Home

Rechtbank Den Haag, 16-03-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:3166, AWB - 14 _ 9056

Rechtbank Den Haag, 16-03-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:3166, AWB - 14 _ 9056

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
16 maart 2015
Datum publicatie
3 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:3166
Zaaknummer
AWB - 14 _ 9056
Relevante informatie
Wet op de Ruimtelijke Ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2008] [Regeling ingetrokken per 2008-07-01] art. 19

Inhoudsindicatie

Aan eiseres is met dagtekening 22 juli 2009 een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 15.000 (Aanslag A).

Met dagtekening 1 februari 2010 is een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 295.526,75 (Aanslag B). In geschil is of verweerder aanslag B mocht opleggen.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/9056

(gemachtigde: mr. P.F. van der Muur),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 22 juli 2009 een kennisgeving toegezonden waarbij leges in rekening zijn gebracht ten bedrage van € 15.000 (aanslag A).

Met dagtekening 1 februari 2010 heeft verweerder aan eiseres een kennisgeving toegezonden waarbij leges in rekening zijn gebracht ten bedrage van € 295.526,75 (aanslag B).

Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen aanslag B.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag B gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting voor de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op

20 januari 2015. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen tot bijstand vergezeld door[gemachtigden]. Namens verweerder is verschenen [naam].

Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Met toestemming van partijen is een zitting voor de meervoudige kamer achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. De aanslagen A en B zijn gebaseerd op de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008’ (de legesverordening) en de daarbij behorende tarieventabel 2008 (de tarieventabel) vastgesteld door de Raad van de gemeente Leiden op 20 december 2007.

2. Artikel 2 van de legesverordening luidt als volgt:

“Belastbaar feit

Onder de naam “leges” worden rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.”

3. Artikel 5, eerste lid, van de legesverordening luidt als volgt:

“Tarieven

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.”

4. Hoofdstuk 5 van de tarieventabel luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“5.1 Bouwvergunningen

5.1.1.

5.1.1. Algemeen

Op grond van onderdeel 5.1 worden leges geheven voor het in behandeling nemen van aanvragen tot beoordeling van een:

 lichte bouwvergunning;

 reguliere bouwvergunning;

 bouwvergunning eerste fase;

 bouwvergunning tweede fase;

 wijziging bouwvergunning eerste fase;

Wanneer de gemeente deze aanvragen in behandeling neemt, toetst zij onder meer op criteria die geformuleerd staan in het bestemmingsplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit. Ook zijn bij deze leges standaard de kosten inbegrepen die samenhangen met een reguliere toets aan welstandscriteria.

(…)

5.1.5.

5.1.5. Aanvraag bouwvergunning eerste fase

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verlenen van een reguliere bouwvergunning eerste fase:

50% van het legesbedrag dat voortvloeit uit onderdeel 5.1.4 berekende bedrag, met een minimum van € 83,75.

(…)

5.2

5.2 Verhoging/aanvullende leges

5.2.1

5.2.1 Algemeen

Wanneer de gemeente in het kader van de behandeling van de aanvraag bouwvergunning een extra toets moet uitvoeren voordat een besluit over het verlenen van de vergunning kan worden genomen, worden de leges genoemd in onderdeel 5.1 verhoogd, dan wel worden apart hogere leges geheven.

(…)

5.2.5

5.2.5 Vrijstelling geldende bestemmingsplan artikel 19, tweede lid, WRO

Het van toepassing zijnde tarief op grond van paragraaf 5.1 wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend met toepassing van artikel 19 tweede lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, verhoogd met: -0,60% van de bouw- en aanlegkosten met een minimumtarief van € 83,75 en een maximum van € 15.000,00

(…)”

5. Eiseres heeft op 25 juni 2008 een aanvraag bouwvergunning eerste fase ingediend voor het bouwen van een nieuw zorggebouw en het verbouwen van het bestaande zorggebouw. De totale bouwkosten bedroegen € 31.700.000 exclusief BTW. Verweerder heeft aan deze aanvraag het dossiernummer BV [nummer] toegekend.

6. Verweerder heeft eiseres bij brief van 14 juli 2009 meegedeeld dat een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) moest worden verleend voordat de aanvraag bouwvergunning eerste fase kon worden ingewilligd.

7. Als omschrijving staat op de aanslag A het volgende vermeld:

“Leges.

Artikel 19 lid 2 WRO € 15.000Procedure [nummer][adres]”.

8. Op 29 januari 2010 is aan eiseres de bouwvergunning eerste fase verleend.

9. Op aanslag B staat als omschrijving het volgende vermeld:

“Betaling leges aanvraag bouwvergunning betreffende nieuwbouw zorggebouw 2 en herindelen zorggebouw 1[adres].

In behandeling nemen bouwaanvraag 295.408,00

Beoordeling milieukundig bodemrapport 118,75

Totaal € 295.526,75”

Geschil 10. In geschil is of verweerder aanslag B mocht opleggen.

11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat aanslag B een tweede primitieve aanslag is. Nadat aanslag A was opgelegd, waren de heffingsmogelijkheden van verweerder uitgeput en mocht aanslag B niet meer worden opgelegd.

12. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van aanslag B.

13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met legesnota A alleen de kosten voor de vrijstelling in het kader van artikel 19, tweede lid, WRO in rekening zijn gebracht. Aanslag A ziet niet op het in behandeling nemen van de aanvraag van de bouwvergunning. Aanslag B is daarom terecht opgelegd.

14. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

15. Uit artikel 2 van de legesverordening in samenhang met onderdeel 5.1.1 van de tarieventabel volgt dat het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning (de aanvraag) een belastbaar feit is. Uit de op de aanslag B opgenomen omschrijving blijkt dat deze is opgelegd ter zake van voornoemd belastbaar feit.

16. Uit onderdeel 5.2.5 van de tarieventabel volgt dat aanslag B verhoogd had kunnen worden met de leges die zijn verschuldigd ter zake van de extra toets in verband met de vrijstelling van artikel 19, tweede lid, WRO. Dat verweerder er in onderhavig geval voor heeft gekozen dit laatste legesbedrag afzonderlijk in rekening te brengen op aanslag A, maakt niet dat aanslag B geacht moet worden niet te zijn opgelegd voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Evenmin volgt daaruit dat, zoals eiseres stelt, aanslag A is opgelegd ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag.

17. Uit de op de aanslag A opgenomen tekst blijkt dat deze enkel en alleen is opgelegd in het kader van de gevolgde procedure op grond van artikel 19, tweede lid, WRO. Dat op aanslag A wordt verwezen naar het dossiernummer van de aanvraag, leidt niet tot een ander oordeel. De extra toetsing in verband met de vrijstelling van artikel 19, tweede lid van de WRO had immers eveneens betrekking op dit bouwplan. De rechtmatigheid van aanslag A staat in dit geding niet ter beoordeling.

18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel