR op 13 juni 2012 is gaan lopen. Dat op de brief van 28 juni 2012 eveneens staat “uitspraak op bezwaar” en deze niet aan de gemachtigde is verzonden, doet daar niet aan af. De nadere aangifte is ver buiten de in artikel 6:7 van de Awb bepaalde beroepstermijn van zes weken ingediend.
Als reden voor de termijnoverschrijding is gegeven dat de toenmalige gemachtigde gedetineerd was. De rechtbank is van oordeel dat die gemachtigde maatregelen had moeten treffen om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat het nalaten hiervan voor risico van eiser komt. Er is derhalve geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die aan niet-ontvankelijkverklaring in de weg staat.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.P. Nevens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.