Home

Rechtbank Den Haag, 22-05-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:7733, AWB - 14 _ 10472

Rechtbank Den Haag, 22-05-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:7733, AWB - 14 _ 10472

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 mei 2015
Datum publicatie
15 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:7733
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10472
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 15

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Pro-rataregeling.

Eiseres verricht belaste en onbelaste prestaties. In geschil is hoe een aan haar in rekening gebrachte managementfee, waarop ten onrechte de verlegginsregeling is toegepast, moet worden betrokken in de pro-rataregeling.

De rechtbank oordeelt dat de splitsingsregels niet alleen gelden voor de OB die aan de ondernemer op een factuur in rekening is gebracht, maar ook voor de OB waarvan de heffing naar de ondernemer is verlegd en die door de ondernemer als voorbelasting in aftrek wordt gebracht. Omdat eiseres de OB over de managementfee als af te dragen OB heeft aangegeven en als voorbelasting in aftrek heeft gebracht, dient de managementfee voor de pro-rataregeling daarom te worden aangemerkt als de vergoeding voor een dienst ter zake waarvan belasting is geheven. Dat de verleggingsregeling ten onrechte is toegepast en dit niet wordt gecorrigeerd, maakt dit niet anders. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/10472

(gemachtigde: mr. T.J. Wintermans),

en

[P] , verweerder.

Procesverloop

Voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter grootte van € 43.818 en bij beschikking € 4.393 heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 28.808 en de heffingsrente tot € 2.765.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2015 te Den Haag.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [vertegenwoordiger 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 3], bijgestaan door [naam].

Overwegingen

Feiten

1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit projectontwikkeling. In verband daarmee houdt zij zich bezig met de aan- en verkoop van onroerende zaken, het ontwikkelen van bedrijfsunits en de aankoop van monumentale panden die na verbouwing weer worden verkocht. Met deze activiteiten is eiseres ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). In die hoedanigheid verricht eiseres zowel belaste als vrijgestelde prestaties.

2. Enig aandeelhouder van eiseres is [BV 1] De aandelen in D Beheer worden gehouden door [BV 2] en [BV 3] elk voor vijftig procent. B Beheer en R Beheer voeren de directie over eiseres en brengen daarvoor aan eiseres een beheersvergoeding (de managementfees) in rekening. Op de facturen waarmee de managementfees in rekening zijn gebracht, staat vermeld “BTW 19% verlegd”. Eiseres heeft gedurende het naheffingstijdvak in haar aangiften deze belasting als door haar verschuldigde belasting aangegeven en in dezelfde aangiften volledig als voorbelasting in aftrek gebracht. Aldus heeft zij de verleggingsregeling toegepast.

3. Op 28 november 2012 is verweerder begonnen aan een boekenonderzoek bij eiseres. Onderzocht werd de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011. Op 15 mei 2013 is het controlerapport uitgebracht, dat in kopie tot de gedingstukken behoort. In het controlerapport is onder meer vermeld dat de belasting over verbouwingstermijnen niet als voorbelasting aftrekbaar is omdat de desbetreffende leveringen zijn vrijgesteld, dat ter zake van de managementfees ten onrechte de verleggingsregeling is toegepast en dat eiseres heeft verzuimd om artikel 11, eerste lid, onderdeel c (pro-rataregeling), van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de Uitvoeringsbeschikking) toe te passen.

4. Op basis van de bij het boekenonderzoek opgedane bevindingen heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Het op de naheffingsaanslag te betalen bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:

Suppletie over 2010 € 4.336

Na te heffen belasting ter zake van verbouwing en levering

van appartementen € 13.964

Toepassing van de pro-rataregeling € 25.518

Totaal € 43.818

Verweerder heeft bij eiseres, R Beheer en B Beheer geen correcties doorgevoerd voor de op de managementfees toegepaste verleggingsregeling.

5. Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. In zijn brief van 18 september 2014 heeft verweerder aangekondigd dat hij gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet zal komen en dat hij de naheffingsaanslag zal verminderen tot € 30.022. Die vermindering zou voor € 11.588 bestaan uit de teruggave van door eiseres ten onrechte in verband met de verbouwing en levering van de appartementen op aangifte betaalde omzetbelasting. Bij de uiteindelijke uitspraak op bezwaar is verweerder echter niet uitgegaan van het bedrag van € 11.588 maar van het in dit kader door eiseres bepleite bedrag van € 12.702 en is de naheffingsaanslag verminderd tot € 28.808. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd erkend dat op dit punt verweerder geheel aan het bezwaar is tegemoet gekomen en zij heeft verklaard dat dit punt daarom niet langer in geschil is.

Geschil 6. In geschil is uitsluitend de correctie inzake de pro-rataregeling. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de managementdiensten van B Beheer en R Beheer diensten zijn ter zake waarvan omzetbelasting is geheven en voorbelasting in aftrek is gebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat de managementfees vergoedingen zijn voor diensten die door eiseres voor zowel belaste als vrijgestelde prestaties worden gebruikt (algemene kosten). De voor de pro‑rataregeling te volgen berekeningsmethodiek is ook niet in geschil en evenmin dat voor het jaar 2008 een aftrekpercentage geldt van 85 en voor het jaar 2009 een aftrekpercentage van 40.

7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat nu verweerder het toepassen van de verleggingsregeling heeft geaccepteerd, de managementfees moeten worden aangemerkt als kosten zonder omzetbelasting en daarom bij de pro‑rataberekening buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het in verband met de pro-rataregeling na te heffen bedrag dient volgens eiseres daarom te worden verminderd tot € 6.467.

8. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag.

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de naar haar verlegde omzetbelasting volledig als voorbelasting in aftrek heeft gebracht en dat er geen reden is de managementfees bij de pro-rataberekening buiten beschouwing te laten.

10. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

11. Op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet OB, valt onder de belasting die de ondernemer in aftrek kan brengen (de voorbelasting) ook de belasting die hij in het desbetreffende tijdvak zelf verschuldigd is geworden ter zake van aan hem verrichte leveringen en diensten waarvan de heffing van omzetbelasting naar hem is verlegd. Op grond van artikel 15, zesde lid, van de Wet OB vindt de aftrek van de voorbelasting plaats volgens de in artikel 11 van de Uitvoeringsbeschikking uiteengezette splitsingsregels. Deze splitsingsregels gelden niet alleen voor de omzetbelasting die aan de ondernemer op een factuur in rekening is gebracht, maar ook voor de omzetbelasting waarvan de heffing naar de ondernemer is verlegd en die door de ondernemer als voorbelasting in aftrek wordt gebracht.

12. Vast staat dat eiseres de ter zake van de managementfees verschuldigde belasting als door haar verschuldigde belasting heeft aangegeven en dat zij die tevens als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Anders dan eiseres stelt, is dus geen sprake van prestaties waarover geen belasting is berekend en waarvoor geen aftrek van voorbelasting heeft plaatsgevonden. Gezien hetgeen is overwogen in 11 moeten bij toepassing van de pro-rataregeling de managementfees dan ook worden aangemerkt als diensten ter zake waarvan belasting is geheven. Dat de verleggingsregeling in onderhavig geval ten onrechte is toegepast, maakt dat niet anders. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de managementfees algemene kosten vormen, kan eiseres de daarover berekende en van haar geheven omzetbelasting slechts gedeeltelijk als voorbelasting in aftrek brengen. Het gelijk is daarom aan verweerder.

13. Eiseres stelt dat verweerder door het niet corrigeren van de facturen inzake de managementfees bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat het hier om kosten gaat waarover geen omzetbelasting is verschuldigd en dat om die reden deze facturen bij de pro-rataberekeningen buiten beschouwing moeten blijven. Eiseres leidt dit af uit de volgende passage in onderdeel 3.6.1. van het controlerapport:

“Op de facturen wordt ten onrechte de verleggingsregeling omzetbelasting toegepast. (…) Ik heb de belastingplichtige erop gewezen dat voor deze prestatie btw berekend moet worden en dat hij deze facturen in het vervolg niet mag accepteren”.

Naar het oordeel van de rechtbank behelst deze passage slechts de mededeling dat sprake is van onjuiste facturen en heeft eiseres daaraan niet het vertrouwen kunnen en mogen ontlenen dat verweerder, in strijd met de wet, de prestaties waarop ten onrechte de verleggingsregeling is toegepast als niet belast zou aanmerken. Temeer niet daar direct volgend op bovenvermeld citaat in het controlerapport staat:

“Met de beperking van de vooraftrek heeft belastingplichtige geen rekening gehouden.”

Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt daarom.

14. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de heffingsrente en ook overigens is niet gebleken dat de heffingsrente ten onrechte of op een te hoog bedrag is berekend.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel