Rechtbank Den Haag, 29-01-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1311, AWB-13_4400; 13-4401; 13-4402; 13-4405; 13-4406; 13-4407; 13-4408; 13-4409; 13-4410 en 13-4411
Rechtbank Den Haag, 29-01-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1311, AWB-13_4400; 13-4401; 13-4402; 13-4405; 13-4406; 13-4407; 13-4408; 13-4409; 13-4410 en 13-4411
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 januari 2014
- Datum publicatie
- 26 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2014:1311
- Zaaknummer
- AWB-13_4400; 13-4401; 13-4402; 13-4405; 13-4406; 13-4407; 13-4408; 13-4409; 13-4410 en 13-4411
- Relevante informatie
- Wet milieubeheer [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 15.23, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 228a, Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 24, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220b, Wet milieubeheer [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 15.33
Inhoudsindicatie
Eiseres is een vennootschap die zich toelegt op het beheer van leegstaande panden/woningen en bemiddelt tussen de eigenaar (bruikleengever) en bruikleennemers (studenten). Zij is terecht aangemerkt als gebruiker in de zin van volrijdig gebruiker voor aanslagen rioolheffing 2010, 2011 en 2012, alsmede voor aanslagen afvalstoofenheffing 2012. De tijd dat de woningen bewoond worden is zeer kort en eiseres stelt de woningen voor eigen rekening en risico ter beschikkkiing aan derden.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 13/4400; 13/4401; 13/4402; 13/4405; 13/4406; 13/4407; 13/4408; 13/4409; 13/4410 en 13/4411
(gemachtigde: [A]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor de jaren 2010, 2011 en 2012 de hierna te noemen aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar een aantal aanslagen vernietigd en voor het overige het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend, waaronder een verweerschrift. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013 te Den Haag.
Als gemachtigde van eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].
Overwegingen
Tenaamstelling aanslagen
De thans in geding zijnde aanslagen zijn op naam gesteld van [X] B.V. Bestuurder en enig aandeelhouder van deze B.V. is [D] B.V. Deze Holding is tevens bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap [E] B.V. [X] B.V. en [E] B.V. zijn gevestigd op hetzelfde adres. De volmacht voor de ter zitting aanwezige gemachtigde is afgegeven en ondertekend door de bestuurders van [D] B.V. en [E] B.V. Gelet op het bovenstaande en nu eiseres niet heeft ontkend dat de aanslagen (mede) haar betreffen en hierover bij haar kennelijk geen verwarring heeft bestaan, zal de rechtbank verder niet oordelen over de tenaamstelling van de aanslagen.
Feiten
Met dagtekening 14 december 2012 zijn aan eiseres aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2010 opgelegd ter zake van het gebruik van de objecten [a-straat] [1] en [2] te [plaats].
Met dagtekening 15 december 2012 zijn aan eiseres aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2011 opgelegd ter zake van het gebruik van de objecten [a-straat] [1], [3], [2] en [4] te [plaats].
Met dagtekening 15 december 2012 zijn aan eiseres aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2012 opgelegd ter zake van het gebruik van de objecten [a-straat] [1], [3], [2] en [4] te [plaats].
In de uitspraken op het bezwaar van 19 april 2013 zijn de aanslagen afvalstoffenheffing 2010 met betrekking tot de objecten [a-straat] [1] en [2] vernietigd. De aanslagen afvalstoffenheffing 2011 met betrekking tot de objecten [a-straat] [4], [1], [3] en [2] zijn eveneens vernietigd. In zijn verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiseres voorts ten onrechte is aangemerkt als gebruiker van het object [a-straat] [4]. Het beroep tegen de aanslagen die betrekking hebben op dat object dient gegrond te worden verklaard.
Eiseres is een vennootschap die zich toelegt op het beheer van leegstaande panden en bemiddelt tussen de eigenaar (bruikleengever) en bruikleennemers, veelal studenten, die de panden, tegen een bemiddelingsvergoeding, bewonen. De thans nog in geding zijnde objecten zijn zelfstandige flatwoningen, deel uitmakend van een woningcomplex. Deze woningen werden in de periode van de opgelegde aanslagen bewoond door bruikleen- nemers. Eigenaar van het woningcomplex is de Stichting ‘[F]’.
Geschil 6. In geschil is of eiseres terecht door verweerder is aangemerkt als gebruiker van de bovenstaande objecten.
Eiseres stelt dat zij de woningen, in het kader van antikraakwacht, onder volmacht van de eigenaar in beheer geeft aan de gebruikers, de zogenoemde bruikleennemers. Eiseres valt daardoor niet onder de definitie van een feitelijk gebruiker en er is ook geen sprake van het in gebruik geven van het object. Eiseres bemiddelt tussen de bruikleennemers en de eigenaar van het pand en valst als onmiddellijke vertegenwoordigster uit de rechtsbetrekking. Hieruit volgt dat eiseres de onroerende zaken niet voor eigen rekening en risico aan derden in gebruik geeft en dus geen (feitelijk) gebruikers of terbeschikkingsteller is in de zin van artikel 15.23 Wet milieubeheer. Eiseres stelt voorts dat de anti-kraakwachten in de objecten student zijn die over een minimaal inkomen beschikken en hoogstwaarschijnlijk in aanmerking komen voor kwijtschelding. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als eiseres de aanslag op de bewoners moet afwentelen en zij dan geen recht meer hebben op kwijtschelding.
Verweerder stelt dat eiseres voor de rioolheffing in de jaren 2010, 2011 en 2012 kan worden aangemerkt als gebruiker, in de zin van volgtijdig ingebruikgever, van de objecten [a-straat] [1], [3] en [2]. Op grond van de wetswijziging in de Wet milieubeheer die vanaf 2012 is ingevoerd, kan eiseres vanaf 2012 eveneens worden aangemerkt als ingebruikgever van de percelen. Het beroep gericht tegen de thans nog in geding zijnde aanslagen dient ongegrond te worden verklaard.
Voor de volledige weergave van de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Aanslagen rioolheffing
De Raad van de Gemeente Westland heeft in zijn openbare vergadering van 15 december 2009 de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 (hierna de Verordening rioolheffing 2010) vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 januari 2010 en is bekendgemaakt in het Gemeenteblad “Het hele Westland” van 24 december 2009.
De Verordening rioolheffing 2010 luidt, voor zover hier van belang:
Op 14 december 2010 heeft de Raad de Verordening rioolheffing 2011 vastgesteld en op 20 december 2011 de Verordening rioolheffing 2012. De verordeningen zijn in werking getreden op respectievelijk 1 januari 2011 en 1 januari 2012 en zijn telkens op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De tekst van artikel 3 van de verordeningen is daarbij ongewijzigd gebleven.
Niet in geschil is dat vanuit de percelen [a-straat] [1], [3] en [2] water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Voorts is niet weersproken dat verweerder de aanslagen heeft opgelegd naar de tarieven (eenpersoonshuishouden) zoals vastgesteld in de verordeningen en voor het jaar 2010 (op juiste wijze) tijdsevenredig heeft aangepast. Voorts staat vast dat de percelen [a-straat] [1], [3] en [2] zelfstandige (flat) woningen betreft.
Met betrekking tot de vraag of eiseres als gebruiker van de percelen moet worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 228a van de Gemeentewet en in de onderwerpelijke Verordeningen rioolheffing ontbreekt een met artikel 24, lid 5, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ en artikel 220b, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet vergelijkbare bepaling inzake volgtijdig gebruik. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de laatstgenoemde bepaling (Kamerstukken II, 21.591, nr. 3, p. 69-70) blijkt dat deze een codificatie is van de jurisprudentie op dit punt. Verweerder heeft in dit kader -onder meer- gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 februari 2001, zaaknummer 35865 (LJN AA9843) waarin kort en zakelijk weergegeven is geoordeeld dat, ook ten aanzien van aanslagen in de rioolheffing, niet de eigenaar van de vakantiebungalows als gebruiker dient te worden aangemerkt, maar de verhuurorganisatie die de bungalows voor eigen rekening en risico voor korte perioden verhuurt aan derden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder aangehaalde jurisprudentie eveneens van toepassing op de rioolheffing ingevolge artikel 228a van de Gemeentewet en de op basis daarvan door de gemeente Westland vastgestelde Verordening rioolheffing 2010 en volgende, in die zin dat een volgtijdig ingebruikgever ook aangemerkt kan worden als gebruiker in de zin van lid 3 onder a. van de Verordening. (vgl. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 juli 2011; ECLI: NL:RBSGR:2011:34819).
Uit de overgelegde (mantel) overeenkomst tussen de eigenaar van de percelen aan de [a-straat] en eiseres blijkt dat eiseres, anders dan zij zelf stelt, de percelen voor eigen rekening en risico in gebruik geeft, derhalve ter beschikking stelt, aan derden, de ingebruiknemers. Gelet op vorengenoemde jurisprudentie dient in dat geval niet de eigenaar van de percelen als gebruiker te worden aangemerkt, maar zou eiseres als degene die de percelen aan derden ter beschikking stelt als gebruiker aangemerkt kunnen worden. Wil dat het geval zijn dan dient echter wel komen vast te staan dat er sprake is van volgtijd gebruik, dat wil zeggen gebruik voor korte periodes door de bewoners van de percelen, in welk geval niet de eigenaar van de percelen als gebruiker wordt aangemerkt, maar degene die de percelen ter beschikking stelt.
Eiseres heeft met betrekking tot het gebruik van de percelen verklaard dat de periode dat een perceel daadwerkelijk wordt gebruikt (bewoond) door de bruikleennemers vaak zeer kort is. Ook uit de overgelegde bruikleenovereenkomst (onder d.) blijkt dat een object (maximaal) voor zes maanden, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging, in bruikleen wordt gegeven. Daarbij komt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat de bruikleennemers, de studenten, niet zijn ingeschreven in de Gemeentelijk basis administratie, hetgeen eveneens duidt op gebruik voor korte periodes.
Gelet op het voorgaande is eiseres terecht door verweerder aangemerkt als (volgtijdig) gebruiker, als bedoeld in de Verordening rioolrecht 2010 en verder en zijn de aanslagen rioolheffing voor de percelen [a-straat] [1], [3] en [2] voor de belastingjaren 2010, 2011 en 2012, terecht en overigens ook naar een juist bedrag aan eiseres opgelegd.
Aanslagen Afvalstoffenheffing
De Raad van de Gemeente Westland heeft in zijn openbare vergadering van 20 december 2011 de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Westland 2012 (hierna de Verordening afvalstoffenheffing 2012) vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 januari 2012 en is bekendgemaakt in het Gemeenteblad “Het hele Westland” van 29 december 2011.
De Verordening afvalstoffenheffing 2012 luidt, voor zover hier van belang:
Ingevolge artikel 15.33, lid 2, onder c, van de Wet milieubeheer wordt het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld (…).
Zoals hiervoor onder 10 is overwogen dient eiseres te worden aangemerkt als degene die de percelen [a-straat] [1], [3] en [2] volgtijdig ter beschikking heeft gesteld in het jaar 2012. Nu niet is weersproken dat voor deze percelen een inzamelplicht als bedoeld in de Wet milieubeheer bestaat heeft verweerder terecht en ook overigens naar een juist tarief, de aanslagen afvalstoffenheffing 2012 aan eiseres mogen opleggen.
Het door eiseres gestelde aangaande de mogelijke kwijtschelding van de aanslagen indien deze aan de bruikleennemers (studenten) zouden zijn opgelegd doet niet af aan verweerders bevoegdheid tot het opleggen van bovengenoemde aanslagen aan eiseres.
Terecht stelt verweerder zich op het standpunt dat de heffing van belastingen en de invordering daarvan naar hun aard verschillende zaken zijn.
Gelet op het voorgaande dient het beroep voor zover gericht tegen de aanslagen rioolheffing met betrekking tot het object [a-straat] [4] voor de jaren 2011 en 2012 en de aanslag afvalstoffenwet voor het jaar 2012 gegrond te worden verklaard. Het beroep gericht tegen de overige aanslagen dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ten aanzien van de aanslagen rioolheffing met betrekking tot het object [a-straat] [4] voor de jaren 2011 en 2012 en de aanslag afvalstoffenwet opgelegd voor dit object voor het jaar 2012 gegrond;
- vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt deze aanslagen en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.