Home

Rechtbank Den Haag, 07-07-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8691, AWB - 14 _ 11245

Rechtbank Den Haag, 07-07-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8691, AWB - 14 _ 11245

Inhoudsindicatie

Herzieningsverzoek kinderopvangtoeslag (artikel 21a Awir en artikel 5a, onder a, van de Uitvoeringsregeling Awir). Nu de overschrijding van de vijfjaarstermijn waarbinnen een verzoek om herziening kan worden gedaan geheel te wijten is aan de handelwijze van verweerder, is verweerder gehouden het verzoek te behandelen alsof het tijdig, dus binnen de vijfjaarstermijn, is gedaan. Verweerder moet met inachtneming daarvan een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. (Beroep gegrond.)

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/11245

en

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 11 te noemen besluit bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 4 november 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting (enkelvoudige kamer) heeft plaatsgevonden op 20 maart 2015. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers] .

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak vervolgens verwezen naar een meervoudige kamer.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Op 15 oktober 2007 heeft eiseres voor het jaar 2007 een aanvraag kinderopvangtoeslag ingediend. Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt deze aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor de daaropvolgende berekeningsjaren.

2. Verweerder heeft bij besluit van 4 december 2007 aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag 2008 van € 5.118 toegekend.

3. Met dagtekening 20 augustus 2008 heeft eiseres een wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag ingediend. Bij besluit van 4 september 2008 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien naar € 6.138.

4. Met dagtekening 26 oktober 2008 heeft eiseres een wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag ingediend. Bij besluit van 14 november 2008 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien naar € 7.896.

5. Verweerder heeft bij brief van 30 juni 2009 eiseres verzocht om informatie over de kinderopvangkosten te verstrekken en een jaaroverzicht kinderopvang 2008 te overleggen. Eiseres heeft als reactie hierop met dagtekening 5 juli 2009 het ingevulde antwoordformulier en jaaropgaven 2008 van de gastouderbureaus [namen] kinderdagverblijven toegezonden.

6. Verweerder heeft bij brief van 23 december 2013 eiseres verzocht om aanvullende informatie. Hierbij is eiseres gevraagd naar een overzicht van alle financiële transacties met betrekking tot de kinderopvang via de gastouderbureaus [namen] en naar schriftelijke overeenkomsten. Eiseres heeft hierop met dagtekening 1 januari 2014 gereageerd middels retourzending van het ingevulde antwoordformulier. Daarbij heeft eiseres tevens de jaaropgaven 2008 van de gastouderbureaus [namen] , de overeenkomst met gastouderbureau [namen] en rekeningafschriften gevoegd.

7. Bij brief van 10 maart 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de door eiseres toegezonden gegevens niet volledig of niet juist zijn en is een schriftelijke overeenkomst met [namen] bij eiseres opgevraagd. Eiseres heeft als reactie hierop het ingevulde antwoordformulier en de jaaropgave 2008 van [namen] toegezonden.

8. Bij brief van 23 april 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij geen volledige reactie heeft gegeven op het verzoek om informatie en dat hij over onvoldoende informatie beschikt om vast te stellen of eiseres recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2008. Tevens is de definitieve berekening aangekondigd in de brief.

9. Verweerder heeft bij besluit van 13 mei 2014 de kinderopvangtoeslag 2008 definitief berekend en vastgesteld op € 1.191, op basis van de gegevens uit de jaaropgave van [namen] . Eiseres heeft tegen de definitieve berekening geen bezwaar gemaakt.

10. Met dagtekening 23 september 2014 heeft eiseres verweerder verzocht om de bij de definitieve berekening toegekende kinderopvangtoeslag 2008 te herzien. Daarbij heeft eiseres onder meer de overeenkomst met gastouderbureaus [namen] toegezonden. Het verzoek luidt als volgt.

“Eind 2013 kreeg ik van u het verzoek stukken aan te leveren om aan te tonen dat wij recht hadden op kinderopvangtoeslag in 2008. Ik heb de meeste stukken bij u aan kunnen leveren maar het contract met [namen] kon ik zo snel niet vinden. Dit resulteerde in een definitieve berekening van jullie kant met een te betalen bedrag van € 6 705. Dit betaal ik nu in maandelijkse termijnen van € 280.

Ik ben hard op zoek gegaan om het contract alsnog boven water te krijgen en dat is gelukt, zie bijgaande kopie. Ik heb voor de volledigheid ook de plaatsingsovereenkomsten van [namen] en [namen] toegevoegd zodat u alle contracten over 2008 compleet hebt.

Ik vertrouw er op dat ik nu alsnog heb kunnen aantonen dat wij wel degelijk recht hadden op kinderopvangtoeslag in 2008 en dat u ons een nieuwe definitieve berekening zult doen toekomen.”

11. Bij besluit van 2 oktober 2014 heeft verweerder het verzoek van eiseres om herziening van de kinderopvangtoeslag 2008 afgewezen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het verzoek om herziening is ingediend nadat vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft. Het daartegen gerichte bezwaar van eiseres heeft verweerder op dezelfde grond ongegrond verklaard.

Geschil 12.In geschil is of verweerder het verzoek om herziening terecht en op de juiste gronden heeft afgewezen.

13. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder het verzoek om herziening op onjuiste gronden heeft afgewezen.

14. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

Beoordeling van het geschil

15. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in beginsel terecht aanvoert dat ingevolge het bepaalde in artikel 21a Awir, in samenhang bezien met artikel 5a, onder a, van de Uitvoeringsregeling Awir, een toegekende tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden niet wordt herzien indien vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft. In het onderhavige geval eindigde deze vijfjaarstermijn op 31 december 2013.

16. Daarnaast overweegt de rechtbank echter als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 19 Awir, had de definitieve tegemoetkoming in beginsel moeten worden vastgesteld uiterlijk omstreeks 31 december 2009. Verweerder heeft eerst bij brief van 30 juni 2009 eiseres verzocht om informatie over de kinderopvangkosten te verstrekken en een jaaroverzicht kinderopvang 2008 te overleggen, op welk verzoek eiseres op 5 juli 2009 heeft gereageerd. Vervolgens heeft verweerder pas op 23 december 2013 verzocht om aanvullende informatie. Daarmee heeft verweerder al vrijwel de gehele termijn waarin eiseres om herziening kon vragen, laten verstrijken zonder de toeslag definitief vast te stellen. Vervolgens heeft verweerder, pas ná het verstrijken van de herzieningstermijn, de definitieve tegemoetkoming kinderopvangtoeslag 2008 vastgesteld. Verweerder heeft geen verklaring gegeven waarom de definitieve tegemoetkoming niet is vastgesteld binnen de termijn van artikel 19 Awir en waarom eiseres daar niet schriftelijk van in kennis is gesteld, zoals wettelijk is vereist. Evenmin heeft verweerder een verklaring gegeven voor de lange periode (juli 2009 tot december 2013) waarin het zijnerzijds stil is gebleven.

17. Gelet op al de onder 16 genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk eiseres tegen te werpen dat zij haar herzieningsverzoek te laat, namelijk buiten de bewuste vijfjaarstermijn, heeft ingediend. Dat de vijfjaarstermijn is overschreden, is immers, naar blijkt uit de voornoemde omstandigheden, geheel te wijten aan de handelwijze van verweerder. Onder deze omstandigheden is verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden het herzieningsverzoek te behandelen alsof het tijdig, dus binnen de vijfjaarstermijn, is gedaan.

18. Het voorstaande betekent dat verweerder het herzieningsverzoek op onjuiste gronden heeft afgewezen en dus ook op onjuiste gronden het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

19. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en behoort het bestreden besluit te worden vernietigd. De rechtbank zal bepalen dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit neemt.

Proceskosten

20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gesteld of gebleken.

Beslissing

Rechtsmiddel