Home

Rechtbank Den Haag, 23-05-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13916, AWB - 15 _ 6542

Rechtbank Den Haag, 23-05-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13916, AWB - 15 _ 6542

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
23 mei 2016
Datum publicatie
19 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2016:13916
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6542

Inhoudsindicatie

Een voormalige telersvereniging verkoopt haar activa aan haar voormalige leden en aan anderen, onder wie eiseres. Eiseres verhuurt de activa aan degenen die de activa eerder in bruikleen hadden van de telersvereniging. Eiseres vraagt de door de telersvereniging aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting terug. Verweerder weigert dit omdat sprake zou zijn van de overgang van een algemeenheid van goederen. In geschil is of het standpunt van verweerder juist is en of eiseres recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Op basis van alle feiten en omstandigheden van het geval oordeelt de rechtbank dat van een algemeenheid van goederen geen sprake is. Het beroep is in zoverre gegrond. Van overschrijding van de redelijke termijn is echter geen sprake en het verzoek schadevergoeding wordt daarom afgewezen

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 15/6542

(gemachtigde: mr. M.D.J. van der Wulp LLM),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Midden en kleinbedrijf, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 19 juli 2013 verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2013 tot en met 30 juni 2013 ten bedrage van € 725.105 (het teruggaafverzoek).

Bij beschikking van 29 december 2013 heeft verweerder de teruggaaf vastgesteld op € 659 (de teruggaafbeschikking).

Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak van 30 juli 2015 afgewezen.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2016.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [X]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 1], [vertegenwoordiger 2], [vertegenwoordiger 3] en [vertegenwoordiger 4].

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op 30 december 2011. Volgens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van eiseres uit het kopen en verkopen van projecten of onderdelen daarvan, waarbij onder projecten onder meer wordt begrepen: het bouwen van complete of delen van (tuinbouw)complexen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoeringen.

2. Het teruggaafverzoek ziet in hoofdzaak op facturen uit juni 2013 afkomstig van de Coöperatie Telersvereniging [Coöperatie Telersvereniging] ([Coöperatie Telersvereniging]), waarop [Coöperatie Telersvereniging] in totaal een vergoeding van € 4.177.174 en een bedrag van € 725.623 aan omzetbelasting (de voorbelasting) in rekening heeft gebracht aan eiseres voor de levering van verschillende installaties en goederen (de activa).

3. Bij e-mailbericht 13 van december 2013 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat het teruggaafverzoek wordt afgewezen voor zover dit betrekking heeft op de facturen van [Coöperatie Telersvereniging]. Verweerder stelt daarin dat zowel [Coöperatie Telersvereniging] als eiseres de activa exploiteren via een vorm van verhuur en dat de verkoop daarvan de overgang van een algemeenheid van goederen in de zin van artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) vormt. Er is daarom ten onrechte omzetbelasting op de facturen vermeld.

4. [Coöperatie Telersvereniging] was een in eerste instantie door het [telersvereniging] ([telersvereniging]) erkende telersvereniging met ongeveer 75 leden, bestaande uit producenten in de glastuinbouw (de leden). De productie van de leden werd via [Coöperatie Telersvereniging] respectievelijk dochtervennootschappen van [Coöperatie Telersvereniging] verkocht.

5. In 2012 heeft [Coöperatie Telersvereniging] diverse machines en installaties aangekocht die zij vervolgens tegen vergoeding aan haar leden ter beschikking heeft gesteld. De leden verstrekten aan [Coöperatie Telersvereniging] leningen ten behoeve van die aankopen. In het kader van die aankopen heeft [Coöperatie Telersvereniging] verzocht om subsidies ter zake van de gemeenschappelijke marktordening Groenten en fruit (GMO-subsidies).

6. Met de desbetreffende leden heeft [Coöperatie Telersvereniging] raamovereenkomsten en GMO-overeenkomsten gesloten waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vermeld:

“(G) Alle Kosten komen voor rekening van [het lid], tenzij anderszins is bepaald. Alle risico’s betreffende een Faciliteit komen voor risico van [het lid], tenzij anderszins is bepaald.

(H) De Kosten komen voor maximaal 50% in aanmerking voor GMO-Subsidie. [Coöperatie Telersvereniging] zal de GMO-Subsidie aanvragen bij de GMO-Instantie.

(I) [het lid] dient aan [Coöperatie Telersvereniging] een Eigen Bijdrage te betalen gelijk aan de in totaal door [Coöperatie Telersvereniging] te ontvangen GMO-Subsidie. De Eigen Bijdrage wordt betaald door [het lid] door middel van inhouding door [Coöperatie Telersvereniging] op de door [het lid] gegenereerde verkoopomzet bij een of meer (middellijke) dochtervennootschappen van [Coöperatie Telersvereniging], die de door [het lid] geteelde zaken verkopen. Deze inhouding wordt door [Coöperatie Telersvereniging] namens [het lid] aan het Hoofd-Actiefonds betaald. Betaling van de Eigen Bijdrage door [het lid]mag niet plaatsvinden door middel van verrekening met de Voorfinanciering.

(J) De Kosten kunnen worden uitgesplitst in de volgende vier elementen: (i) de door [Coöperatie Telersvereniging] verschuldigde, terugvraagbare omzetbelasting, (ii) de door [Coöperatie Telersvereniging] begrote, nog te ontvangen GMO-Subsidie, (iii) de door [Coöperatie Telersvereniging] begrote, nog te ontvangen Eigen Bijdrage en (iv) de eigen middelen van [het lid].

(K) [Het lid] moet [Coöperatie Telersvereniging] in de gelegenheid stellen om alle Kosten tijdig en volledig te kunnen voldoen aan haar schuldeisers. Derhalve moet [het lid] altijd voordat [Coöperatie Telersvereniging] (enig deel van) de Kosten moet hebben voldaan aan haar schuldeiser een gelijk bedrag hebben betaald aan het Sub-Actiefonds.

(L) De betaling aan [Coöperatie Telersvereniging] als bedoeld in overweging (K) geldt als een lening van [het lid] aan [Coöperatie Telersvereniging] voor zover de betaling ziet op: (i) de door [Coöperatie Telersvereniging] verschuldigde, terugvraagbare omzetbelasting, (ii) de door [Coöperatie Telersvereniging] begrote, nog te ontvangen GMO-Subsidie en (iii) de door [Coöperatie Telersvereniging] begrote, nog te ontvangen Eigen Bijdrage. Deze lening wordt hierna genoemd: de “Voorfinanciering”.

(M) Omdat de omzetbelasting pas na betaling kan worden teruggevraagd bij de Belastingdienst, dient de door [Coöperatie Telersvereniging] te betalen omzetbelasting inbegrepen in de Kosten te worden voorgefinancierd door [het lid].

(. . .)

(P) De Voorfinanciering wordt in de loop van en/of aan het einde van het GMO-Project terugbetaald door [Coöperatie Telersvereniging] aan [het lid].

(Q) Indien op enig moment blijkt dat minder dan begroot of geen GMO-Subsidie wordt verstrekt aan [Coöperatie Telersvereniging] of de Eigen Bijdrage lager is dan van te voren was ingeschat wegens tegenvallende gegenereerde verkoopomzet, komt dit voor rekening en risico van [het lid]."

7. [Coöperatie Telersvereniging] is uiteindelijk, na interventie door de Europese Commissie, door het [telersvereniging] niet langer erkend als telersvereniging, waardoor [Coöperatie Telersvereniging] geen GMO-subsidies (meer) kan ontvangen. In de maanden mei tot en met juli 2013 heeft [Coöperatie Telersvereniging] daarom de door haar aangeschafte machines en installaties verkocht en geleverd aan zowel individuele leden (in totaal 29) als aan 13 andere entiteiten, onder wie eiseres. De bij 2 vermelde facturen zien op deze leveringen.

8. Eiseres heeft de activa gekocht die door [Coöperatie Telersvereniging] ter beschikking waren gesteld aan [B.V. 1] B.V., [B.V. 2] B.V., [B.V. 3] B.V. en [B.V. 4] B.V. (de telers). De verkoopprijs van de activa is bepaald op de aanschafprijs die [Coöperatie Telersvereniging] heeft betaald minus de door de telers aan [Coöperatie Telersvereniging] op grond van de onder 6 genoemde raam- en GMO-overeenkomsten betaalde eigen bijdrage. De voor deze aankoop benodigde gelden heeft eiseres geleend van de telers. Ten behoeve van de telers heeft eiseres een pandrecht gevestigd ter zekerheid van haar verplichtingen uit hoofde van de geldlening. Voorts is eiseres met de telers overeengekomen dat zij de activa tegen vergoeding van een huurprijs huren en dat zij een eerste recht van koop hebben van de activa. Eiseres heeft met iedere teler afzonderlijk een overeenkomst van geldlening/akte van verpanding/huurovereenkomst/koopoptie/terugkoop-verplichting gesloten (de overeenkomst) voor de duur van één jaar, die in beginsel jaarlijks wordt verlengd.

9. Eiseres heeft de onder 2 vermelde bedragen aan [Coöperatie Telersvereniging] betaald. [Coöperatie Telersvereniging] heeft de betreffende omzetbelasting niet vermeld in haar aangifte omzetbelasting voor de maand juni 2013 en heeft deze omzetbelasting nimmer voldaan.

Geschil 10. In geschil is de vraag of de overgang van de activa van [Coöperatie Telersvereniging] naar eiseres aan te merken is als een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB en eiseres daarom geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting, welke vraag eiseres ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt. Subsidiair stelt eiseres dat op grond van paragraaf 3.5.2 van het besluit van 27 juni 2012, nr. BLKB 2012/477M en het vertrouwensbeginsel de verzochte teruggaaf alsnog verleend dient te worden. Meer subsidiair stelt eiseres dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat aan alle andere entiteiten die vergelijkbare contracten hebben gesloten met [Coöperatie Telersvereniging] wel teruggaaf is verleend.

Beoordeling van het geschil 11. Eiseres heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. Op haar rust dan de last aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor teruggaaf is voldaan. Eiseres beschikt over facturen afkomstig van een ondernemer ([Coöperatie Telersvereniging]) waarop omzetbelasting is vermeld ter zake van de levering van activa en verweerder heeft niet weersproken dat die facturen door eiseres geheel zijn voldaan. Tussen partijen is overigens ook niet in geschil dat de activa daadwerkelijk aan eiseres zijn geleverd. Gezien het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2011, 43 813, ECLI:NL:HR:2011:BU6535, moet het, behoudens tegenbewijs, ervoor worden gehouden dat eiseres, degene is aan wie [Coöperatie Telersvereniging] de leveringen heeft verricht in de zin van artikel 15, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet OB. Niet in geschil is dat eiseres de activa tegen vergoeding heeft verhuurd aan de telers. Aangezien eiseres daarmee een handeling heeft verricht waarvoor overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 1, aanhef, en letter a van de Wet OB recht op aftrek bestaat, heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij recht op teruggaaf heeft van de op de door [Coöperatie Telersvereniging] uitgereikte facturen vermelde omzetbelasting.

12. De bewijslast dat desalniettemin geen recht op aftrek van de voorbelasting bestaat, omdat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB, rust op verweerder. Daarvoor voert verweerder – kort samengevat – aan dat voor de telers geen verschil is opgetreden bij het gebruik van de goederen. De overeenkomst voorziet in de voortgezette blijvende terbeschikkingstelling van de activa aan de telers. Eiseres reikt jaarlijks huurnota’s uit aan de telers en de activa zijn voor, tijdens en na de overdracht daarvan aan eiseres in gebruik gebleven bij de telers. Verweerder stelt dat [Coöperatie Telersvereniging] op instigatie van de telers de activa heeft doen overgaan op eiseres met het oog op de voortgezette exploitatie daarvan en dat aldus een autonome economische activiteit is overgedragen. Aan de overeenkomst moet voorbij worden gegaan omdat deze materieel hetzelfde is als de tussen [Coöperatie Telersvereniging] en de telers gesloten raam- en GMO-overeenkomsten.

13. Onder een overgang van een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB moet worden verstaan de overdracht van een handelszaak of van een autonoom bedrijfsonderdeel met lichamelijke en eventueel ook onlichamelijke zaken, welke tezamen een onderneming of een gedeelte van een onderneming vormen waarmee een autonome economische activiteit kan worden uitgeoefend, waarbij de verkrijger de bedoeling moet hebben om de aldus overgedragen handelszaak of het bedrijfsonderdeel te exploiteren (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 november 2003, Zita Modes Sàrl, C-497/01, ECLI:EU:C:2003:644, punten 40 en 46, en het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2014, nr. 12/01836, ECLI:NL:HR:2014:834).

14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB. Tussen partijen is niet in geschil dat er uitsluitend activa zijn overgegaan. Deze activa zijn weliswaar door en bij de telers onafgebroken in gebruik geweest, maar dat is onvoldoende om te concluderen dat eiseres (een gedeelte van) de onderneming van [Coöperatie Telersvereniging] overneemt. Verweerder heeft, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan door eiseres, niet aannemelijk gemaakt dat de huurovereenkomst in feite hetzelfde is als de raam- en GMO-overeenkomsten die [Coöperatie Telersvereniging] met de telers had afgesloten. Immers, ter zitting heeft eiseres, onweersproken door verweerder, verklaard dat de huurprijzen die eiseres in rekening brengt aan de telers lager zijn dan de door [Coöperatie Telersvereniging] in rekening gebrachte gebruikersvergoedingen en dat de tussen eiseres en de telers overeengekomen overeenkomsten zijn aangegaan voor (telkens) één jaar, terwijl [Coöperatie Telersvereniging] met de telers overeenkomsten heeft gesloten voor de duur van vijf jaar. Tevens heeft eiseres, onvoldoende weersproken door verweerder, gesteld dat eiseres niet dezelfde positie heeft gekregen als [Coöperatie Telersvereniging]. Anders dan [Coöperatie Telersvereniging] is eiseres geen telersvereniging en zij is evenmin betrokken bij de verkoop van de productie van de telers.

Gezien het voorgaande is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 37d van de Wet OB en heeft eiseres recht op teruggaaf van de voorbelasting. De subsidiaire en meer subsidiaire stellingen van eiseres behoeven daarmee geen behandeling.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de teruggaafbeschikking ten onrechte op € 659 is gesteld en dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.486 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek,

1. punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).

Vergoeding van immateriële schade

17. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in de arresten van de Hoge Raad van

10 juni 2011, nrs. 09/02639, 09/05112 en 09/05113, ECLI:NL:HR:2011:BO5046, BO5080 en BO5087.

18. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in de arresten van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37 984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006 en 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR: 2016:252. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt, indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.

19. Het op 4 februari 2014 gedagtekende bezwaarschrift is door verweerder op

5 februari 2014 ontvangen. Het bezwaarschrift bevat niet de gronden van het bezwaar. Bij brief van 27 juni 2014, door verweerder ontvangen op 30 juni 2014, heeft eiseres het bezwaar gemotiveerd.

20. Gelet op het onder 3 vermelde e-mailbericht beschikte eiseres vanaf 13 december 2013 over de gegevens waarop verweerder het weigeren van de teruggaaf heeft gebaseerd, zodat zij ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift over voldoende door verweerder verstrekte gegevens beschikte om een gemotiveerd bezwaarschrift te kunnen indienen. Daarom zal de rechtbank voor de bepaling van de overschrijding van de redelijke termijn uitgaan van de aanvangsdatum 30 juni 2014, zijnde de datum waarop verweerder het gemotiveerde bezwaarschrift heeft ontvangen. Op de datum van deze uitspraak is dan ook nog geen twee jaar verstreken, waardoor de redelijke termijn niet is overschreden. Er is dan ook geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.

Beslissing

Rechtsmiddel