Rechtbank Den Haag, 08-12-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15731, AWB - 16 _ 2749
Rechtbank Den Haag, 08-12-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15731, AWB - 16 _ 2749
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 december 2016
- Datum publicatie
- 21 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:15731
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 2749
Inhoudsindicatie
Ter zitting heeft de rechtbank met partijen de in het informatieverzoek vermelde punten doorgenomen. Daaruit is het volgende komen naar voren gekomen:
- documentatie vermeld onder punt 1 is niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 2 is niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 3 is niet compleet aangeleverd;
- vraag vermeld onder punt 4 is mogelijk beantwoord;
- documentatie vermeld onder punt 5 is mogelijk aangeleverd, voor zover betrekking hebbend op
(. . .);
- documentatie vermeld onder punten 6 tot en met 9 met betrekking tot (. . .) is niet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 10 is mogelijk niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punten 11, 12 en 13 is niet aangeleverd.
In geschil is of verweerder terecht de informatiebeschikking heeft gegeven.
Uit het voorgaande blijkt dat eiser het merendeel van de vragen en documentatie niet dan wel onvolledig heeft verstrekt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee aannemelijk gemaakt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang zouden kunnen zijn, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, in samenhang met artikel 49, eerste lid, van de Awr. Eiser heeft, met hetgeen hij daarvoor heeft aangevoerd, geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. In zoverre is de informatiebeschikking terecht gegeven en is het beroep ongegrond. Ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de Awr zal de rechtbank een nieuwe termijn vaststellen om te voldoen aan de informatieverplichting.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/2749
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 21 september 2015 ten aanzien van eiser met betrekking tot de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 tot en met 2014 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 februari 2016 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2016.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is (on)middellijk aandeelhouder van een aantal vennootschappen, waaronder [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. ( [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] Inc. Eiser heeft in de periode 17 april 2008 tot 21 februari 2012 niet ingeschreven gestaan in Nederland (vermelding in de GBA: adres onbekend).
2. Verweerder heeft bij een boekenonderzoek bij een derde twee koopovereenkomsten met dagtekening 21 juni 2013 aangetroffen van onroerende zaken in Rotterdam. [bedrijf 1] B.V. was daarbij de kopende partij. Voorts heeft verweerder geconstateerd dat eiser met een zakenpartner in 2012 negen vennootschappen heeft opgericht. Omdat zowel eiser als de vennootschappen waarin eiser een belang hield bij verweerder verder onbekend waren heeft hij besloten bij eiser een bedrijfsbezoek af te leggen. Dat bezoek heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2013. Hiervan is een rapport, met dagtekening 26 november 2013, opgemaakt. Dat bedrijfsonderzoek richtte zich onder meer op de volgende onderdelen:
- de bedrijfsactiviteiten;
- de inrichting van de administratie;
- de totstandkoming van de aangiften inkomstenbelasting, omzetbelasting, loonheffingen en vennootschapsbelasting;
3. Naar aanleiding van de bevindingen van het bedrijfsbezoek is besloten een boekenonderzoek te starten. Daarbij is een overeenkomst aangetroffen, gedagtekend 14 april 2011, waarin eiser een Nederlands woonadres heeft doen opnemen. Voorts heeft verweerder geconstateerd dat een kind van eiser op [geboortedatum] 2011 in Nederland is geboren.
Deze constateringen in ogenschouw genomen hebben verweerder aanleiding gegeven om te veronderstellen dat eiser mogelijk eerder dan 21 februari 2012 (de datum waarop eiser weer in Nederland was ingeschreven) weer in Nederland is gaan wonen of Nederland nooit metterwoon heeft verlaten. Ter bepaling van de fiscale woonplaats van eiser in de jaren 2010 tot en met 2014 en voorts ter bepaling van de omvang van de fiscale verplichtingen van belanghebbende in die jaren, heeft verweerder op 7 juli 2015 een informatieverzoek aan eiser verzonden met het verzoek om uiterlijk 24 augustus 2015 alle daarin gevraagde informatie te verstrekken.
4. Nadat eiser - ook na het verlenen van uitstel - niet aan het informatieverzoek heeft voldaan heeft verweerder met dagtekening 21 september 2015 een informatiebeschikking gegeven wegens het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 47, eerste lid, en artikel 49, eerste lid, van de Awr (de plicht tot het verstrekken van inlichtingen).
De informatiebeschikking heeft betrekking op de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 tot en met 2014.
In de informatiebeschikking heeft verweerder het volgende opgenomen:
“Ik heb u in mijn informatieverzoek verzocht om mij de navolgende documentatie toe te zenden:
1. een overzicht van alle bankrekeningen die u in de periode 1 januari 2010 tot en met heden heeft aangehouden;
2. kopieën van alle bankafschriften van de door u bij Nederlandse banken aangehouden bankrekeningen over de periode 1 januari 2010 tot en met heden, alsmede kopieën van de vermogensoverzichten waaruit de waarden per ultimo jaren 2010 tot en met 2014 van de bij deze banken aangehouden vermogensbestanddelen blijken;
3. kopieën van alle bankafschriften van de door u bij buitenlandse aangehouden bankrekeningen over de periode 1 januari 2010 tot en met heden, alsmede kopieën van de vermogensoverzichten waaruit de waarden per ultimo jaren 2010 tot en met 2014 van de bij deze banken aangehouden vermogensbestanddelen blijken;
4. een overzicht van de binnenlandse en buitenlandse bankrekeningen die in de periode 1 januari 2010 niet op uw naam stonden maar waarvoor u wel over een machtiging beschikte;
5. kopieën van alle creditcardafschriften over de periode 1 januari 2010 tot en met heden;
6. documentatie waaruit blijkt dat u 51%-aandeelhouder bent van [bedrijf 3] lnc.;
7. documentatie waaruit blijkt wie de andere aandeelhouder(s) is/zijn van [bedrijf 3] lnc.;
8. een overzicht van uw stortingen op aandelen en uw andere investeringen in [bedrijf 3] Inc.;
9. een uittreksel uit de handelsregister van de Chamber of Commerce in de V.S. van [bedrijf 3] Inc. alsmede kopieën van de jaarstukken vanaf 2010 van [bedrijf 3] Inc.;
10. een overzicht van alle andere vennootschappen en andere rechtspersonen in Nederland en in het buitenland waarin u in de periode 1 januari 2010 tot en met heden middellijk of onmiddellijk (aandelen)belangen heeft of heeft gehad en/of waarvan u bestuurder was;
11. een specificatie van alle bedragen die in de periode 1 januari 2010 tot en met heden door [bedrijf 3] Inc. en de onder punt 10 bedoelde vennootschappen en andere rechtspersonen aan u op uw privé-bankrekeningen zijn overgemaakt en van alle bedragen die in die periode contant door u zijn opgenomen van bankrekeningen van of die anderszins aan u zijn verstrekt door [bedrijf 3] Inc en de onder punt 10 bedoelde vennootschappen en andere rechtspersonen;
11. Een overzicht van privé-uitgaven van u die zijn betaald door [bedrijf 3] lnc en de onder punt 10 bedoelde vennootschappen en andere rechtspersonen;
12. kopieën van alle bescheiden met betrekking tot lonen, rente, dividenden en overige inkomsten die u in de jaren 2010 tot en met 2014 uit Nederlandse en buitenlandse bronnen heeft genoten.
13. Een mutatieoverzicht van de schuld van u dan wel [bedrijf 1] inc. aan [persoon 2] uit hoofde van de met [persoon 2] gesloten leningsovereenkomst d.d. 15 mei 2013.
Daarnaast heb ik u verzocht om mij van alle relevante overige documentatie te voorzien aan de hand waarvan ik kan vaststellen dat u in 2010 en 2011 in het buitenland woonde.“
In de informatiebeschikking wordt vermeld dat eiser niet aan het informatieverzoek heeft voldaan.
5. Nadien heeft eiser - onder meer – bank/creditcardafschriften overgelegd ten name van [bedrijf 3] Inc, [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] en eiser.
Geschil 6. In geschil is of verweerder terecht de informatiebeschikking heeft gegeven.
7. Eiser neemt het standpunt in dat hij zich heeft ingespannen om zoveel mogelijk informatie aan verweerder te verstrekken. Hij is voorts van mening dat hij de gevraagde informatie thans ook goeddeels heeft aangeleverd.
8. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Er is voor het overgrote deel niet aan het informatieverzoek voldaan.
Beoordeling van het geschil
9. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de door hem gevraagde informatie voor de belastingheffing van eiser voor de jaren 2010 tot en met 2014 van belang kon zijn voor zowel de bepaling van de fiscale woonplaats van eiser als ook ter bepaling van de omvang van de fiscale verplichtingen alhier.
10. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen de in het onder 4 vermelde informatieverzoek vermelde punten doorgenomen. Daaruit is het volgende komen naar voren gekomen:
- documentatie vermeld onder punt 1 is niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 2 is niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 3 is niet compleet aangeleverd;
- vraag vermeld onder punt 4 is mogelijk beantwoord;
- documentatie vermeld onder punt 5 is mogelijk aangeleverd, voor zover betrekking hebbend op [bedrijf 2] en [bedrijf 1] B.V;
- documentatie vermeld onder punten 6 tot en met 9 met betrekking tot [bedrijf 3] Inc is niet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punt 10 is mogelijk niet compleet aangeleverd;
- documentatie vermeld onder punten 11, 12 en 13 is niet aangeleverd.
11. Uit het voorgaande blijkt dat eiser het merendeel van de vragen en documentatie niet dan wel onvolledig heeft verstrekt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee aannemelijk gemaakt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang zouden kunnen zijn, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, in samenhang met artikel 49, eerste lid, van de Awr. Eiser heeft, met hetgeen hij daarvoor heeft aangevoerd, geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. In zoverre is de informatiebeschikking terecht gegeven en is het beroep ongegrond. Ingevolge artikel 27e, tweede lid, van de Awr zal de rechtbank een nieuwe termijn vaststellen om te voldoen aan de informatieverplichting.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt eiser een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden om alsnog aan verweerder de in de informatiebeschikking gevraagde ontbrekende informatie te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2016.