Rechtbank Den Haag, 25-10-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13230, AWB - 16 _ 1133
Rechtbank Den Haag, 25-10-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13230, AWB - 16 _ 1133
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2016
- Datum publicatie
- 14 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:13230
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 1133
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Extrapolatie van onderzoeksresultaten naar andere jaren.
De administratie van eiseres over het jaar 2008 werd gecontroleerd door middel van het trekken van een steekproef. Verweerder heeft de onderzoeksresultaten geëxtrapoleerd naar 2009 en op basis daarvan een naheffingsaanslag voor dat jaar opgelegd. In geschil is of dit terecht is.
De rechtbank oordeelt dat extrapolatie naar andere jaren alleen mogelijk is indien op grond van empirisch bewijs kan worden aangenomen dat die jaren een constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie of op voorhand vaststaat dat de data in die jaren in dezelfde mate juist of onjuist zijn als die van het onderzochte jaar. Omdat verweerder de mogelijkheid had om het vereiste empirisch onderzoek uit te voeren, maar dit heeft nagelaten, is extrapolatie in dit geval niet mogelijk. Beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/1133
(gemachtigde: mr. drs. R. Brouwer),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter grootte van € 711.500 en bij daartoe strekkende beschikkingen een boete opgelegd van € 4.920 en € 102.070 heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 2 januari 2016 de naheffingsaanslag en de heffingsrente verminderd tot respectievelijk € 564.527 en € 80.986 en de boete gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2016.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 5] , bijgestaan door [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] , [persoon 9] en [persoon 10] .
Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het beroep van eiseres betreffende de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2008, zaaknummer SGR 16/1132. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in die zaak, wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
Overwegingen
Feiten
1. Op 13 augustus 2013 is verweerder begonnen aan een boekenonderzoek bij eiseres. Van dit onderzoek is op 26 november 2015 het controlerapport uitgebracht waarin onder meer het volgende is vermeld:
“2.2 Verloop boekenonderzoek
Op 15 april 2013 is de aankondigingsbrief voor een boekenonderzoek aan [eiseres] verzonden. Op 15 april 2013 is in overleg met (…) STEP afgesproken, dat STEP niet alleen een steekproef zou trekken ten behoeve van de door STEP ingediende suppletie maar ook voor het door [verweerder] uit te voeren boekenonderzoek. Op 8 mei 2013 heeft STEP daarvoor een aanvullende opdracht ontvangen van [eiseres].
(…)
4 Steekproef
Uitgangspunten
Op 13 december 2012 heeft Step namens [eiseres] een suppletie voor de aangiften BCF en BTW voor de jaren 2007 tot en met 2011 ingediend. [Eiseres] heeft aan STEP een aanvullende opdracht gegeven om de suppletie door STEP te laten toetsen door middel van een steekproef. In overleg tussen [eiseres] en [verweerder] is besloten om STEP een steekproef te laten uitvoeren op alle BTW mutaties van 2008 ter toetsing van de genoemde suppletie én als basis voor de door [verweerder] uit te voeren controle over 2008.
(…)
Uit de tabel volgt een materialiteit van (…) € 240.000. (…) Ter voorkoming (…) is (…) afgesproken om de controletolerantie te stellen op 60% van de materialiteit zijnde € 144.000. Hierbij bedraagt het interval € 48.000.
(…)
Outplacement
Het boekstuk (…) betreft een factuur voor (…) de begeleiding van een wethouder naar een andere baan. De op de factuur vermelde BTW bedraagt € 1.387. (…)
De foutfractie voor de voorbelasting bedraagt 0,02.
(…)
Tennisvereniging
(…) De gemeente heeft de BTW ad € 1.743,22 in eerste instantie als kostprijsverhogend geboekt. De omzetbelasting begrepen in de factuur wordt door STEP ten onrechte in haar suppletie gecorrigeerd in de te claimen voorbelasting (…).
De foutfractie voor de voorbelasting bedraagt 1.
(…).
Sportpark [naam van sportpark 1]
De omzetbelasting vermeld op de facturen (…) is door de gemeente volledig gecompenseerd. (…) € 15.087,67 BTW betreft de aanleg van een hockeyveld van kunstgras (…) en (…) € 9.238 BTW betreft de aanleg van nutsvoorzieningen (…).
(…)
De foutfractie voor de vooraftrek bedraagt 0. (…).
Sportpark [naam van sportpark 2]
Het boekstuk (…) betreft een factuur van voetbalvereniging (…) voor verrichte beheer- en onderhoudswerkzaamheden (…). De voetbalvereniging brengt (…) € 42.221,97 (exclusief € 8.022,18 BTW) in rekening. De gemeente verwerkt de BTW als vooraftrek in de aangifte omzetbelasting. (…).
De foutfractie voor de vooraftrek bedraagt 1. (…).
Sportpark [naam van sportpark 3]
Het boekstuk (…) betreft een factuur voor de aanleg van een kunstgrasveld (…). De (…) BTW ad € 79.272,20 is in eerste instantie als kostenverhogend geboekt. In de suppletie van STEP is de BTW van de factuur alsnog volledig aangemerkt als vooraftrek. (…)
Omdat de factuur 2 keer getrokken is bedraagt de foutfractie voor de fiscale behandeling 2. De foutfractie voor de voorbelasting bedraagt 2. (…).
Zwembad [naam van zwembad]
(…) De op de facturen vermelde BTW respectievelijk € 811,30 en € 1.550,40 is als vooraftrek in de aangifte omzetbelasting verwerkt. (…)
De foutfractie voor de voorbelasting bedraagt 2. (…).
Steekproefevaluatie
(…)
De maximale fout binnen de populatie bedraagt € 1.763.674 en overstijgt daarmee het bedrag van de materialiteit (€ 240.000). Onder deze omstandigheden kan de onderzochte populatie – als gevolg van de daarin voorkomende fouten – niet worden goedgekeurd.
(…)
Gevolgschade per belastingmiddel
(…)
De gevolgschade kan berekend worden door per middel de som van de berekende foutfractie te vermenigvuldigen met het interval ad € 48.000.
Gevolgen voor 2007 en 2009 tot en met 2012
Gezien de aard en omvang van de bevindingen is het aannemelijk dat fouten zich ook in de jaren 2007 en 2009 tot en met 2011 hebben voorgedaan. Voor zover [verweerder] dit na kon gaan hebben er bij de gemeente (nagenoeg) geen veranderingen plaats gevonden in de aard en omvang van de activiteiten, de administratieve organisatie en het personeel. In 2012 zijn er voor wat betreft de sportactiviteiten wel aanzienlijke wijzigingen door gevoerd. Principieel biedt [verweerder] aan [eiseres] gedurende het onderzoek gelegenheid om onderzoek te doen naar de exacte omvang van het bedrag aan fouten voor de jaren 2007 en 2009 tot en met 2011.
Aangezien [eiseres] hiervan geen gebruik wil maken zal op basis van de uitkomsten van getrokken steekproef over 2008 per belastingmiddel de gevolgschade voor 2007 en 2009 tot en met 2011 berekend worden door middel van een zogenaamde extrapolatie.”
2. Paragraaf 5.1.2 van het controlerapport bevat een overzicht van de over 2007 tot en met 2011 na te heffen bedragen. Dit overzicht vermeldt een foutpercentage van 44,56. Voor het jaar 2009 is vermeld dat € 905.977 op aangifte aan voorbelasting is teruggevraagd en daarvan via een suppletieaangifte € 290.095 weer is aangegeven. De naheffing over 2009 wordt aldus nader vastgesteld op € 290.095 + (44,56% van (905.977 -/- 290.095))= € 564.527.
Geschil 3. In geschil is of de naheffingsaanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil:
a. a) of de steekproef voldoende betrouwbaar is om op basis van de uitkomsten daarvan een naheffingsaanslag op te leggen;
b) of de uitkomsten van het boekenonderzoek kunnen worden geëxtrapoleerd naar het jaar 2009.
Indien op de geschilpunten a en b bevestigend moet worden beslist, is in geschil:
c) of de bevindingen die zijn vermeld in de paragrafen 4.2.6 (outplacement), 4.2.8 (Tennisvereniging), 4.2.10 (Sportpark [naam van sportpark 2] ), 4.2.11 (Sportpark [naam van sportpark 3] ) en 4.2.12 ( [naam van zwembad] ) van het controlerapport juist zijn;
d) of ter zake van Sportpark [naam van sportpark 1] , zoals vermeld in paragraaf 4.2.9 van het controlerapport, nog recht op aftrek van voorbelasting bestaat;
e) of de boete terecht is opgelegd;
f) of eiseres recht heeft op integrale vergoeding van de proceskosten.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de steekproef onvoldoende betrouwbaar is om een naheffingsaanslag op te leggen en dat de voor het jaar 2008 opgedane bevindingen niet kunnen worden geëxtrapoleerd naar het jaar 2009.
Aangaande geschilpunt c) stelt eiseres zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 207.287 (€ 689 voor outplacement, € 34.433 voor de Tennisvereniging, € 34.433 voor Sportpark [naam van sportpark 2] , € 68.866 voor Sportpark [naam van sportpark 3] en € 68.866 voor het [naam van zwembad] ) en aangaande geschilpunt d) dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 68.866.
Aangaande geschilpunt e) stelt eiseres zich op het standpunt dat de boete moet worden vernietigd en aangaande geschilpunt f) dat zij recht heeft op integrale vergoeding van de proceskosten.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld alsnog de correctie inzake het [naam van zwembad] terug te nemen en dat de boete moet vervallen omdat ten onrechte een vergrijpboete in plaats van een verzuimboete is opgelegd. Voor het overige dient de naheffingsaanslag te worden gehandhaafd. Eiseres heeft volgens verweerder geen recht op integrale vergoeding van proceskosten.
6. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 288.374 (€ 564.527 /- 207.287 -/- € 68.866), tot vernietiging van de boetebeschikking en tot veroordeling van verweerder in de proceskosten van € 41.760, exclusief omzetbelasting of € 50.529,60 inclusief omzetbelasting.
7. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 495.661 (€ 564.527 -/- € 68.866), tot vernietiging van de boetebeschikking en tot een forfaitaire proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Beoordeling van het geschil
Extrapolatie
8. Het extrapoleren van resultaten van een in een bepaald jaar gehouden onderzoek naar andere jaren is mogelijk, als er voldoende grond is om aan te nemen dat die jaren een constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie of op voorhand vaststaat dat de data in die jaren in dezelfde mate juist of onjuist zijn als die van het onderzochte jaar. Een dergelijke omstandigheid kan zonder empirisch bewijs niet als juist worden aangenomen. Zijn er voldoende mogelijkheden om een dergelijk empirisch onderzoek uit te voeren, dan is het extrapoleren zonder nader onderzoek niet toelaatbaar.
9. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het jaar 2008 en verweerder heeft de uitkomsten van het onderzoek van het jaar 2008 geëxtrapoleerd naar 2009, met als argument dat de handelwijze van eiseres gedurende de jaren 2008 en de daaropvolgende jaren steeds dezelfde is geweest en voor die jaren dus kan worden uitgegaan van de fouten die zijn gevonden voor het jaar 2008. Eiseres heeft dit gemotiveerd weersproken en heeft, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden aangenomen dat de jaren 2008 en de daarop volgende geen constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie. Uit hetgeen partijen daartoe over en weer hebben aangevoerd leidt de rechtbank af dat de administratie over het jaar 2009 voor controle beschikbaar was. Verweerder had dus de mogelijkheid om het in 8 bedoelde empirisch onderzoek uit te voeren. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat de extrapolatie niet toelaatbaar is. De naheffingsaanslag is daarom, voor zover die het gevolg is van de extrapolatie, ten onrechte is opgelegd. Daarmee behoeft hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de geschilpunten a, c en d geen beoordeling meer.
Boete
10. Aangaande de boete sluit de rechtbank zich aan bij het inmiddels gelijkluidend standpunt van partijen dat de boete moet vervallen.
Heffingsrente
11. Tegen de heffingsrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat die naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht. Wel moet de heffingsrente overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag worden verminderd.
Slotconclusie
12. Gelet op het voorstaande is het beroep gegrond, dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot het bedrag van de suppletieaangifte van € 290.095, dient de heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd en dient de boetebeschikking te worden vernietigd.
Proceskosten en griffierecht
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding omdat verweerder in de met deze zaak samenhangende zaak met zaaknummer SGR 16/1132 is veroordeeld in de proceskosten.
14. Zowel voor deze zaak als voor de zaak met zaaknummer SGR 16/1132 is € 334 griffierecht geheven. Omdat het gaat om samenhangende zaken is de rechtbank van oordeel dat dat voor de onderhavige zaak ten onrechte is gebeurd. De rechtbank zal de griffier daarom opdragen het voor deze zaak betaalde griffierecht aan eiseres terug te betalen.