Home

Rechtbank Den Haag, 13-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13060, C/09/497465 / KG ZA 15-1522

Rechtbank Den Haag, 13-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13060, C/09/497465 / KG ZA 15-1522

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
13 november 2015
Datum publicatie
17 november 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:13060
Zaaknummer
C/09/497465 / KG ZA 15-1522

Inhoudsindicatie

Kort geding. Afwijzing vordering verbod tenuitvoerlegging vervangende hechtenis in kader van schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/497465 / KG ZA 15-1522

Vonnis in kort geding van 13 november 2015

in de zaak van

[eiser] ,

thans gedetineerd te [plaats] , gemeente [de gemeente] ,

eiser,

advocaat mr. F.E.L. Teerling te Heerlen,

tegen:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(ministerie van Veiligheid en Justitie),

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. R.G.J. Gehring te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ' [eiser] ' en 'de Staat'.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, met producties;

- de brief van de Staat van 3 november 2015, met producties;

- de op 4 november 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Bij onherroepelijk verstekvonnis van 2 december 2011 van de rechtbank Maastricht is [eiser] - wegens oplichting, verduistering en diefstal - veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn hem schadevergoedingsmaatregelen opgelegd tot een totaalbedrag van € 77.601,98, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het maximaal aantal dagen voorlopige hechtenis van 365.

2.2.

De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregelen is overgedragen aan het

Centraal Justitieel Incassobureau (hierna 'het CJIB'). Het CJIB heeft [eiser] door middel van een acceptgiro op 16 januari 2012 aangeschreven ter voldoening van de opgelegde bedragen.

2.3.

Met het oog op de schadevergoedingsmaatregelen zijn tussen [eiser] en het CJIB de navolgende vier betalingsregelingen tot stand gekomen:

(i) op 5 juni 2012: €125,-- per maand gedurende zes maanden;

(ii) op 5 december 2012: € 150,-- per maand gedurende zes maanden;

(iii) op 25 juni 2013: € 75,-- per maand gedurende drie maanden;

(iv) op 4 juni 2014: € 700,-- per maand gedurende twaalf maanden, te vermeerderen met het vakantiegeld waarop [eiser] recht heeft.

2.4.

De hiervoor onder (iv) vermelde regeling is vastgelegd in een brief van het CJIB van 4 juni 2014. Deze luidt als volgt:

"In uw brief van 27 mei 2014 vraagt u om een betalingsregeling.

Ik sta een voorlopige betalingsregeling toe die bestaat uit 12 maandelijkse termijnen van € 700,00. Tevens dient u zoals u zelf aangeeft, het vakantiegeld over te maken.

Het eerste termijnbedrag moet uiterlijk op 4 juli 2014 zijn bijgeschreven op (…) De volgende termijnbedragen moeten iedere maand uiterlijk op de 4e op onze rekening zijn bijgeschreven.

Als een termijnbedrag niet op tijd is bijgeschreven, vervalt de betalingsregeling. Het dan nog openstaande bedrag moet u in dat geval in één keer betalen.

Na deze voorlopige betalingsregeling moet u het dan nog openstaande bedrag in één keer betalen. Wilt u opnieuw in aanmerking komen voor een betalingsregeling, dan moet u voor 4 juni 2015 een nieuw voorstel doen. Stuur bij uw voorstel alle informatie over uw inkomsten en uitgaven mee.

Als er een wijziging plaatsvindt in uw financiële situatie, moet u ons hierover schriftelijk informeren. Als u dit nalaat of onjuiste gegevens verstrekt, kunnen wij deze betalingsregeling beëindigen."

2.5.

De hiervoor vermelde regelingen sub (i) tot en met (iii) zijn nagekomen door [eiser] ; de regeling sub (iv) in het geheel niet.

2.6.

Het CJIB heeft zowel eerste als tweede aanmaningen verzonden aan [eiser] . Op 8 oktober 2014 heeft het CJIB een waarschuwing arrestatiebevel doen uitgaan. Na het uitblijven van betaling is deze gevolgd door een arrestatiebevel.

2.7.

[eiser] is met ingang van 26 juni 2015 gedetineerd in het kader van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.

2.8.

Bij brief van 5 augustus 2015 heeft [eiser] aan het CJIB verzocht een betalingsregeling toe te staan van € 300,-- per maand.

2.9.

Bij brief van 11 augustus 2015 heeft het CJIB aan [eiser] bericht dat een betalingsregeling niet meer is toegestaan, omdat de zaak inmiddels is aangeboden aan de penitentiaire inrichting in verband met de executie van de vervangende hechtenis. Daaraan voegt het CJIB nog wel toe dat het bereid is een reëel afbetalingsvoorstel in overweging te nemen, mits daarbij een substantieel deel van de schadevergoedingsmaatregelen (van minimaal € 60.000,--) ineens wordt voldaan.

2.10.

Ter zake van de schadevergoedingsmaatregelen staat op dit moment nog open een bedrag van € 103.172,72.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert de Staat - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te verbieden de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.

3.2.

Daartoe voert [eiser] - samengevat - het volgende aan.

De Staat handelt onrechtmatig door over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de aan de schadevergoedingsmaatregelen verbonden vervangende hechtenis. Daarvoor is allereerst van belang dat [eiser] geen draagkracht heeft om de opgelegde schadevergoedingen te voldoen. Doordat [eiser] - als gevolg van miscommunicatie met zijn toenmalige raadsman - verstek heeft laten gaan, heeft de strafrechter daarmee destijds geen rekening gehouden, althans kunnen houden. Indien dat wel was gebeurd, zou anders zijn geoordeeld. Daarnaast heeft het CJIB er - anders dan [eiser] - niet alles aan gedaan om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te voorkomen. Tot slot is de executie van de vervangende hechtenis buitenproportioneel. Een afweging van de belangen tussen partijen moet in het voordeel van [eiser] uitvallen. De Staat weigert ten onrechte in te gaan op het aanbod van [eiser] om een nieuwe betalingsregeling te treffen.

3.3.

De Staat voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing