Rechtbank Den Haag, 07-05-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5606, SGR 13/9325
Rechtbank Den Haag, 07-05-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5606, SGR 13/9325
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 7 mei 2014
- Datum publicatie
- 7 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2014:5587
- Zaaknummer
- SGR 13/9325
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft in 2012 aan haar werknemer een loon uitbetaald van meer dan € 150.000. Over het tijdvak maart 2013 heeft eiseres op grond van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 de zogenoemde pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen over het loon van 2012 voor zover dat meer bedroeg dan
€ 150.000. Verweerder heeft het tegen die afdracht ingediende bezwaar afgewezen.
Eiseres bestrijdt de afdracht omdat de heffing in strijd zou zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat bij de pseudo-eindheffing hoog loon geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht zoals geformuleerd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Eiseres heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een individuele en buitensporige last.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/9325
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 mei 2014 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
13/9325
Procesverloop
Eiseres heeft op 8 april 2013 voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan naar een te betalen bedrag van in totaal € 28.839. Verweerder heeft het bedrag ontvangen op 29 april 2013. Het bedrag bestaat onder meer uit € 14.712 aan pseudo-eindheffing hoog loon.
Eiseres heeft tegen de afdracht van de pseudo-eindheffing hoog loon bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak van 9 oktober 2013 het bezwaar afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014.
Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B], [C] en [D], tot bijstand vergezeld van [E], [F], [G], [H] en [I]. Het proces-verbaal van de zitting is aan de uitspraak gehecht.
Overwegingen
Feiten
Eiseres houdt zich bezig met activiteiten op het gebied van management en advisering. De aandelen in eiseres worden gehouden door [J] B.V., waarvan de aandelen worden gehouden door [K]. Laatstgenoemde is tevens bestuurder en enig werknemer van eiseres.
Eiseres en [J] B.V. vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De door de fiscale eenheid in de aangifte vennootschapsbelasting voor 2012 aangegeven winstreserves bedroegen € 954.694, de netto-omzet bedroeg € 420.716 en het resultaat (voor belastingen) bedroeg € 31.429.
De winst- en verliesrekening van eiseres geeft het volgende beeld.
2012 |
2013 |
|
Bruto-omzet |
402.923 |
200.288 |
Bedrijfslasten |
299.985 |
240.225 |
Netto-omzet |
102.938 |
- 39.937 |
Saldo financiële baten en lasten |
- 7.983 |
- 10.208 |
Resultaat voor belastingen |
94.955 |
-50.145 |
Eiseres heeft in 2012 aan haar werknemer een loon uitbetaald van € 241.953. In dit bedrag is een tantième begrepen van € 80.000, welke in februari 2012 aan de werknemer is toegekend. Ingevolge het bepaalde in artikel 32bd van de Wet op de Loonbelasting 1964 (de Wet) was zij hierover in maart 2013 pseudo-eindheffing hoog loon verschuldigd ten bedrage van ((€ 241.953 – € 150.000) x 16% =) € 14.712. Eiseres heeft dit bedrag op aangifte afgedragen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afdracht is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of de pseudo-eindheffing hoog loon in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (EP).
Eiseres beantwoordt deze vraag bevestigend. Zij is van mening dat sprake is van strijd met artikel 1 van het EP omdat, naar zij stelt, sprake is van terugwerkende kracht in de wetgeving. Ten tijde van de toekenning van de tantième was niet te voorzien dat er een pseudo-eindheffing hoog loon zou worden ingevoerd. Was dit wel het geval geweest dan was de tantième niet voor dit bedrag vastgesteld. Ook het salaris van de werknemer is in februari 2012 vastgesteld, zodat eiseres bij de vaststelling daarvan eveneens geen rekening heeft kunnen houden met de invoering van deze heffing. De eindheffing is daarom een onvoorziene kostenpost. Eiseres stelt voorts dat de pseudo-eindheffing hoog loon een disproportioneel middel is om het gestelde doel te bereiken. Bovendien vormt de eindheffing voor haar een individuele en buitensporige last.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de af te dragen loonheffingen met € 14.712.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Eiseres neemt het standpunt in dat de pseudo-eindheffing hoog loon in strijd is met artikel 1 van het EP omdat sprake is van terugwerkende kracht in de wetgeving. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 1 van het EP luidt:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”
Artikel 1 van het EP brengt in de eerste plaats mee dat elke maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast, waaronder de heffing van belasting, “lawful” moet zijn. Dit houdt in dat de inbreuk een basis dient te hebben in het nationale recht, dat dit toepasselijke nationale recht voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar moet zijn in de uitoefening en dat de inbreuk vergezeld dient te gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid biedt tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die inbreuk. Naar het oordeel van de rechtbank is hieraan voldaan.
Artikel 1 van het EP brengt voorts mee dat een inbreuk op het ongestoord genot van eigendom slechts is toegestaan als er een redelijke mate van evenredigheid bestaat tussen de daartoe in het algemeen belang gebruikte middelen en het legitieme doel dat daarmee wordt nagestreefd. Dit vereist het bestaan van een redelijke verhouding (“fair balance”) tussen het algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Waar het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keus van de middelen om dit belang te dienen, komt aan de wetgever op het terrein van het belastingrecht een ruime beoordelingsvrijheid toe. Die marge wordt overschreden indien de wetgever een belastingmaatregel treft die elke redelijke grond ontbeert. Van een redelijke verhouding is bovendien geen sprake indien de betrokken persoon wordt getroffen door een individuele en buitensporige last.
De achtergrond van de pseudo-eindheffing hoog loon is gelegen in budgettaire maatregelen om het Nederlandse begrotingstekort terug te brengen. Het begrotingstekort diende in 2013 teruggebracht te zijn tot 3% van het bruto binnenlands product, op straffe van een boete die kon oplopen tot € 1,2 miljard. Op 25 mei 2012 kwam het Ministerie van Financiën met een nieuwsbericht over de Voorjaarsnota 2012 en het Begrotingsakkoord 2013. Hierin is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Door nieuwe onzekerheden en tegenvallende economische ontwikkelingen dreigden de overheidsfinanciën voor 2013 verder te verslechteren. Zonder ingrijpen zou het EMU-tekort uitkomen op 4,4 procent en de schuld toenemen tot 76 procent in 2015 en daarna verder blijven stijgen. Door constructieve samenwerking van parlement en kabinet is er een begrotingsakkoord gesloten voor 2013 dat het EMU-tekort terugdringt naar 3 procent.
(…)
Het akkoord versterkt de economische groei en verbetert de werking van de woning- en arbeidsmarkt. Er wordt een aantal grote hervormingen in gang gezet die de economische structuur versterken en de overheidsfinanciën verbeteren. Het gaat daarbij om de modernisering van de arbeidsmarkt (hervorming van WW en ontslagrecht), het versneld verhogen van de pensioenleeftijd (geleidelijk vanaf 2013), de hervorming van de woningmarkt (annuïtair aflossen in 30 jaar voor nieuwe hypotheken, structureel lagere overdrachtsbelasting, verhuurdersbelasting) en efficiëntere zorgverlening (hervorming AWBZ, verhoging eigen risico). De totale omvang van de maatregelen in het pakket is
12,4 miljard in 2013. Het gaat om ingrijpende maatregelen, die iedereen in Nederland zullen raken. De koopkrachteffecten zijn stevig, maar evenwichtig over huishoudens verdeeld.”
Het Begrotingsakkoord 2013, dat op 26 april 2012 tot stand is gekomen, is op
25 mei 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het akkoord behelst een pakket van hervormingen, ombuigingen en lastenmaatregelen.
De fiscale maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 zijn nader uitgewerkt in het wetsvoorstel Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 dat op 4 juni 2012 is ingediend bij de Tweede Kamer.
De Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is op 17 juli 2012 opgenomen in het Staatsblad en is op 18 juli 2012 in werking getreden.
Eén van de maatregelen opgenomen in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is de (tijdelijke) pseudo-eindheffing hoog loon, welke heffing met ingang van 1 januari 2013 is opgenomen in artikel 32bd van de Wet. Ingevolge deze bepaling is de inhoudingsplichtige een eindheffing verschuldigd over het loon van zijn werknemers waarover in 2012 met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet belasting is geheven, voor zover dat loon meer bedroeg dan € 150.000.
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 3, p. 22) bij de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is vermeld:
“(…) Zoals uit het voorgaande volgt wordt voor de berekening van het bedrag dat de inhoudingsplichtige moet afdragen uitgegaan van het loon dat de werknemer in het kalenderjaar 2012 heeft genoten. Dit is zo gedaan om in het kader van het Begrotingsakkoord 2013 al in het kalenderjaar 2013 de pseudo-eindheffing te kunnen effectueren. Indien voor de berekening van de pseudo-eindheffing het loon over het kalenderjaar 2013 zou worden gebruikt, zou de heffing pas in 2014 kunnen worden berekend en afgedragen.”
In de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 7, p. 16) bij de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is vermeld:
“De leden (...) vragen naar de overwegingen om te kiezen voor een werkgeversheffing en waarom het invoeren van een vijfde schijf een probleem zou zijn. In dat laatste geval zou de heffing ook gelden voor hoge inkomens van winstgenieters en van belastingplichtigen die resultaat uit overige werkzaamheden genieten. In het nader rapport is aangegeven dat een nieuwe vijfde schijf (vanaf € 150.000) met een hoger tarief dan het huidige toptarief van 52% ertoe leidt dat Nederland in internationale vergelijkingen met andere (Europese) landen minder positief naar voren komt dan zonder een dergelijk toptarief boven de 52%. Vanwege de consequenties voor het vestigingsklimaat in Nederland van een dergelijk hoog tarief in de inkomstenbelasting is hiervoor niet gekozen en is gekozen voor een methode van heffing waarbij dat algemeen geldende toptarief in de inkomstenbelasting niet behoeft te worden ingevoerd en toch de voor de begrotingsproblematiek noodzakelijke opbrengst wordt gegenereerd als een eenmalige crisisbijdrage in het jaar 2013.”
Tijdens de parlementaire behandeling heeft de Staatssecretaris van Financiën opgemerkt (Handelingen EK 2011/12, 33 287, 30 juli 2012, 37-7-63):
“De werkgeversheffing over hoog loon is een eenmalige heffing die per 1 januari 2013 in werking treedt en die wordt geheven over het loon waarvan het fiscale genietingsmoment in 2013 is gelegd. Er is dus geen sprake van terugwerkende kracht. Wel wordt de werkgeversheffing berekend aan de hand van het loon van de werknemers van die werkgever in het jaar 2012. Dat is gedaan uit het oogpunt van eenvoud van de uitvoering, maar vooral ook om ontwijkgedrag te voorkomen.”
Zoals hiervoor is vermeld, dreigde voor 2013 het begrotingstekort uit te komen boven de norm van 3 procent van het bruto binnenlands product met mogelijke maatregelen vanuit Brussel (een boete oplopend tot 1,2 miljard euro) als gevolg. In dat kader hebben het kabinet en parlement een pakket aan maatregelen getroffen om het begrotingstekort terug te dringen. De keuze voor het getroffen fiscale pakket aan maatregelen is naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek een keuze die ligt op het terrein van de wetgever. Het is immers aan de wetgever om die maatregelen te kiezen die hij in dit verband nodig acht. De pseudo-eindheffing hoog loon is slechts één onderdeel van het pakket aan maatregelen zoals neergelegd in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingstekort 2013. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met de pseudo-eindheffing hoog loon een goed uitvoerbare heffing voor ogen had die opbrengsten genereerde in 2013. Voor het bekeken alternatief, invoering van een vijfde schijf in de inkomstenbelasting voor inkomens boven de € 150.000, is niet gekozen gelet op de verwachte nadelige effecten daarvan op het vestigingsklimaat (zie hiervoor onder 20 en Kamerstukken I 2011/12, 33 287, D, p. 18). In de afdracht van de pseudo-eindheffing hoog loon waarvoor – kort gezegd – de grondslag het loon uit 2012 vormt, zijn aspecten van terugwerkende kracht te onderkennen. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat de wetgever met de vormgeving van de pseudo-eindheffing hoog loon, welke heffing verschuldigd is door de werkgever over het door een werknemer in 2012 genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking indien en voor zover dat meer bedraagt dan € 150.000, is gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. Van de pseudo-eindheffing hoog loon kan niet worden gezegd dat zij elke redelijke grond ontbeert.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij wordt getroffen door een individuele en buitensporige last, oordeelt de rechtbank dat eiseres dit, gelet op de hoogte van de heffing ad € 14.712 en de omvang van de in de fiscale eenheid aanwezige winstreserves, ultimo 2012 ter grootte van € 954.694, niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat eiseres, naar zij stelt, de pseudo-eindheffing hoog loon niet aan haar klanten kan doorberekenen, wat daar ook van zij, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Obbink-Reijngoud, voorzitter, en mr. S.E. Postema en mr. J.W. van den Berge, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: