Home

Rechtbank Den Haag, 17-09-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13399, AWB - 14 _ 10830

Rechtbank Den Haag, 17-09-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13399, AWB - 14 _ 10830

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 september 2015
Datum publicatie
21 december 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:13399
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10830

Inhoudsindicatie

Eiseres exploiteert een uitzendbureau dat arbeidskrachten, veelal van Poolse afkomst, ter beschikking stelt aan ondernemingen in (onder meer) de voedingsindustrie. In 2011 en 2012 zijn enkele tientallen werknemers van eiseres geselecteerd voor het volgen van de BBL-opleiding Assistent medewerker voedingsindustrie met Nederlands als Tweede Taal, welke opleiding werd verzorgd SVO Opleidingen te Houten. Eiseres heeft de afdrachtvermindering onderwijs toegepast voor haar werknemers. Verweerder stelt dat eiseres daar geen recht op had en heeft haar een naheffingsaanslag opgelegd. Volgens de rechtbank heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat de werknemers stonden ingeschreven voor deze opleiding en dat zij aanwezig zijn geweest bij lessen Nederlands en maar heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de werknemers voor ten minste 60% van de studieduur de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd die hoort bij de beroepsbegeleidende leerweg van de opleiding. Omdat taallessen behoren tot educatie en niet tot beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs, is niet voldaan aan de wettelijke eis dat de BBL voor minimaal 60% uit een praktijkdeel moet bestaan. Eiseres heeft dus geen recht op de afdrachtvermindering en de naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Beroep voor wat betreft de afdrachtvermindering ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/10830

(gemachtigde: A. Rehorst),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 24 april 2013 aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 28 februari 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 4.584 alsmede een verzuimboete van € 458 opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2015.

Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde en [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon B], [persoon C] en [persoon D].

Namens eiseres is ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan zijn overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van [Y] BV met zaaknummers SGR 14/10832, SGR 14/10833 en SGR 14/10835.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres exploiteert een uitzendbureau dat arbeidskrachten ter beschikking stelt aan ondernemingen in (onder meer) de voedingsindustrie. In het jaar 2013 waren bij eiseres gemiddeld ongeveer 200 tot 250 werknemers in dienst.

2. In 2011 en 2012 zijn enkele tientallen werknemers van eiseres, voornamelijk werknemers van Poolse afkomst, geselecteerd voor het volgen van de BBL-opleiding Assistent medewerker voedingsindustrie met Nederlands als Tweede Taal (de opleiding). De opleiding werd verzorgd onder verantwoordelijkheid van en in samenwerking met de onderwijsinstelling [onderwijsinstelling X] ([onderwijsinstelling X]) te [vestigingsplaats].

3. Op 15 februari 2011 heeft eiseres (destijds nog genaamd: [Y] BV) met [onderwijsinstelling X] een overeenkomst (de overeenkomst) gesloten. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

“Uitgangssituatie

Een toenemend aantal medewerkers in de voedingsindustrie is van niet-Nederlandse afkomst. Hun beheersing van de Nederlandse taal is vaak onvoldoende en kan voor ongewenste situaties op de werkvloer zorgen. De opleiding Assistent medewerker voedingsindustrie, met daarin NT-2 (BBL niveau 1) van [onderwijsinstelling X] kan dan uitkomst bieden. NT-2 heeft als doel het taalniveau van de deelnemers te verhogen, hen Nederlandse vakwoorden te leren en hen sociaal sterker te maken. Uniek daarbij is dat [onderwijsinstelling X] uitgaat van de wensen en uitgangspunten van het bedrijf en het taalniveau van de deelnemers.

De uitgangspunten van het bedrijf worden besproken in een intakegesprek en het niveau van de deelnemers wordt vastgesteld door middel van een intaketoets.

Het komende jaar wil [X] investeren in het opleidingsniveau van haar medewerkers om zo de kwaliteit ook voor de toekomst te kunnen waarborgen. Communicatie in de Nederlandse taal is hierbij een belangrijk speerpunt. [X] wil samen met [onderwijsinstelling X] als opleidingspartner de komende periode een of meerdere groepen medewerkers deze opleiding aanbieden.

Overeenkomst [X] en [onderwijsinstelling X]

Voorwaarden voor deelname aan een BBL opleiding op maat:

Rechtsmiddel